Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaken tussen
(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs)
(gemachtigde: mr. drs. C.G. Matze)
(gemachtigde: mr. S. Arts)
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen)
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (de raad)
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Pilotuitspraak
De rechtbank heeft ervoor gekozen om, rekening houdend met de verhinderdata van een aantal eisers, uitspraak te doen in een aantal beroepen die tot dit cluster behoren in de vorm van een “pilotuitspraak”. Daarna worden de andere beroepen behandeld.
Leeswijzer7. De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de kwalificatie van de Tegemoetkomingsregeling. Vervolgens gaat de rechtbank in op de uitleg van artikel 5, eerste en tweede lid, van de Tegemoetkomingsregeling. Daarna zal de rechtbank ingaan op de gronden van eisers dat met de uitleg die de raad aan artikel 5, tweede lid, van de Tegemoetkomingsregeling geeft, het beoogde doel van de regeling niet wordt bereikt, de uitleg onredelijk voor hen uitpakt, te veel en te hoge drempels voor een tegemoetkoming worden opgeworpen en die uitleg voorbijgaat aan de individuele omstandigheden van een advocaat. Verder zal de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden van eisers toetsen of de Tegemoetkomingsregeling in strijd met het vertrouwens- en rechtzekerheidsbeginsel is vastgesteld. Tot slot zal de rechtbank ingaan op de vraag of er bijzondere omstandigheden zijn om van de Tegemoetkomingsregeling af te wijken.
- anders dan het geval was in de hiervoor weergegeven uitspraken van de Afdeling en van de CRvB, is de Tegemoetkomingsregeling niet vastgesteld in aanvulling op of in afwijking van een bestaand wettelijk kader, maar valt voor de tegemoetkoming of de Tegemoetkomingsregeling helemaal geen wettelijke grondslag of kader aan te wijzen;
- weliswaar was de minister niet verplicht om de Tegemoetkomingsregeling te treffen en is de regeling in zekere zin als “begunstigend” beleid aan te merken, maar de minister heeft met de Tegemoetkomingsregeling wel een vangnet willen bieden voor de plotselinge en aanzienlijke terugval in inkomen waarmee sommige sociaal advocaten te maken kregen, en beoogde daarmee een mogelijk maatschappelijk probleem te voorkomen (verlies van sociale rechtsbijstand);
- de eis van een wettelijke grondslag is onder meer gesteld in het belang van de rechtszekerheid van de begunstigde, maar deze eis gaat bij een zeer terughoudende toetsing van de Tegemoetkomingsregeling juist tegen de potentieel begunstigde werken;
- een zeer terughoudende toetsing van de Tegemoetkomingsregeling kan uit een oogpunt van rechtsbescherming tot een onbevredigende uitkomst leiden, onder meer omdat de aanspraak op een door de overheid in het vooruitzicht gestelde financiële aanspraak niet ten volle aan de bestuursrechter kan worden voorgelegd, en
6.1. Als de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, zal de bestuursrechter de belangenafweging die ten grondslag ligt aan besluiten, toetsen aan de norm die is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. De bestuursrechter zal daarbij niet langer het willekeurcriterium vooropstellen. De toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is afhankelijk van een veelheid van factoren en verschilt daarom van geval tot geval. De geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het besluit spelen daarbij een rol, maar de toetsing daaraan zal niet in alle gevallen op dezelfde wijze kunnen plaatsvinden.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat hoewel de terugval in inkomen voor sommige advocaten aanzienlijk was, ook deze advocaten niet helemaal zonder inkomen waren. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de uitbraak van COVID-19 weliswaar uitzonderlijk was, maar van hen mocht worden verwacht dat zij in het kader van de uitoefening van een zelfstandig beroep tot op zekere hoogte, afhankelijk van hun inkomsten, rekening hielden met het risico van een plotselinge terugval in inkomen als gevolg van een onvoorziene omstandigheid.
De aanwijzing van rechtsgebieden vergde sowieso per bestreden besluit een eigen motivering, omdat deze aanwijzing geen deel uitmaakt van de Tegemoetkomingsregeling. Bij de beoordeling van de grond in bezwaar van eisers dat bij de beoordeling van de aanvragen ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat zij werkzaam zijn in een bijzonder rechtsgebied of op een bijzondere locatie, heeft de raad om deze reden niet kunnen volstaan met een verwijzing naar de Tegemoetkomingsregeling.
(16 maart – 31 december 2020), voordat opnieuw een beslissing kan worden genomen op hun aanvragen.
- de afname van het aantal vergoedingen bedraagt in de periode van 16 maart 2020 tot en met 31 december 2020, ten opzichte van dezelfde periode in het jaar 2019, 30% of meer, en
- de sociaal advocaat, mediator of bijzonder curator heeft in voldoende mate toegelicht dat de afname van het aantal vergoedingen verband houdt met de uitbraak van COVID-19.
In die gevallen ligt het in de rede dat de raad artikel 5, tweede lid, van de Tegemoetkomingsregeling buiten toepassing laat, zodat toekenning van een tegemoetkoming mogelijk is.
14.3 Wat betreft de toelichting die van eisers wordt gevergd, merkt de rechtbank op dat het specifieke rechtsgebied (bijvoorbeeld rechtshulp aan psychiatrische patiënten) waarin de advocaat werkzaam is, of de verbondenheid die een advocaat heeft met een specifieke locatie voor het voeren van de praktijk (bijvoorbeeld AZC Budel of AC Schiphol) een concrete aanwijzing kan zijn dat de afname in de vergoeding niet door toedoen van de advocaat is veroorzaakt maar het gevolg is van de maatregelen die vanaf 16 maart 2020 golden voor de rechtspleging.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen van alle eisers gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt de raad op om binnen 16 weken opnieuw te beslissen op de bezwaren van eisers;
- bepaalt dat de raad het door eisers betaalde griffierecht (€ 181,00 eisers [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ; € 184,00 erven [naam] ) moet terugbetalen;
- veroordeelt de raad in de vergoeding van de proceskosten van de erven [naam] tot een bedrag van € 1674,00.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023.
Informatie over hoger beroep
Bijlage
Artikel 1“De Minister voor Rechtsbescherming wijst het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand aan om deze regeling namens hem uit te voeren.”
Artikel 2“1. De Minister voor Rechtsbescherming kan met inachtneming van het bepaalde in deze regeling een tegemoetkoming in de afname van de vergoedingen voor het aantal toevoegingen, toegekende extra uren en piketmeldingen in het jaar 2020 ten opzichte van het jaar 2019 toekennen aan:
(…).”
Artikel 5
(…).”