ECLI:NL:RBOBR:2023:4421

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
C-01-383661 - HA ZA 22-378
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor schade door wegwerkzaamheden aan schoenenwinkel

In deze civiele zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], schadevergoeding van de gemeente Land van Cuijk als gevolg van wegwerkzaamheden die hun schoenenwinkel in [plaats] negatief beïnvloedden. De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, behandelde de zaak en wees op 30 augustus 2023 vonnis. De eisers stelden dat de gemeente hen onvoldoende had geïnformeerd over de planning van de werkzaamheden, wat hen hinderde in hun bedrijfsvoering en uiteindelijk leidde tot de sluiting van hun winkel in 2018. De gemeente voerde verweer en stelde dat de eisers niet-ontvankelijk waren in hun vorderingen, dan wel dat deze afgewezen moesten worden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente tijdig had gecommuniceerd over de werkzaamheden en dat de persoonlijke omstandigheden van de eisers, zoals hun leeftijd en gezondheid, tot het normale bedrijfsrisico behoorden. De rechtbank concludeerde dat de eisers geen recht hadden op schadevergoeding, omdat de schade voortkwam uit een combinatie van de wegwerkzaamheden en hun persoonlijke situatie. De vorderingen werden afgewezen en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, vastgesteld op € 4.436,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/383661 / HA ZA 22-378
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] en [eiser 2] ,
advocaat: mr. C.L.J.A. Spiertz te Heilig Landstichting,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LAND VAN CUIJK,
te Cuijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. A.H.J. Hofman te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 september 2022
- de akte vermindering van eis van [eiser 1] en [eiser 2] (het incident 843a is ingetrokken)
- de akte aanvulling gronden van [eiser 1] en [eiser 2]
- de mondelinge behandeling van 5 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de spreekaantekeningen van de gemeente.
1.1.
De zaak is vervolgens enige tijd aangehouden om te bezien of partijen een minnelijke oplossing konden bereiken. Dat is niet gelukt, waarna vonnis is bepaald.

1.De feiten

1.1.
[eiser 1] en [eiser 2] hadden in 2016 en 2017 al vele jaren een schoenenwinkel aan de [straatnaam] in [plaats] (binnen de gemeentelijke grenzen). De schoenenwinkel was een begrip in de omgeving.
1.1.
De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van een deel van de N602. De [straatnaam] maakt onderdeel uit van die weg.
1.1.
Al vanaf 2009 was er een voornemen voor grootschalige werkzaamheden aan de N602, waaronder dus de [straatnaam] , in verband met noodzakelijk onderhoud.
1.1.
De gemeente heeft in 2016 werkzaamheden aan de [straatnaam] aangekondigd over een afstand van enkele kilometers en dus in de kernen [plaats] tot en met [plaats] . Tijdens die werkzaamheden zouden gedurende langere tijd delen van de [straatnaam] afgesloten worden (maar wel bereikbaar zijn via omleidingen).
1.1.
[eiser 1] en [eiser 2] dachten in 2015-2017 na over een verkoop of beëindiging van hun bedrijf (de schoenenwinkel) in verband met hun leeftijd en gezondheid. [eiser 1] en [eiser 2] hebben getracht het bedrijf te verkopen, maar dat is niet gelukt wat betreft de schoenenwinkel (de praktijk podologie is wel overgedragen). [eiser 1] en [eiser 2] wilden graag van de gemeente weten wanneer de werkzaamheden precies zouden gaan aanvangen, zodat zij daarmee rekening konden houden bij de inkoop van schoenen (de inkoop moet maanden van tevoren plaatsvinden). [eiser 1] en [eiser 2] wilden niet blijven zitten met onverkochte schoenen door verminderde aantallen klanten in verband met werkzaamheden. Het is [eiser 1] en [eiser 2] in die periode niet gelukt duidelijke informatie te verkrijgen over de planning voor de werkzaamheden. [eiser 1] en [eiser 2] hebben op 11 oktober 2017 de opheffingsuitverkoop van de schoenenwinkel aangekondigd. Begin 2018 hebben [eiser 1] en [eiser 2] de deuren van de schoenenwinkel definitief gesloten. [eiser 1] en [eiser 2] hebben geen koopprijs of vergoeding ontvangen voor hun bedrijf (de schoenenwinkel). De praktijk podologie is zoals gezegd overgedragen en het bedrijfspand van de schoenenwinkel is in augustus 2019 verkocht aan een derde, die er later appartementen heeft gerealiseerd.
1.1.
De gemeenteraad heeft op 12 oktober 2017 de financiering goedgekeurd voor de wegwerkzaamheden. De wegwerkzaamheden hebben uiteindelijk plaatsgevonden vanaf 2018 tot in 2022 (met een paar kortere of langere onderbrekingen in verband met vakantieperiodes of corona-beperkingen).
1.1.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben de gemeente aansprakelijk gesteld bij brief van 27 juli 2020. Om hun schade te onderbouwen, is een expertiserapport opgesteld door Lengkeek B.V. (hierna: Lengkeek). Die komt in haar rapport van 6 april 2021 tot de conclusie dat een tegemoetkoming voor nadeelcompensatie kan worden toegekend van, afhankelijk van de rekenmethode, € 128.606,= dan wel € 105.088,=.

1.Het geschil

1.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen – samengevat – voor recht te verklaren dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade van [eiser 1] en [eiser 2] als gevolg van kort gezegd de wegwerkzaamheden en de aanloop naar de werkzaamheden, en de gemeente te veroordelen tot vergoeding van deze schade volgens het rapport van Lengkeek, dan wel deze op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten. [eiser 1] en [eiser 2] vinden dat zij onevenredige schade hebben geleden en dat zij dus recht hebben op vergoeding van deze schade op grond van het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7902, AB 2004, 84 (Staat/Harrida). [eiser 1] en [eiser 2] vinden dat er onduidelijkheden en gebrekkige informatieverstrekking was over de voorgenomen werkzaamheden.
1.1.
De gemeente voert verweer. De gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] en [eiser 2] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van deze procedure. De gemeente vindt dat het beroep op het genoemde arrest van de Hoge Raad ongegrond is.

1.De beoordeling

1.1.
Partijen nemen naar het oordeel van de rechtbank terecht tot uitgangspunt het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7902, AB 2004, 84 (Staat/Harrida). Daarin staat:
“Een van de verschijningsvormen van het gelijkheidsbeginsel is de regel dat de onevenredig nadelige — dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende, en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende — gevolgen van een overheidshandeling of overheidsbesluit niet ten laste van die beperkte groep behoren te komen, maar gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden verdeeld (vgl. HR 18 januari 1991,NJ1992, 638, ABRvS 6 mei 1997,AB1997, 229, alsmede art. 3:4 lid 2 Awb).”
Deze uitspraak van de Hoge Raad gaat specifiek over importbeperkingen voor rundvlees uit Engeland in de context van de uitbraak van een ziekte en over een bedrijf dat onevenredig werd getroffen omdat de overheid compensatieregelingen had getroffen voor andere bedrijven.
De gemeente heeft verder gewezen op toepassing van deze regel in deze arresten over wegwerkzaamheden:
De hoven zijn in deze arresten streng. De rechtbank vat de lijn hier kort samen; het komt op het volgende neer:
Ondernemers worden vaak hard geraakt door noodzakelijke werkzaamheden van de overheid op het gebied van infrastructuur, zoals de afsluiting van wegen. Maar meestal zijn passende maatregelen mogelijk waardoor de schade (verlies van omzet/bedrijfsresultaat) binnen bepaalde grenzen blijft. En dan komt het verlies voor rekening van de ondernemer omdat het verlies behoort tot het normale bedrijfsrisico. Je kunt nu eenmaal als ondernemer voorzien dat de weg eens in de zoveel jaar tijdelijk opgebroken of afgesloten is.
1.1.
De rechtbank heeft begrip voor de positie van [eiser 1] en [eiser 2] . Zij kwamen in een situatie waarin zij een belangrijk deel van hun succesvolle bedrijf (de schoenenwinkel) niet veel langer konden voortzetten in verband met hun leeftijd en gezondheid. Zij wilden dat deel van het bedrijf verkopen, maar dat lukte niet, wellicht mede tegen de achtergrond van de voorgenomen wegwerkzaamheden. Het is voor een potentiële koper bepaald niet aantrekkelijk een koopprijs te betalen voor een schoenenwinkel die snel na de koop gedurende een jaar of enkele jaren last heeft van wegwerkzaamheden voor de deur, in [plaats] of verderop in de omgeving. De gemeente was in 2016 en in elk geval het grootste deel van 2017 niet in staat harde, betrouwbare informatie te geven over de exacte planning van de werkzaamheden. De voorgenomen en aangekondigde werkzaamheden wierpen in deze context een lange schaduw vooruit: er was onzekerheid en de waarde van een substantieel deel van het bedrijf (de schoenenwinkel) dreigde te verdampen. Het was geen optie nog enkele jaren de schoenenwinkel te exploiteren (leeftijd en gezondheid). [eiser 1] en [eiser 2] hebben tegen deze achtergrond uiteindelijk geen vergoeding mogen ontvangen voor een belangrijk deel van het bedrijf (de schoenenwinkel), al hebben zij de praktijk podologie wel kunnen overdragen en het bedrijfspand kunnen verkopen. Al deze feiten staan als onweersproken vast.
1.1.
De rechtbank komt toch tot de conclusie, aan de hand van de maatstaf onder 4.1 hiervoor, dat de vorderingen in deze zaak moeten worden afgewezen. De reden voor deze conclusie is dat de oorzaak van de pijnlijke situatie in 2016 en 2017 (en uiteindelijk de opheffingsuitverkoop) de samenloop was van de voorgenomen wegwerkzaamheden én de persoonlijke plannen en wensen van [eiser 1] en [eiser 2] (stoppen met werken in verband met leeftijd en gezondheid). Deze persoonlijke omstandigheden behoren tot het normale bedrijfsrisico van de schoenenwinkel. Ondernemers worden net als iedereen oud of ziek. Dat kan gebeuren op een gunstig moment, waardoor de onderneming er niet zoveel van merkt. Of het kan gebeuren op een heel ongunstig moment, waardoor de onderneming een grote nadelige impact ondervindt. Dat laatste is hier het geval. Dat is pijnlijk, maar het is nog steeds het normale bedrijfsrisico dat zich verwezenlijkt. De gemeente heeft weliswaar een rol gespeeld (de lange schaduw van de voorgenomen werkzaamheden), maar de gemeente heeft het nadeel niet veroorzaakt op een wijze die relevant is voor de juridische beoordeling.
1.1.
Dat is nog niet het einde van de analyse, omdat er nog een specifieke regel is die de rechtbank moet beoordelen. Uit de jurisprudentie (4.1 hiervoor) volgt dat de gemeente aansprakelijk kan zijn als zij de werkzaamheden te laat aankondigt en ondernemers dus te weinig tijd geeft om maatregelen te treffen, zoals bij wegwerkzaamheden een tijdelijke alternatieve locatie. Deze regel leidt hier naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere beslissing. De gemeente heeft de werkzaamheden tijdig vooraf aangekondigd (in algemene zin in 2016, en veel concreter vanaf het voorjaar van 2018), zodat ondernemers genoeg tijd hadden om maatregelen te treffen. Daar moet de rechtbank het hier voor houden; de klacht van [eiser 1] en [eiser 2] gaat niet over de tijd vanaf de aankondiging tot aan de aanvang van de werkzaamheden, maar over de onzekerheid en onduidelijkheid die er geruime tijd vóór de concrete aankondiging van de werkzaamheden in het voorjaar van 2018 was. De rechtbank is van oordeel dat die onzekerheid en onduidelijkheid in dit geval binnen aanvaardbare grenzen is gebleven en dus tot het gewone traject van publieke besluitvorming en daarmee tot het normale bedrijfsrisico behoort. Er zijn bij de publieke besluitvorming talrijke factoren die meespelen, zoals uiteenlopende belangen en visies onder de bevolking en financiële, organisatorische en operationele beperkingen en belemmeringen bij de overheid. De aanloop naar belangrijke infrastructuurwerken duurt dus vaak heel lang. Lokale ondernemers zoals [eiser 1] en [eiser 2] waren bekend met – en behoren ook bekend te zijn met – dit soort omstandigheden. Waar [eiser 1] en [eiser 2] stellen dat er onduidelijkheid en een gebrekkige informatieverstrekking was gedurende enkele jaren voor 2018, is dit in feite een uiting van de lange schaduw van de voorgenomen werkzaamheden, maar ook dit hoort bij het normale bedrijfsrisico en neemt niet weg dat het normale bedrijfsrisico zich hier heeft verwezenlijkt.
1.1.
De rechtbank beoordeelt tot slot een ander standpunt van [eiser 1] en [eiser 2] , namelijk dat de gemeente zich heeft gecommitteerd aan het schaderapport van Lengkeek (met de begroting van gederfde omzet van [eiser 1] en [eiser 2] in de context van de wegwerkzaamheden). De rechtbank verwerpt dit standpunt. De reden voor deze beslissing is dat [eiser 1] en [eiser 2] niet concreet hebben uitgelegd wie wanneer wat heeft gezegd of gedaan, waardoor [eiser 1] en [eiser 2] redelijkerwijs mochten begrijpen dat de gemeente zich wenste te committeren aan het rapport van Lengkeek (in die zin dat de gemeente verplicht zou zijn een door Lengkeek begroot bedrag aan schade te vergoeden) of waardoor [eiser 1] en [eiser 2] (zoals zij stellen) daarop gerechtvaardigd mochten vertrouwen. De rechtbank beoordeelt in deze context twee standpunten van [eiser 1] en [eiser 2] .
  • a) Het standpunt dat de gemeente heeft geadviseerd de schade te laten begroten door een onafhankelijk bureau, zegt niets over een afspraak om zich gebonden te achten aan deze begroting. Zo hebben [eiser 1] en [eiser 2] dat advies op basis van de informatie in het dossier redelijkerwijs niet mogen opvatten.
  • b) De overgelegde stukken, die op zichzelf niet zijn weersproken, maken duidelijk dat de gemeente betrokken was bij de totstandkoming van het rapport en opmerkingen heeft gemaakt over het rapport, maar ook niet meer dan dat. Niet duidelijk is dat het rapport “in samenspraak” tot stand is gekomen, maar ook goede samenwerking bij de totstandkoming van het rapport, als daarvan sprake is geweest, zegt niets over een afspraak om de uitkomst te accepteren als bindend advies met een verbintenis tot schadevergoeding. Zo hebben [eiser 1] en [eiser 2] de samenwerking op basis van de informatie in het dossier redelijkerwijs niet mogen opvatten.
1.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn de partij die ongelijk krijgt en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de gemeente als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2,00 punten × € 1.880,00)
Totaal
4.436,00
1.1.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
1.1.
Bij een veroordeling van twee of meer partijen tot betaling van proceskosten, geldt als uitgangspunt dat zij ieder voor het geheel aansprakelijk zijn en dus hoofdelijk zijn verbonden tot nakoming van die veroordeling (vgl. HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942).

1.De beslissing

De rechtbank
1.1.
wijst af het gevorderde,
1.1.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot dit vonnis vastgesteld op € 4.436,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
1.1.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser 1] en [eiser 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
1.1.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op
30 augustus 2023.