ECLI:NL:RBOBR:2023:3113

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
10508382_E20062023
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loondoorbetaling en re-integratieverplichtingen in kort geding tussen werknemer en werkgever

In dit kort geding, dat op 20 juni 2023 door de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, staat de vraag centraal of Can-Pack gerechtigd was om de loondoorbetaling aan de eiser, een werknemer die sinds 1 maart 2021 in dienst is, per 6 december 2022 te staken. De eiser, geboren in Polen en sinds 23 juni 2021 ziekgemeld, betwist dat hij niet meewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen. Can-Pack heeft het loon opgeschort omdat de werknemer volgens hen niet de benodigde informatie van het Poolse ZUS heeft verstrekt. De eiser heeft echter op 15 en 16 december 2022 de gevraagde informatie aan Can-Pack gestuurd, wat volgens hem de basis voor de loonopschorting vervalt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer, gezien zijn langdurige ziekte en verblijf in Polen, niet in staat was om naar Nederland te reizen voor een afspraak met de bedrijfsarts. De rechter oordeelt dat Can-Pack onterecht de loonbetaling heeft gestaakt, omdat de werknemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan en het niet op zijn weg lag om de aanvraag bij het ZUS te indienen. De rechter heeft Can-Pack veroordeeld tot betaling van € 11.834,61 aan achterstallig loon en emolumenten over de periode van 6 december 2022 tot 1 mei 2023, alsook tot betaling van € 2.527,78 per maand aan loon en emolumenten vanaf 1 mei 2023. Daarnaast is Can-Pack veroordeeld tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificaties en het betalen van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10508382 CV EXPL 23-2860
Vonnis in kort geding van 20 juni 2023
in de zaak van:
[eiser],
wonende in [woonplaats] ( [land] ),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G.F. de Graaf,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAN-PACK NETHERLANDS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend in Helmond,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Can-Pack,
gemachtigde: mr. J. van Hoeckel.

1.Waar gaat dit kort geding over

[eiser] is geboren in Polen, hij woont in [land] en hij is sinds 1 maart 2021 in dienst van de Nederlandse werkgever Can-Pack, locatie Helmond. [eiser] is sinds 23 juni 2021 ziekgemeld bij Can-Pack en hij verblijft mede daarom al geruime tijd in Polen. Can-Pack heeft het loon van [eiser] vanaf december 2022 opgeschort, omdat hij volgens Can-Pack niet voldoet aan zijn re-verplichtingen. [eiser] betwist dat. De vraag die in deze zaak centraal staat is dus of Can-Pack gerechtigd is het loon van [eiser] op te schorten.

2.Het verloop van het geding

2.1
De kantonrechter, in deze zaak optredend als voorzieningenrechter, heeft kennisgenomen van de door [eiser] op 17 mei 2023 uitgebrachte dagvaarding in kort geding met 19 producties. Bij brief van 23 mei 2023 heeft [eiser] een aangepast productieoverzicht overgelegd en producties 20 en 21 ingediend.
2.2
Op 24 mei 2023 is de mondelinge behandeling geweest. Bij die gelegenheid was [eiser] niet aanwezig maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens Can-Pack was tijdens de zitting aanwezig [A] (HR-business partner), bijgestaan door haar gemachtigde. Can-Pack heeft, bij monde van haar gemachtigde, tijdens de behandeling verweer gevoerd aan de hand van een pleitnota en de producties 1 tot en met 5 overgelegd. Ook hebben partijen tijdens de behandeling hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is.
2.3
De zaak is vervolgens aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of zij een regeling in der minne zouden kunnen bereiken. Daarnaast is Can-Pack in de gelegenheid gesteld om nadere producties in te dienen en mocht [eiser] daarop reageren.
2.4
Bij brief van 6 juni 2023 heeft [eiser] de kantonrechter bericht dat partijen er niet in zijn geslaagd om tot een oplossing te komen en dat hij daarom verzoekt om vonnis te wijzen.
2.5
Bij e-mail van 7 juni 2023 heeft Can-Pack een aantal (ongenummerde) producties ingediend. Vervolgens heeft [eiser] diezelfde dag nog daarop bij e-mail gereageerd en productie 22 overgelegd.
2.6
Tot slot is de datum voor uitspraak van het vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1
Can-Pack is een producente van verpakkingsmiddelen, met name van blik(jes).
Can-Pack is gevestigd en kantoorhoudende in Helmond.
3.2
[eiser] is op [geboortedatum] 1986 geboren in Polen. Hij heeft vanaf januari 2020 via het uitzendbureau Covebo werkzaamheden verricht voor Can-Pack. Met ingang van 1 maart 2021 is [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Can-Pack (deze arbeidsovereenkomst is opgesteld in de Engelse taal en is getiteld: “Employment Agreement For Indefinite Period”). Vanaf de aanvang van het uitvoeren van zijn werkzaamheden voor Can-Pack heeft hij steeds gewerkt in de functie van machine operator op de locatie van Can-Pack in Helmond. De arbeidsomvang van [eiser] bedraagt 40 uur per week tegen een brutoloon van € 16,21 per uur exclusief emolumenten. De cao Metalelektro is van toepassing verklaard.
3.3
Op 23 juni 2021 heeft [eiser] zich bij Can-Pack arbeidsongeschikt gemeld.
3.4
Vervolgens is [eiser] , met toestemming van de bedrijfsarts en Can-Pack, op vakantie naar Polen gegaan. Tijdens deze vakantie, op 5 augustus 2021, heeft [eiser] een auto-ongeluk gehad in Polen. Sindsdien verblijft hij in Polen.
3.5
Naar aanleiding van zijn ziekmelding heeft [eiser] (vanuit Polen) meerdere keren contact gehad met de bedrijfsarts in Nederland (een voorbeeld hiervan wordt hierna bij 3.7 weergegeven). De contacten met de bedrijfsarts verliepen op afstand, via telefonisch contact en e-mailcontact. Ook de contacten tussen [eiser] en Can-Pack verliepen vanaf zijn ziekmelding uitsluitend op afstand, met name via e-mail.
3.6
Bij e-mail van 22 november 2022 heeft Can-Pack aan [eiser] aangekondigd dat zij het loon zal opschorten, als zij niet tijdig de benodigde informatie vanuit het ZUS beschikt. Het ZUS is de Poolse Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Meer specifiek staat in de hiervoor genoemde e-mail:
“ [eiser] ,
We have to get the information from ZUS.
Otherwise we will not be able to fulfil OUR reintegration obligation!
So if we don’t have the confirmation within 2 weeks (by 6 December at the latest),your salary will be suspended as of that date.
If you don’t provide us with information, there is no other choice.
Postscript: the information from ZUS has to sent to Arbo Zuid because of the medical information. (…)”
3.7
Op 30 november 2022 heeft de bedrijfsarts ( [C] , werkzaam bij Arbo Zuid) telefonisch contact gehad met [eiser] . Naar aanleiding daarvan is een verslag (ter attentie van de leidinggevenden van [eiser] ) opgesteld en hierin staat onder meer:
“(…)Stand van zaken / advies
De belastbaarheid is niet veranderd. Meneer volgt nog 3x/week een behandeling. Hij is gisteren nog bij de hoofdbehandelaar geweest. Hij zal de vertaalde brief naar mij sturen per mail. Meneer meldt mij ook dat hij contact met het ZUS heeft gehad en wacht op de resultaten. Dit stuurt hij ons dan ook toe.
Ik heb meneer geadviseerd om ook zelf aan zijn herstel te werken. Hij is nu veelal afhankelijk van familie in alles. Hij kan daarom nog niet naar Nederland komen begreep ik.
Het contact met werk is goed.
Functionele mogelijkheden en beperkingen
De beperkingen bevinden zich in de energie, het langdurig staan, zitten, bukken, tillen, duwen en trekken, en boven schouderhoogte werken. Ook is meneer beperkt in reizen.
Re-integratie advies
Mijn advies is nog niet veranderd. Meneer [eiser] is nog arbeidsongeschikt voor zijn eigen werk. Een oordeel over aangepast werk kan ik op basis van de gekregen informatie niet maken. Meneer zou nog altijd niet in staat zijn om naar Nederland te reizen.
Het advies is om bij het ZUS een beoordeling te doen.
Over 6 weken zal de belastbaarheid weer opnieuw worden beoordeeld.
Verder adviseer ik meneer [eiser] samen met zijn leidinggevende en met [B] [ [B] , werkzaam bij Arbo Zuid, toevoeging kantonrechter] minimaal iedere 2-3 weken contact met elkaar te houden.
Prognose met betrekking tot volledig herstel eigen werk
Nog niet in te schatten, is afhankelijk van de beoordeling van het ZUS. (…)”
3.8
Op 15 december 2022 heeft [eiser] onder andere een zogenoemd “OL-9-formulier” naar de [B] gemaild. Dit betreft informatie afkomstig vanuit het ZUS, opgesteld in de Poolse taal, en is voorzien van een Engelse vertaling. Dezelfde informatie heeft [eiser] een dag later, op 16 december 2022, naar Can-Pack gemaild. In de begeleidende mail bij deze informatie schrijft [eiser] het volgende:
“(…) in the attachment 1 am sending an official letter that 1 received from ZUS in which t is written that you must submit an application for me to be examined. For my part, 1 did everything 1 had to do. Please read this and 1 am waiting for a response on this situation.”
3.9
Op 19 december 2022 heeft [eiser] een uitnodiging ontvangen om op 5 januari 2023 in persoon te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts in Helmond. Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] op 19 december 2022 via e-mail laten weten dat hij gelet op zijn situatie altijd een telefonische afspraak heeft bij de bedrijfsarts. Op 20 december 2022 heeft Arbo Zuid kort gezegd medegedeeld dat hij dit keer wel voor de afspraak naar Nederland dient te komen. Dit heeft Arbo Zuid later nogmaals herhaald.
3.1
[eiser] was niet aanwezig op het spreekuur van de bedrijfsarts op 5 januari 2023.
3.11
Op 6 januari 2023 heeft [eiser] een e-mail gestuurd naar ArboZuid:
“(…) My application to ZUS was rejected. I HAVE NOT BEEN TESTED BY ZUS. YOU MUST SUBMIT AN APPLICATION SO I CAN BE TESTED. So how do you get the information that I can travel if my doctor who is treating me had forbidden me to travel. Why are you ignoring my health?”
3.12
Op 11 januari 2023 heeft [eiser] aan Can-Pack gemaild:
“(…) why did i not receive my full payment? I only received 696 euros.”
3.13
Vervolgens heeft Can-Pack daar op 12 januari 2023 als volgt op geantwoord:
“(…) This is correct, you were informed already in October that you needed tot end us specific information from the ZUS (to our company doctor, Arbo Zuid).
Because this was not send after few months, we postponed your salary payment as of December.
After this we did receive several ZUS documents, form which our company doctor concludes that you are able to drive/travel to NL. Therefore he invited you for a physical meeting with the doctor here [afspraak 5 januari 2023, toevoeging kantonrechter].
As you did not show up on that date (you mentioned it would be by phone), we cannot asses your ability to work at this moment. As a result we cannot check whether you do everything we can expect you do to by Dutch law to start working, ands as an employer must take steps. Otherwise the UWV will blame us for being too lenient with your illness case.
For now, if your visit our company doctor tot asses the medical situation, your salary will be restored. (…)”
3.14
Vanaf december 2022 is Can-Pack overgegaan tot opschorting van het loon dan wel heeft zij het loon stopgezet.

4.De vordering van [eiser]

4.1
vordert in kort geding, samengevat, Can-Pack te veroordelen tot:
betaling van achterstallig loon van € 11.834,61 bruto en emolumenten (berekend over de periode 6 december 2022 tot 1 mei 2023), te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
betaling van € 2.527,78 bruto per maand aan loon en emolumenten vanaf 1 mei 2023, en de reeds verschenen termijnen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificaties binnen 14 dagen, op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Can-Pack hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00;
betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 893,35;
de proceskosten;
de nakosten, te vermeerderen met betekeningskosten.
4.2
[eiser] legt, kort weergegeven, aan zijn vordering ten grondslag dat hij vanaf 6 december 2022, maar in ieder geval vanaf 15 dan wel 16 december 2022 recht heeft op doorbetaling van het loon tijdens zijn ziekte. Hij heeft immers op 15 december 2022 de door Can-Pack verzochte informatie (afkomstig van het ZUS) aan de bedrijfsarts verstrekt en op 16 december 2022 heeft [eiser] deze informatie ook aan Can-Pack gestuurd. Hiermee heeft hij voldaan aan de eis die Can-Pack in haar e-mail van 22 november 2022 heeft gesteld (productie 9 bij dagvaarding) en daarom vervalt de basis voor het opschorten van het loon vanaf 15 dan wel 16 december 2022. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de werkgever het ZUS dient te verzoeken om [eiser] medisch te laten onderzoeken (producties 11 en 12 bij dagvaarding). [eiser] hoeft verder geen actie te ondernemen en hij heeft aan al zijn verplichtingen richting Can-Pack voldaan.
Daarnaast heeft [eiser] gesteld dat Can-Pack niet onverwijld de reden van opschorting heeft medegedeeld en dat Can-Pack alleen daarom al onterecht het loon heeft opgeschort. [eiser] is op 5 januari 2023 niet verschenen op een afspraak van de bedrijfsarts in Nederland, omdat hij toen in Polen verbleef en niet in staat was om naar Nederland te reizen. Can-Pack wist dus al op 5 januari 2023 dat hij niet op de afspraak aanwezig was geweest, maar Can-Pack heeft [eiser] pas op 12 januari 2023 – nadat [eiser] daarom op 11 januari 2023 had gevraagd – op de hoogte gesteld dat het loon niet (volledig) zou worden uitbetaald.
Verder stelt [eiser] dat Can-Pack niet van hem mag verlangen dat hij zich naar Nederland begeeft om zich daar door bedrijfsarts te laten onderzoeken. Bovendien is hij daartoe niet in staat en wordt het maken van lange reizen afgeraden door zijn arts.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat hij vanaf 6 december 2022 geen loon meer ontvangt en hij niet in aanmerking komt voor een uitkering.
De details en de nadere stellingen van [eiser] komen hierna bij de beoordeling, voor zover relevant, aan de orde.

5.Het verweer van Can-Pack

5.1
Can-Pack heeft tijdens de zitting verweer gevoerd. Primair verzoekt zij [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat [eiser] heeft verzuimd een deskundigenverklaring zoals bedoeld in artikel 7:629a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over te leggen. Subsidiair verzoekt Can-Pack de vorderingen van [eiser] af te wijzen, omdat Can-Pack kort gezegd op goede gronden is overgegaan tot loonopschorting. In beide gevallen verzoekt Can-Pack [eiser] te veroordelen in de proceskosten.
Op de details van het verweer wordt hierna, voor zover van belang, onder de beoordeling ingegaan.

6.De beoordeling

Toepasselijk recht en rechtsmacht
6.1
Deze kort geding procedure heeft internationale aspecten, onder meer omdat [eiser] niet in Nederland woont. Daarom moet eerst (ambtshalve) worden getoetst welk recht van toepassing is en of de kantonrechter, in deze procedure optredend als voorzieningenrechter, bevoegd is van dit geschil kennis te nemen.
6.2
Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is op hun rechtsverhouding (dit blijkt onder meer uit artikel 13.3 van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst), en omdat Can-Pack gevestigd is in Helmond, is de voorzieningenrechter van deze rechtbank de bevoegde rechter.
Beoordelingskader kort geding
6.3
Om een voorziening te kunnen treffen zoals door [eiser] is gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid te kunnen worden aangenomen dat een rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal toewijzen. Die beoordeling geschiedt op basis van wat in deze procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt. Daarnaast dient sprake te zijn van een spoedeisend belang, in die zin dat van [eiser] niet mag worden verwacht dat hij de uitkomst van een (mogelijke) bodemprocedure afwacht. Bij die beoordeling dient in ieder geval te worden betrokken hoe aannemelijk het is dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure zal worden toegewezen en ook het belang van [eiser] bij het treffen van de gevorderde voorziening en de gevolgen daarvan voor Can-Pack, waaronder het risico van onmogelijkheid van terugbetaling.
Spoedeisend belang
6.4
De vordering van [eiser] betreft in de kern een loonvordering. Uit de aard van die vordering blijkt voldoende dat sprake is van een spoedeisend belang. Daar komt bij dat Can-Pack de spoedeisendheid niet heeft betwist. [eiser] is in zoverre dan ook ontvankelijk in zijn vordering.
Deskundigenverklaring vereist?
6.5
Het meest verstrekkende verweer dat Can-Pack voert betreft de door haar bepleite niet-ontvankelijkheid van [eiser] , omdat hij heeft verzuimd een deskundigenverklaring zoals bedoeld in artikel 7:629a BW over te leggen. Dit verweer wordt gepasseerd, en wel hierom.
6.6
In artikel 7:629a BW is de deskundigenprocedure beschreven, die ‘een verplicht voorportaal voor toegang tot de rechter is’(
Kamerstukken II1995/96, 24439, 3, p. 63). In artikel 7:629a lid 1 BW is namelijk bepaald dat een vordering tot betaling van het loon tijdens ziekte moet worden afgewezen indien die niet vergezeld gaat van een verklaring van een verzekeringsarts. Deze verplichting geldt voor bodemprocedures en in beginsel niet in een kortgedingprocedure (
Kamerstukken II, 1995/96, 24439, nr. 3, p. 64-65 en Hoge Raad 14 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1673). Ook in deze kortgedingprocedure acht de kantonrechter een dergelijke verklaring niet noodzakelijk, temeer niet omdat een dergelijke verklaring nu juist onderwerp van debat is. Dit betekent dus dat [eiser] ontvankelijk is in zijn vordering.
Loonopschorting/loonstop terecht?
6.7
Centraal staat de vraag of Can-Pack gerechtigd was, na haar schriftelijke waarschuwing van 22 november 2022, haar verplichting tot loondoorbetaling aan [eiser] per 6 december 2022 te staken (en gestaakt te houden), omdat [eiser] niet meewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen. Uit de inhoud van de e-mail van 22 november 2022 en de overige correspondentie tussen partijen volgt dat de feitelijke reden van de loonstop per 6 december 2022 erin is gelegen dat [eiser] niet (tijdig) de benodigde (medische) informatie vanuit het ZUS aan Can-Pack heeft verstrekt, althans daaraan zijn medewerking heeft verleend. Het voortduren van het staken van loondoorbetaling is er volgens Can-Pack ook in gelegen dat [eiser] op 5 januari 2023 niet in persoon is verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts in Helmond. Tussen partijen moet als vaststaand worden aangenomen dat [eiser] ziek is en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is. Can-Pack heeft immers eerder steeds zijn loon doorbetaald.
6.8
Bij de beantwoording van de hiervoor weergegeven vraag wordt vooropgesteld dat in artikel 7:629 lid 1 BW is bepaald, voor zover relevant, dat een werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid recht heeft op loon, tenzij de in lid 3 genoemde uitzonderingen van toepassing zijn. In artikel 7:629 lid 3 sub d BW wordt als uitzondering genoemd de tijd gedurende welke werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of door een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten. Hierbij is van belang dat in de wet niet nader is uitgewerkt wat verstaan moet worden onder een redelijk voorschrift. Gelet op de strekking van de hiervoor genoemde bepaling moet er in zijn algemeenheid van worden uitgegaan dat daarvan sprake is indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
i. gegeven de aard van de arbeidsongeschiktheid en de stand van zaken in de
re-integratie is het voorschrift gepast;
aannemelijk is dat (het resultaat van) het voorschrift de re-integratie zal bevorderen;
van de werknemer in redelijkheid kan worden gevergd dat hij het voorschrift opvolgt.
Daarbij komt gewicht toe aan wat de bedrijfsarts of een andere in dat verband ingeschakelde deskundige heeft geadviseerd.
6.9
Dat [eiser] niet (tijdig) de door Can-Pack vereiste (medische) informatie afkomstig van het ZUS heeft verstrekt, rechtvaardigt onder de gegeven omstandigheden en in het licht van de hiervoor bij 6.8 genoemde voorwaarden, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen oplegging van een loonsanctie vanaf begin december 2022. Ook is er geen reden voor het vervolg van de loonsanctie in januari 2023. Daartoe wordt als volgt overwogen.
6.1
De rode draad in deze zaak is dat [eiser] ziek is, mede als gevolg daarvan al lange tijd in Polen verblijft en dat daardoor de contacten met de bedrijfsarts en de werkgever in Nederland op afstand verlopen. Dat leidt over en weer tot strubbelingen. Bovendien is een derde partij in beeld, namelijk het Poolse ZUS, waarvan [eiser] en Can-Pack daarvoor afhankelijk zijn. Het ZUS is kort gezegd het bevoegde orgaan in Polen dat door de bedrijfsarts/Can-Pack is en moet worden ingeschakeld omdat er op enig moment behoefte was aan nadere informatie over de arbeidsongeschiktheid van [eiser] . In het spreekuurverslag van 30 november 2022 schrijft bedrijfsarts Driessen van Arbo Zuid immers
: “Het advies is om bij het ZUS een beoordeling te doen”.
6.11
[eiser] heeft gesteld dat het op de weg van Can-Pack en/of de bedrijfsarts lag om een aanvraag in te dienen bij het ZUS om hem te laten onderzoeken, dat hij aan al zijn verplichtingen heeft voldaan en dat hij niet meer kon doen dan wat hij gedaan heeft. Dit standpunt heeft [eiser] onder andere al op 15 december 2022 ingenomen richting de bedrijfsarts en Can-Pack (productie 11 bij dagvaarding:
“(…) in the attachment 1 am sending an official letter that 1 received from ZUS in which it is written that you must submit an application for me to be examined. For my part, 1 did everything 1 had to do. Please read this and 1 am waiting for a response on this situation.”). Dit standpunt heeft hij herhaald op 3 januari 2023 (productie 14 bij dagvaarding:
“(…)The documents I sent to you are not an assessment of ZUS. This is the appilcation I submitted (see attached), but it was rejected by ZUS, because you should have submitted the application to have ZUS examine me. (…) I want to appear before the ZUS medical commission, but you have to submit an application for examination. Please do It as quickly as possible (…)”)en nogmaals op 6 januari 2023 (productie 14 bij dagvaarding:
“(…)My application to ZUS was rejected. I HAVE NOT BEEN TESTED BY ZUS. YOU MUST SUBMIT AN APPLICATION SO I CAN BE TESTED (…)”).
6.12
Can-Pack is het in zoverre met [eiser] eens dat zij als werkgever, of in haar opdracht de bedrijfsarts, een aanvraag bij het ZUS moet indienen en dus dat dit niet op de weg van de werknemer ligt. Can-Pack heeft die opdracht aan het ZUS ook daadwerkelijk op 19 oktober 2022 aan het ZUS gegeven. Can-Pack volgt [eiser] echter niet in zijn standpunt dat hij alles heeft gedaan wat nodig is, want hij heeft zich kort gezegd (nog steeds) niet medisch laten keuren door het ZUS. Omdat de gevraagde keuring door het ZUS uitbleef, heeft Can-Pack [eiser] opgeroepen om te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts in Nederland en hem aldaar te onderzoeken, maar ook aan die oproep heeft [eiser] geen gehoor gegeven.
6.13
Dat Can-Pack een aanvraag bij het ZUS heeft ingediend moge zo zijn, maar duidelijk is dat een reactie van het ZUS om [eiser] medisch te onderzoeken is uitgebleven en dat nu juist die reactie voor betrokken partijen van belang is om de arbeidsongeschiktheid van en re-integratiemogelijkheden voor [eiser] vast te stellen. Naar het oordeel van de kantonrechter ligt het niet op de weg van de zieke werknemer om daarin actie te ondernemen en kan [eiser] dan ook geen verwijt worden gemaakt. [eiser] heeft immers herhaaldelijk aan Can-Pack dan wel de bedrijfsarts kenbaar gemaakt dat het ZUS hem niet kan onderzoeken omdat er geen aanvraag ligt en dat Can-Pack het ZUS hiervoor dient te benaderen. Can Pack wist dat ook en heeft beweerdelijk vaker bij Poolse werknemers deze weg probleemloos bewandeld. Er kan dan ook niet worden gezegd dat [eiser] zijn re-integratieverplichtingen heeft geschonden. [eiser] heeft, voor zover mogelijk, contact gehad met het ZUS, maar hij heeft daar vervolgens geen gehoor gekregen. Dat kan er in dit geval niet toe leiden dat hij niet heeft voldaan aan een redelijk voorschrift van Can-Pack om zich te laten onderzoeken door het ZUS.
Dat er eventueel sprake is geweest van miscommunicatie tussen Can-Pack, het ZUS, de bedrijfsarts en/of [eiser] of dat er ergens procedureel iets niet (helemaal) goed is gegaan tussen de betrokkenen, kan – los van de vraag of daarvan daadwerkelijk sprake is geweest – [eiser] niet worden tegenworpen, althans daartoe zijn onvoldoende aanknopingspunten in dit dossier.
Het voorgaande geldt ook als Can-Pack zich op het standpunt stelt dat [eiser] in een eerder stadium heeft aangegeven dat het UWV het ZUS had moeten benaderen. Voor Can-Pack had helder moeten zijn dat dit een vergissing betreft.
6.14
Gelet op het voorgaande is met de op dit moment beschikbare gegevens en de huidige stand van zaken voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Can-Pack onterecht de loonbetaling heeft gestaakt vanaf 6 december 2022 en dat [eiser] vanaf dat moment recht heeft op doorbetaling van het loon.
6.15
Verder is voldoende aannemelijk dat ook het vervolg van de loonopschorting/loonstop, dus omdat [eiser] op 5 januari 2023 niet in persoon op het spreekuur van de bedrijfsarts in Nederland is verschenen, onterecht is geweest. Ook deze loonsanctie heeft werkgever immers gebaseerd op een te verwachten activiteit van de werknemer en dat kan juist in deze situatie niet van hem worden gevergd. Reden hiervoor is dat op het moment dat er behoefte bestaat aan nadere informatie over de arbeidsongeschiktheid van werknemer, de bedrijfsarts/Can-Pack gehouden was om het bevoegde orgaan in Polen (het ZUS) in te schakelen. Weliswaar heeft Can-Pack dat gedaan, maar dat is niet van de grond gekomen en er zijn, zoals hiervoor al is overwogen, onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat dat enkel en alleen te wijten is aan [eiser] . De vraag of de werknemer al dan niet op de medische gronden in staat was om naar Nederland te reizen acht de kantonrechter minder van belang (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 maart 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:714). Deze discussie tussen partijen zal verder dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
6.16
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, hoeft niet meer nader te worden besproken, omdat dit in het licht van al wat in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
Achterstallig loon (6 december 2022 tot 1 mei 2023)
6.17
De slotsom is dat Can-Pack veroordeeld zal worden tot betaling van € 11.834,61 bruto aan achterstallig loon en emolumenten over de periode 6 december 2022 tot 1 mei 2023. Tegen de hoogte van dit bedrag is door Can-Pack geen verweer gevoerd.
Loon vanaf 1 mei 2023
6.18
Ook het vorderen van loon en emolumenten vanaf 1 mei 2023 (€ 2.527,78 bruto per maand) is gelet op het voorgaande toewijsbaar.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
6.19
De door [eiser] gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente over het (achterstallige) loon komen wegens de te late betaling op grond van de wet voor toewijzing in aanmerking. Het is Can-Pack als werkgever toe te rekenen dat zij het loon (destijds) niet tijdig heeft voldaan. De kantonrechter ziet in de gegeven feiten en omstandigheden geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen. Daarbij is in de eerste plaats in aanmerking genomen wat hiervoor is overwogen, te weten het ongegrond opleggen van een loonsanctie. In de tweede plaats is daarbij in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is geworden dat [eiser] zich onwelwillend heeft opgesteld zoals Can-Pack heeft aangevoerd.
Loonspecificaties
6.2
De vordering van [eiser] tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificaties zal, omdat hiertegen geen verweer is gevoerd en het bovendien een wettelijke verplichting is, worden toegewezen. Daaraan zal een termijn worden verbonden van 14 dagen na betekening van het vonnis zoals gevorderd. Ook de daaraan gekoppelde dwangsom zal worden toegewezen zoals gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.21
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt verder vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 893,35 stemt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
6.22
Can-Pack wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten. Die kosten worden vastgesteld op € 1.615,14 (waarvan € 129,14 aan dagvaardingskosten, € 693,00 aan griffierecht en € 793,00 aan salaris gemachtigde).
Nakosten
6.23
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder randnummer 2.3, volgt dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de door [eiser] verzochte nakosten.

7.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
7.1
veroordeelt Can-Pack tot betaling aan [eiser] van € 11.834,61 bruto aan achterstallig loon en emolumenten over de periode 6 december 2022 tot 1 mei 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% over het bedrag van € 11.834,61 bruto, en te vermeerderen met de wettelijke rente over het hiervoor genoemde bedrag aan achterstallig loon en de wettelijke verhoging vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening;
7.2
veroordeelt Can-Pack tot betaling aan [eiser] van € 2.527,78 bruto per maand aan loon en emolumenten vanaf 1 mei 2023 voor wat betreft de reeds verschenen termijnen, deze te vermeerderen met de wettelijke verhoging van maximaal 50%, en te vermeerderen met de wettelijke rente over het achterstallig loon en de wettelijke verhoging vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening;
7.3
veroordeelt Can-Pack om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] deugdelijke bruto/netto specificaties te verstrekken ten aanzien van de (loon)betalingen vanaf december 2022, op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor elke dag dat Can-Pack hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00;
7.4
veroordeelt Can-Pack om aan [eiser] te betalen € 893,35 aan buitengerechtelijke incassokosten;
7.5
veroordeelt Can-Pack in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 1.615,14;
7.6
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, en is in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 juni 2023.