ECLI:NL:RBOBR:2023:4288

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
22/699
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WAO-uitkering in verband met hennepkwekerij

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser tegen de herziening van zijn WAO-uitkering over de periode van 10 november 2016 tot 17 december 2019, alsook de terugvordering van een bedrag van € 80.613,08. Eiser heeft de inlichtingenplicht geschonden door geen melding te maken van zijn hennepkwekerij, die op 16 januari 2020 door de politie werd aangetroffen. Het UWV heeft de herziening van de uitkering gebaseerd op de veronderstelling dat eiser inkomsten uit de hennepteelt heeft genoten, maar de rechtbank oordeelt dat de startdatum van de hennepkwekerij, zoals door het UWV gesteld op 10 november 2016, onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank kiest zelf voor een startdatum van 1 april 2019, waarbij de herziening en terugvordering van de uitkering wordt vastgesteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV en bepaalt dat de terugvordering opnieuw moet worden berekend. Eiser krijgt het griffierecht terug en een vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/699

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Meerman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over de periode 10 november 2016 tot 17 december 2019 en de daarmee samenhangende terugvordering van een bedrag van € 80.613,08.
Het UWV heeft met het besluit van 12 juli 2021 eisers WAO-uitkering herzien over de periode van 10 november 2016 tot 17 december 2019 en een bedrag van € 80.613,08 bruto teruggevorderd. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 9 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV. Verder zijn op de zitting de getuigen [naam] en [naam] onder belofte gehoord. Het onderzoek ter zitting is geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen het vonnis van de meervoudige strafkamer in zijn strafzaak en in de ontnemingszaak over te leggen. Ook zal eiser nog gegevens van de belastingdienst meesturen.
Eiser heeft op 6 en 26 juni 2023 nadere stukken ingediend.
Het UWV heeft daarop gereageerd met zijn brief van 10 juli 2023.
Nadat geen van de partijen desgevraagd heeft verzocht om een nadere zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 22 augustus 2023.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of het UWV over de periode 10 november 2016 tot 17 december 2019 terecht de WAO-uitkering heeft herzien en een bedrag van € 80.613,08 van eiser heeft mogen terugvorderen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. De rechtbank oordeelt dat het UWV er op basis van de stukken vanuit heeft mogen gaan dat eiser een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. De rechtbank is echter van oordeel dat de aanvangsdatum van de hennepkwekerij van 10 november 2016, waarvan het UWV is uitgegaan, onvoldoende is onderbouwd. Eiser krijgt wat dat betreft gelijk. Maar de rechtbank volgt ook eiser niet in zijn standpunt dat de startdatum op of rond 3 juli 2019 moet liggen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Totstandkoming van het besluit
4. Eiser ontvangt sinds 2 september 2013 een WAO-uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%. Op 16 januari 2020 is in eisers woning aan de [adres] in ’ [woonplaats] een hennepkwekerij aangetroffen. Eiser heeft erkend dat dit zijn hennepkwekerij is. In de woning zijn meerdere kweekruimtes met in totaal 290 hennepplanten aangetroffen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is door de politie berekend op € 501.570,75.
5. Het UWV heeft naar aanleiding van het politieonderzoek een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van eisers WAO-uitkering.
6. Eiser heeft niet aan het UWV doorgegeven dat hij werkzaamheden in de hennepteelt heeft verricht. Het UWV heeft met het besluit van 12 juli 2021 eisers WAO-uitkering over de periode van 10 november 2016 tot 17 december 2019 herzien. Eiser moet een bedrag van € 80.613,08 bruto terugbetalen.
7. In het bestreden besluit heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat eiser in de genoemde periode wegens inkomsten uit hennepteelt ingedeeld had moeten worden in de (fictieve) arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 15% en om die reden geen recht had op een WAO-uitkering. Het UWV handhaaft het terugvorderingsbedrag.
De standpunten van partijen
8. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser in de periode van 10 november 2016 tot 17 december 2019 inkomsten uit een hennepkwekerij heeft genoten en op basis van deze inkomsten minder dan 15% arbeidsongeschikt [1] was, waardoor hij in die periode geen recht had op een WAO-uitkering. Door de herziening van het recht op WAO-uitkering is een vordering ontstaan van € 80.613,08 bruto.
Aan dit standpunt ligt onder meer het Rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 6 februari 2020 van de politie (hierna: Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel) ten grondslag. Ook zijn door de politie verschillende processen-verbaal opgemaakt. Daarnaast heeft het UWV eigen onderzoek gedaan. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het Onderzoeksrapport Handhaving Inspectie van 21 mei 2021 (hierna: het onderzoeksrapport), dat is opgesteld na het gesprek dat op 13 november 2020 tussen de inspecteur van het UWV en eiser heeft plaatsgevonden.
9. Het UWV heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel volgens het onderzoeksrapport herberekend op € 493.570,00. Dit bedrag is gebaseerd op het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (€ 501.570,75) minus de nadien vastgestelde elektriciteitskosten (€ 8.000) Het wederrechtelijk verkregen voordeel dient, zo blijkt uit het onderzoeksrapport, verdeeld te worden over eiser en zijn partner.
10. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt dat moet worden uitgegaan van 3 juli 2019 als datum waarop hij is begonnen met de hennepkwekerij. Vanaf 3 juli 2019 heeft eiser slechts twee oogsten gehad. De tweede oogst is bij de inval door de politie in beslag genomen, zodat slechts de opbrengst van één oogst resteert. Eiser wijst op de in bezwaar overlegde getuigenverklaringen. De getuigen hebben verklaard dat voor 3 juli 2019 geen sprake is geweest van hennepteelt. Verder voert eiser aan dat de besluitvorming is gebaseerd op onzorgvuldig onderzoek en dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd.
Tijdens de zitting heeft eiser meer inzicht gegeven in het verloop van de strafrechtelijke procedure.
11. Uit zijn verklaring ter zitting en uit het na de zitting overgelegde vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank blijkt dat eiser is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden voor de strafbare feiten telen van hennep, diefstal van stroom en voorhanden hebben van beschermd koraal op de pleegdatum 16 januari 2020. Uit de na de zitting overgelegde vonnissen en extracten van vonnissen blijkt dat het OM in de ontnemingsprocedure de aanvankelijke vordering van
€ 501.570,75 heeft teruggebracht tot € 245.289,22, omdat dit voordeel als gemeenschappelijk voordeel van eiser en zijn echtgenote werd gezien.. De strafrechter heeft uiteindelijk € 121.922,30 als ontnemingsbedrag vastgesteld. Daaraan is geen concrete pleegperiode gekoppeld. Eiser heeft subsidiair bepleit dat voor de terugvorderingsperiode moet worden aangesloten bij de uitspraak van de strafrechter.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
12. Een besluit waarmee een uitkering met terugwerkende kracht wordt herzien, is een belastend besluit. Het UVW moet de nodige kennis over de relevante feiten vergaren en moet aannemelijk maken dat aan de voorwaarden voor herziening en terugvordering is voldaan. Dat betekent dat op het UWV de verplichting rust om niet alleen de feiten te stellen waarop het bestreden besluit steunt, maar die feiten ook – als eiser de feiten betwist –aannemelijk te maken. [2]
De inlichtingenplicht
13. De rechtbank stelt voorop dat een verzekerde, die een aanvraag voor een uitkering heeft ingediend of recht heeft op een uitkering, op verzoek of uit eigen beweging zo spoedig mogelijk alle informatie moet verstrekken, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kan zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de betaling daarvan. Dit wordt de inlichtingenplicht genoemd.
14. De rechtbank volgt het UWV in het standpunt dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden. Niet ter discussie staat dat in de woning van eiser op 16 januari 2020 een hennepkwekerij is aangetroffen. Eiser heeft erkend dat de hennepkwekerij van hem was. Eiser heeft van het starten en exploiteren van die hennepkwekerij geen mededeling gedaan bij het UWV. Daarmee heeft hij de inlichtingenplicht geschonden. De omstandigheid dat eiser naar eigen zeggen geen financieel voordeel heeft gehad van de hennepteelt, maakt niet dat geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht.
15. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat als in een woning van een belanghebbende een hennepplantage wordt aangetroffen de vooronderstelling gerechtvaardigd is dat die belanghebbende daarvan de exploitant is geweest en dat de opbrengst hem of haar ten goede is gekomen. [3] Het is dan aan die belanghebbende om bewijs te leveren dat die vooronderstelling ontkracht.
16. Dit betekent dat het UWV ervan heeft kunnen uitgaan dat eiser inkomsten heeft gehad uit de hennepteelt. De hoogte daarvan kan worden bepaald indien van de investeringen in en de exploitatie van de kwekerij een deugdelijke administratie voorhanden is. Eiser heeft geen administratie overgelegd, wat voor zijn risico komt. Eiser heeft de hiervoor vermelde vooronderstelling dat de opbrengst van de kwekerij hem ten goede is gekomen niet ontkracht. De blote stelling van eiser dat hij niets heeft verdiend aan de hennepkwekerij acht de rechtbank ook in dit verband onvoldoende.
Wanneer is de hennepkwekerij opgericht?
17. Partijen verschillen van mening over de datum waarop eiser is gestart met de hennepkwekerij. Het UWV gaat uit van 10 november 2016, terwijl eiser stelt dat dit primair 3 juli 2019, subsidiair de door de strafkamer gehanteerde pleegperiode moet zijn.
18. Het UWV gaat uit van 10 november 2016 als startdatum. Deze datum komt uit het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel. Daaraan ligt ten grondslag dat de hennepkwekerij is opgezet met gipsplaten waarop de productiedatum van 10 november 2016 staat vermeld. De doorlooptijd van bouwmateriaal van de bouwmarkt is volgens het UWV ongeveer zes weken. Daarnaast zijn op de kwekerij meerdere papiertjes aangetroffen met daarop kweekschema’s van 10 weken en in totaal 80 weken. Er was sprake van flinke vervuiling van gebruikte apparatuur en/of andere materialen. Zo is er op kalk gelijkende afzetting aangetroffen op de potten en het zeil. De hoogte van de (kalk)afzetting laat zien dat er langere tijd in een bepaalde opstelling is gekweekt. Ook is er verkleuring aangetroffen op de koolstoffilters en op de houten latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen en is een stoflaag aangetroffen op diverse apparatuur. Dit zijn aanwijzingen dat de hennepkwekerij langere tijd in gebruik is geweest. Op de grond zijn hennepresten aangetroffen die donkerbruin verkleurd waren en potten met wortelresten van hennepplanten, die wijzen op voorgaande oogsten. Het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel vermeldt dat bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van 15 reeds eerder gerealiseerde oogsten. Volgens het UWV is niet gebleken dat eiser enige administratie heeft gevoerd van de activiteiten die betrekking hebben op de hennepkwekerij. Het UWV mag in een dergelijk geval de genoten inkomsten schatten.
19. Eiser stelt dat moet worden uitgegaan van 3 juli 2019 als de datum waarop hij is begonnen met de hennepkwekerij. Op 3 juli 2019 heeft een meteropnemer van Enexis ter plaatste de meterstanden opgenomen. De kWh-meter was toen volgens hem voorzien van de juiste verzegeling. Ook zijn toen geen onvolkomenheden aan de meter geconstateerd. Bij de inval op 16 januari 2020 is de meter aangetroffen zonder verzegeling. Dit betekent dat de manipulatie van de meter niet eerder dan 3 juli 2019 heeft plaatsgevonden. Pas vanaf juli 2019 is het elektriciteitsverbruik toegenomen. Dit blijkt onder andere uit het onderzoeksrapport van het UWV. In de jaren voorafgaande aan 2019 is het elektriciteitsgebruik jaarlijks gelijk gebleven. Bij de inval heeft de politie slechts één gipsplaat aangetroffen met een productiedatum in 2016. Deze productiedatum zegt niets over het moment waarop eiser de gipsplaten heeft gebruikt. Er zijn bij de inval ook gipsplaten met een latere productiedatum aangetroffen, vooral uit het jaar 2019. Het ligt volgens eiser voor de hand om bij de vaststelling van de datum waarop eiser de gipsplaten heeft gebruikt uit te gaan van de meest recente productiedatum.
20.
Eiser betwist dat sprake was van flinke vervuiling van gebruikte apparatuur en/of andere materialen. Volgens eiser was onder meer geen sprake van kalkafzetting, verkleuring van de koolstoffilters en van de houten latten en evenmin van stof op apparatuur. Kalkafzetting kan een aanwijzing zijn voor eerdere oogsten, maar alleen als die afzetting is aangetroffen op de apparatuur, niet op de potten. Onder verwijzing naar het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket Afpakken van 1 juni 2016, stelt eiser dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Zo is onduidelijk wat de intensiteit is van de aangetroffen verkleuring en de dikte van de aangetroffen laag stof. Uit de aangetroffen kweekschema’s blijkt volgens eiser dat er slechts twee kweekperiodes zijn geweest en dat slechts sprake is geweest van twee kweekruimtes (kweekruimtes 1 en kweekruimte 3). In ruimte 2 stonden volgens eiser alleen enkele stekjes, zodat deze ruimte buiten beschouwing moet worden gelaten.
De gipsplaten
21. Partijen zijn verdeeld over de vraag of er slechts één gipsplaat uit 2016 of meerdere gipsplaten met een productiedatum uit dat jaar verwerkt waren op de zolder van eiser. De rechtbank laat dit in het midden nu onweersproken is dat er in ieder geval één gipsplaat met productiedatum 10 november 2016 is aangetroffen op de zolder van eiser. Daarvan zit het fotomateriaal in het dossier.
22. Op basis van dat fotomateriaal is enerzijds niet te herleiden waar die bewuste gipsplaat zich bevond op de zolder. Anderzijds staat in het proces-verbaal van de politie van 8 maart 2020 dat de hennepkwekerij is gebouwd met gipsplaten uit 2016. Eiser verklaart zelf op 13 november 2020 dat de politie 6 gipsplaten met een datum uit 2016 heeft gezien. Maar dat vormt naar het oordeel van de rechtbank op zich beschouwd onvoldoende bewijs voor een start van de kwekerij in november 2016. Niet uit te sluiten is dat eiser oude gipsplaten heeft gebruikt bij het aanleggen van de kwekerij. Onweersproken is dat hij aannemer was. Hij stelt dat hij gipsplaten in zijn schuur had liggen. Hij kan daarvan geen bewijs meer tonen omdat zijn woning inmiddels is verkocht. Ook zijn stelling dat er ook gipsplaten uit 2019 zijn verwerkt op de zolder heeft hij niet onderbouwd. Wel staat vast dat in ieder geval één gipsplaat met productiedatum 2016 is gebruikt in het wandje dat eiser zelf heeft geplaatst ten behoeve van de kwekerij. Dat heeft eiser immers tijdens de zitting verklaard.
23. Al met al overtuigt de productiedatum van de gebruikte gipsplaat de rechtbank niet van een start in 2016. De conclusie dat eiser 15 oogsten heeft gehad is voornamelijk gebaseerd op deze datum. De periode tussen 10 november 2016 en 16 december 2019 behelst 162 weken. Een gemiddelde kweekcyclus is 10 weken per oogst. Dat betekent 16 kweekcycli. De 16e oogst is in beslag genomen. Daarom gaat de politie uit van 15 eerder gerealiseerde oogsten. Dat aantal volgt de rechtbank niet omdat de gebruikte gipsplaat daarvoor een te dunne en niet sluitende onderbouwing is.
De kweekbriefjes
24. De rechtbank heeft van het UWV begrepen dat voor hem met name de combinatie van de gipsplaatproductiedatum en de kweekbriefjes van belang is. Opp de kweekbriefjes zijn volgens het UWV in ieder geval acht kweekperiodes te zien.
25. Eiser heeft op de zitting verklaard dat hij op de kweekbriefjes fouten heeft gemaakt in de dag/datum-combinaties. Uit die combinaties kunnen wat hem betreft daarom helemaal geen conclusies getrokken worden. De rechtbank acht het echter onwaarschijnlijk dat eiser zich over een langere periode compleet heeft vergist in de dag en de datum en dat hij die vergissing meerdere keren op één briefje heeft gemaakt (zowel ten aanzien van de dag-datum combinatie als het aantal dagen van de maand). De schema’s zijn verder foutloos in oplopende datum en dagaanduiding. Daarom is het ongeloofwaardig dat eiser week na week de verkeerde dag/datum combinatie heeft gebruikt. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn stelling dat uit de kweekbriefjes geen conclusies vallen te trekken. De vervolgvraag is welke conclusies er uit die kweekbriefjes vallen te trekken.
26. De rechtbank komt op basis van de inhoud van de briefjes en de toelichting daarop op zitting tot de conclusie dat daarop onvoldoende informatie staat om uit te gaan van acht elkaar opvolgende kweken. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat er kweken naast elkaar liepen met een vertraging van maximaal één maand. Daarvoor is voldoende steun te vinden in de kweekbriefjes. Op basis van de kweekschema’s kan – uitgaande van een kweekperiode van 10 weken en vier naast elkaar lopende maar niet in dezelfde fase verkerende kweken - daarom hooguit geconcludeerd worden tot een kweekperiode met een lengte van tussen de 40 en 50 weken. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in het vonnis van de strafrechter in de ontnemingsprocedure. In het ontnemingsvonnis is uitgegaan van acht elkaar deels overlappende kweekperiodes:
Hoeveelheid oogsten
Bij het vaststellen van de hoeveelheid oogsten baseert de rechtbank zich op de acht aangetroffen kweekschema’s van tien weken. De rechtbank overweegt dat een oogstperiode van hennep tien weken bedraagt, dus dat op basis van de kweekschema's kan worden uitgegaan van in totaal acht oogsten. In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is dat elk kweekschema betrekking heeft gehad op zowel kweekruimte 1 als kweekruimte 3, temeer niet nu de aangetroffen planten in ruimte 1 in een andere groeifase verkeerden dan de planten in ruimte 3. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat van de acht kweekschema 's er vier betrekking hebben op de oogsten van kweekruimte 1 en vier kweekschema's op de oogsten van kweekruimte 4.
De stelling van eiser dat er slechts twee oogsten waren vindt de rechtbank niet plausibel, gezien de data die in de schema’s staan vermeld en de staat waarin de hennepkwekerij zich bevond toen deze is aangetroffen. Al het voorgaande betekent dat– uitgaande van een kweekperiode van 10 weken – er ook volgens de strafrechter over minimaal 40 en maximaal 50 weken is geteeld. De strafkamer heeft geen exacte periode gehanteerd waarover de ontneming is bepaald. Eiser heeft wat betreft zijn veroordeling weliswaar extracten van vonnissen overgelegd maar ook daarin wordt geen pleegperiode met aanvangsdatum vermeld.
De getuigen
27. Tijdens de zitting zijn de getuigen [naam] en [naam] onder belofte bevraagd naar aanleiding van hun schriftelijke verklaring. [naam] is schilder (en zwager van eiser) en heeft in november 2018 de zolder ingemeten voor schilderwerk. Hij heeft verklaard tijdens dat inmeten niets bijzonder te hebben gezien, alleen een zolder met een open ruimte en een tweede ruimte. Er was geen kwekerij. Deze verklaring strookt naar het oordeel van de rechtbank met een maximale kweekperiode van 50 weken eindigend op 16 januari 2020. De aanvang ligt dan op zijn vroegst op eind januari 2019.
28. [naam] (een neef van eiser) is volgens zijn schriftelijke verklaring en zijn verklaring op de zitting in mei 2019 op de voorzolder geweest en heeft verklaard toen niets bijzonders gezien te hebben behalve de dieren (vissen en vogels). Die verklaring strookt niet met een kweekperiode van 40 weken. In die zin is de verklaring een contra-indicatie. De rechtbank hecht echter relatief weinig waarde aan deze verklaring. Niet alleen is [naam] familie van eiser, zijn verklaring staat op zich en wordt niet gesteund door overig bewijsmateriaal. De verklaring van eiser zelf over de aanvang van de kweek kan in dat verband niet gezien worden als voldoende overtuigend. Eiser heeft immers zelf een groot belang bij het minimaliseren van de duur van de kweek.
29. De schriftelijke verklaring van [naam] inhoudende dat hij tot begin 2019 op de zolder is geweest waar de aquariumbakken stonden, kan eveneens stroken met een aanvangsdatum op zijn vroegst eind januari 2019.
De vervuiling
30. Eiser heeft betwist dat sprake was van vervuiling van de kwekerij in een mate die wijst op langdurig in bedrijf zijn. Hoewel de vastlegging van het een en ander in de diverse processen-verbaal wellicht uitgebreider had gekund, is de rechtbank er op grond van de beschrijving van wat is aangetroffen en het fotomateriaal van overtuigd dat deze kwekerij er langer dan vijf maanden heeft gezeten. De professionele opinie van de agenten die de kwekerij aantroffen en ontmantelden is daarbij een belangrijk gegeven. Op de foto’s is bovendien een vervuilde situatie te zien die zeker niet strookt met één eerdere oogst. Er was sprake van flinke kalkafzetting op de potten en het zeil. De lampen lagen onder het stof, er lagen wortelresten en er zaten knipresten op de schaartjes. Verder werd een sterk vervuilde cannacutter aangetroffen. Als deze vervuiling deels of geheel het gevolg is van het feit dat het om tweedehands materiaal ging, dan heeft eiser dat aannemelijk te maken, wat hij niet heeft gedaan. De gevolgen hiervan komen daarom voor zijn rekening.
De meter(kast) en stroomverbruik
31. Anders dan eiser is de rechtbank er niet van overtuigd dat op 3 juli 2019 door Enexis is vastgesteld dat de zegelingen op de meter intact waren. Dit betreft een aanname van eiser. Het UWV heeft een contra-indicatie overgelegd waaruit blijkt dat de betreffende medewerker die dag alleen het telwerk heeft bekeken en de stand heeft genoteerd. Verder is van belang wat toezichthouder Cuppen schrijft in het Onderzoeksrapport Handhaving Inspectie van 21 mei 2021 (pagina 226 van de gedingstukken):
“Er wordt gesteld dat de kWh-meter op een duidelijk zichtbare en amateuristische manier is
gemanipuleerd. Als ik de foto's bekijk die in het procesverbaal van bevindingen van Enexis staan, zie ik niet direct dat er gemanipuleerd is. Pas wanneer ik de bijschriften van de foto's lees, zie ik hoe er met de kWh-meter is gemanipuleerd. Ik vind het zeer plausibel dat de meteropnemer van Enexis op 3 juli 2019 niet heeft gezien dat er gemanipuleerd is met de kWhmeter.”
De datum van 3 juli 2019 als vroegste startdatum van de kwekerij volgt de rechtbank daarom ook niet.
32. Het is opvallend dat het elektriciteitsverbruik vanaf juli 2019 is gestegen. Hierover is op de zitting – hoewel daarop is doorgevraagd – geen afdoende antwoord gekomen. Enerzijds past het toegenomen gebruik in de stelling van eiser dat hij vanaf juli 2019 is gaan kweken. Anderzijds is aangetoond dat met de meter is geknoeid en dat het telwerk is teruggezet. Welk verbruik daarmee verhuld wordt, blijft onduidelijk. Onduidelijk blijft ook het antwoord op de vraag waarom vanaf juli 2019 het verbruik is opgelopen als sprake is van manipulatie van het telwerk. Daarmee staat voor de rechtbank onvoldoende vast dat niet ook al voor 3 juli 2019 meer elektriciteit werd verbruikt dan officieel werd afgenomen.
Tussenconclusie
33. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden. Maar het UWV heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de aanvangsdatum van de hennepkwekerij is gelegen op 10 november 2016.
34. Eiser heeft de inlichtingenplicht geschonden door de werkzaamheden, die zijn genoemd in het onderzoeksrapport, niet te melden aan het UWV. Uit artikel 36a, eerste lid, en artikel 57, eerste lid, van de WAO volgt dat het UWV dan verplicht is om de uitkering te herzien en het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen. Dat is alleen anders als er een dringende reden is om daarvan helemaal of gedeeltelijk af te zien. Zo’n dringende reden kan er volgens vaste rechtspraak van de CRvB alleen zijn als de gevolgen van herziening en terugvordering sociaal of financieel onaanvaardbaar zijn. [4] Het gaat dan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is, waardoor een individuele afweging van alle relevante omstandigheden nodig is. Dat eiser in zo’n uitzonderlijke situatie verkeert, heeft hij niet gesteld en is de rechtbank ook niet gebleken. Een dringende reden om van terugvordering af te zien, heeft het UWV dus terecht niet aangenomen.
Beslechting van het geschil
35. Op de zitting heeft de rechtbank partijen gevraagd wat er zou moeten gebeuren als geen van de partijen gevolgd wordt in de door hun voorgestane startdatum. Geen van de partijen had een pasklare oplossing. Het UWV hield vast aan november 2016 en eiser primair aan 3 juli 2019, subsidiair aan de startdatum die de strafrechter hanteert.
36. De rechtbank ziet net als partijen geen mogelijkheden voor nader onderzoek. Alle gegevens zitten in het dossier, het strafrechtelijk traject is afgerond, eisers huis is verkocht en eiser heeft zijn taakstraf vervuld en de ontnemingsvordering betaald. Het is in dat licht belangrijk dat ook in de onderhavige zaak duidelijkheid komt. Daarom zal de rechtbank ter finale beslechting zelf in de zaak voorzien. Met de kweekbriefjes, de verklaring van eiser daarover en gesteund door het vonnis van de strafrechter komt de rechtbank tot de conclusie dat de teelt vier maal 10 weken heeft geduurd. Daarmee kiest de rechtbank veiligheidshalve voor de onderkant van de bandbreedte zoals geschetst in overweging 26. De rechtbank zal bepalen dat eisers uitkering over de periode 1 april 2019 tot en met 16 december 2019 wordt herzien en teruggevorderd. Het UWV zal de exacte hoogte van deze vordering moeten berekenen en aan eiser meedelen en moeten zorgdragen voor verrekening van het een en ander.

Conclusie en gevolgen

37. Het beroep is gegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht terug. Hij krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten in totaal vast op € 2.868,- (een punt voor het indienen van een beroepschrift en een punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 837,-; een punt voor het indienen van een bezwaarschrift en een punt voor het bijwonen van de hoorzitting met een waarde per punt van € 597,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de arbeidsongeschiktheidsuitkering is herzien en teruggevorderd vanaf 10 november 2016;
 voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat de uitkering wordt herzien en teruggevorderd vanaf 1 april 2019;
 draagt het Uwv op om de terugvordering opnieuw te berekenen, eiser daarvan te berichten en zorg te dragen voor verrekening van eventueel al ingevorderde bedragen;
 bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
 veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser ter hoogte van € 2.868,-;
 bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Vries, voorzitter, mr. F.M.S. Requisizione en
mr. G. de Jong, leden, in aanwezigheid van mr. F.C. Meulemans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op datum 4 september 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
Artikel 36a
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een beschikking tot toekenning van arbeidsongeschiktheidsuitkering en terzake van weigering van een zodanige uitkering, herziet het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een dergelijke beschikking of trekt hij die in:
a. ter uitvoering van een beschikking als bedoeld in artikel 30;
b. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 25, 28 of 80 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;
(...)
Artikel 44
1. Indien degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, wordt die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt als arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, en wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt de uitkering:
a. (...)
b. indien het bepaalde onder a niet van toepassing is, uitbetaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn.
(...)
Artikel 57
1. De uitkering, de loonsuppletie, bedoeld in artikel 65c, en de inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 65d, die als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 36a onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
(...)

Voetnoten

1.Wegens de inkomsten uit hennepteelt is de verdiencapaciteit van eiser hoger en daalt het berekende arbeidsongeschiktheidspercentage, dat afhankelijk is van de berekende verdiencapaciteit.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 2 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1279.
3.Zie onder meer de uitspraken van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2880 en van 15 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:322.
4.Zie de uitspraak van de Raad van 13 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:234.