Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
) geplaatst hebben op de perceelsgrens tussen het door Nedprojekt gekochte en het bij [eiser] resterende perceel. (…) [eiser] zal zelf zorgdragen voor het aanbrengen van poorten, zowel bij de ontsluiting naar kadastraal perceel [kadastraal nummer 3] als ook aan de [straatnaam] .
Koper heeft kennisgenomen van en respecteert de bevoegdheden en verplichtingen jegens de eigenaren van de woningen [adres] en [huisnummer] welke voortvloeien uit een akte van levering op zeven juni tweeduizendvijf verleden voor mr. P.A.L. van der Horst, destijds notaris te Eindhoven, van welke akte een afschrift is ingeschreven op het kantoor van voormelde Dienst te Eindhoven op acht juni daarna in register Hypotheken 4 [nummer] (voor zover deze betrekking hebben op het verkochte), en waarin onder meer staat vermeld:
Jouw idee om evt. geen poort op onze erfgrens te zetten: daarover heb ik nagedacht en met [naam] besproken. Graag willen we de basisafspraak handhaven, namelijk een poort op de erfafscheiding en een poort op het overpad (exacte locatie n.t.b.), beide poorten door jullie te verzorgen (in onderling overleg: plaatsing, fabrikant/type, etc.). (…)
“Hi (…), sprak net mijn huurder van de [adres] . Hij gaat binnenkort verhuizen en heeft gevraagd aan jullie om het pad te komen gebruiken met verhuizen. Lijkt me niet aan de orde deze vraag zoals je weet, maar blijkbaar heb jij aangegeven dit te moeten overleggen met jouw vrouw. Vervolgens heeft mijn huurder niks meer gehoord. Ik heb hem zojuist uitgelegd dat dit een recht is wat de beste man heeft en aardig dat hij het overlegd met jullie maar totaal niet aan de orde om toestemming te moeten vragen. Ga er van uit dat jij hem dit ook even wil bevestigen. Dank je (…)”
“Hi (…), ze zijn dan waarschijnlijk nog bezig met bouw houten tuinhuis. Heb deze week pas weer contact met aannemer, vandaar nog geen reactie. Mocht bouw klaar zijn dan zijn we bereid het eenmalig toe te staan. Overpad houdt dit namelijk niet in (alleen motorfiets etc, niet te voet). Dus anders dan je aangeeft. (…)”
“Wat zeg je nu overpad mag alleen op de motor en niet te voet??”
“(…) sorry maar je ziet het echt verkeerd. Lees het contract nog maar eens…van kinderwagen tm brommer fiets motor etc moet [adres] te bereiken zijn via de [straatnaam] . Het stelt me zeer teleur dat jij je zo opstelt dit is duidelijk vastgelegd en vooraf met jou besproken. (…)”
“Hoi (…), ben bekend met afspraken: kinderwagen, bromfiets, fiets, motor, kruiwagen is toegestaan. Te voet mag niet (dus bijvoorbeeld zonder een kruiwagen in de hand). Dat bedoelde ik te zeggen. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Zodra de door koper benodigde bouwvergunning is verkregen, zal hij nader overleg plegen met verkoper omtrent het tracé van het pad/weg.”
“Indien partijen daarover geen overeenstemming bereiken, wordt nu voor alsdan ten behoeve van het aan verkoper in eigendom toebehorende perceel […] ten laste van het aan koper verkochte […] meest oostelijk gelegen gedeelte […] de erfdienstbaarheid van pad/weg”gevestigd. De woorden “nu en voor alsdan” zijn duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De woorden “nu voor alsdan” dienen gelezen te worden als “bij voorbaat” (vergelijk de aanvullende producties 26 en 27 van [eiser] ). De derde zin van artikel 12 van de akte dient in het licht daarvan te worden gelezen als: “voor in het geval dat partijen geen overeenstemming zouden bereiken over een anders liggend tracé van het pad/weg, wordt nu alvast de erfdienstbaarheid van pad/weg gevestigd op de Percelen, waarbij het meest oostelijk gelegen gedeelte van de Percelen wordt aangewezen als tracé”. Deze woordelijke uitleg doet volgens [eiser] ook recht aan de partijbedoeling, zoals deze blijkt uit de eerste zin van artikel 12 van de akte (“Koper draagt er zorg voor dat het pand aan de [adres] te [plaats] vanaf de [straatnaam] bereikbaar is middels een pad/weg van een vijf/tiende (1,5) meter breedte, derhalve niet geschikt voor automobielen maar wel voor een motorfiets”). Nedprojekt zou namelijk onvoorwaardelijk zorgdragen voor de bereikbaarheid van de [adres] vanaf de [straatnaam] . Indien Nedprojekt naderhand een andere ligging van het pad/de weg zou wensen én partijen op dat punt overeenstemming zouden bereiken, zouden zij het tracé van de gevestigde erfdienstbaarheid verleggen, aldus [eiser] .
nietis ingeschreven. Onder verwijzing naar wat hiervoor al is overwogen en nu vaststaat dat de akte waarbij de onderhavige erfdienstbaarheid is gevestigd, is ingeschreven, kan het beroep van [gedaagden] op artikel 3:24 BW om die reden al niet slagen. In dit verband wordt nog opgemerkt dat de wet als uitgangspunt hanteert dat indien een akte in de openbare registers is ingeschreven, ook de inhoud van de akte bij raadpleging van de registers toegankelijk is. Dat dit uitgangspunt in deze zaak onjuist is, is niet gebleken.
“Koper draagt er zorg voor dat het pand [adres] te [plaats] vanaf de [straatnaam] bereikbaar is middels een pad/weg van een vijf/tiende (1,5) meter breedte, derhalve niet geschikt voor automobielen maar wel voor een motorfiets.”Volgens [eiser] volgt hieruit dat partijen hebben beoogd te bewerkstelligen dat de gebruikers van perceel [kadastraal nummer 3] de [straatnaam] moeten kunnen bereiken middels een pad/weg van 1,5 meter breedte. Het grootste/zwaarste voertuig waarmee de gebruikers van perceel [kadastraal nummer 3] zich over het pad/weg moeten kunnen bewegen, is een motorfiets. Een redelijke uitleg van de erfdienstbaarheid leidt volgens hem tot de conclusie dat partijen geen minimum begrenzing hebben beoogd. Nu de akte op dit punt duidelijk is, wordt in beginsel bij de bepaling van de inhoud van de erfdienstbaarheid geen waarde gehecht aan de gewoonte. Dit neemt niet weg dat ook uit de gewoonte voortvloeit dat de erfdienstbaarheid ook het regulier gebruik te voet behelst. De gebruikers van perceel [kadastraal nummer 3] hebben vanaf de vestiging van de erfdienstbaarheid in 2005 tot aan de plaatsing van de bouwhekken in 2018 te voet gebruik gemaakt van het recht van pad/weg, aldus [eiser] .
“(…) de erfdienstbaarheid van pad/weg om met een motorfiets zonder zijspan en derhalve niet met een automobiel, wel met een brom-, snor- of gewone fiets krui- en kinderwagen te komen van en te gaan naar de [straatnaam] naar en van de meest zuid-westelijke grens van het kadastrale perceel nummer [kadastraal nummer 3] om aldaar op het kadastrale perceel nummer [kadastraal nummer 3] te komen.”De akte bevat dan ook een concrete omschrijving van het toegestane gebruik van de erfdienstbaarheid. Met andere woorden, de bewoordingen van de akte stellen beperkingen aan de wijze van het gebruik van de erfdienstbaarheid. Uit de hiervoor geciteerde beschrijving volgt dat alle vervoermiddelen met twee wielen, onder meer zowel een fiets als een motor-, brom- en snorfiets, aan de hand over het pad/de weg moeten worden verplaatst, waarbij bij de laatste categorie de motor niet mag zijn ingeschakeld. De erfdienstbaarheid omvat niet, zo blijkt uit de bewoordingen van de akte, het gebruik daarvan te voet. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat soortgelijke formuleringen met opsommingen van gebruiksmogelijkheden in de praktijk voorkomen, met variaties in de toegestane gebruiksmogelijkheden (soms inclusief “te voet”). Hier is “te voet” niet opgenomen en dat heeft dus gewicht. In redelijkheid kan aan de hand van de tekst en systematiek van de gehele akte niet worden aangenomen dat bij de vestiging van de erfdienstbaarheid is bedoeld de bij het heersende erf betrokken personen over het dienende erf te laten lopen. De gebruikers van het dienende erf zouden dan met (grote(re)) regelmaat geconfronteerd kunnen worden met (ook voor hen onbekende) personen, hetgeen een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer zou betekenen, die overigens ook niet past bij een uitoefening van de erfdienstbaarheid op de minst bezwarende wijze. De concrete beschrijving van de genoemde vervoermiddelen - zonder “te voet” of bewoordingen van deze strekking - vormt juist een belangrijke aanwijzing voor een beperkt(er) gebruik van de erfdienstbaarheid. Indien het destijds wel de bedoeling zou zijn geweest ook te voet gebruik te laten maken van de erfdienstbaarheid, dan had het voor de hand gelegen dat ofwel expliciet met zoveel woorden in de omschrijving van de erfdienstbaarheid tot uitdrukking te brengen (wat ook, zoals de rechtbank ambtshalve bekend is, in de praktijk voorkomt, maar hier niet is gebeurd), ofwel impliciet door geen lijst met toegestane gebruiksmogelijkheden op te nemen. In dit verband is nog van belang dat de bij het heersende erf betrokken personen ook via een andere route een openbare weg kunnen bereiken.