3.2.Het hof zal uitgaan van het feitenoverzicht in rechtsoverweging 2 van de beschikking van 27 september 2018. Het hof zal die feiten hier niet volledig herhalen. Het gaat samengevat om het volgende.
3.2.1.[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1981, is op 8 januari 2013 in dienst getreden bij [werkgever] . [werknemer] vervulde de functie van productiemedewerker. Hij verdiende € 2.369,99 bruto per vier weken. Op de overeenkomst was de cao Metaal & Techniek van toepassing.
3.2.2.[werknemer] verrichtte 9 ½ maand per jaar werkzaamheden voor [werkgever] en 2 ½ maand per jaar verbleef hij in Polen. [werknemer] is in Polen woonachtig.
[werknemer] is op 14 juli 2017 naar Polen vertrokken. Hij zou begin augustus 2017 zijn werkzaamheden hervatten, maar is ziek geworden.
3.2.3.In het formulier van de Poolse Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (hierna: ZUS) van 10 augustus 2017 staat:
“(…) unfit for work to 25.08.2017 (…) bed rest necessary (…)”.
3.2.4.Op 23 november 2017 is [werknemer] uitgenodigd voor een gesprek bij de bedrijfsarts op 1 december 2017. De afspraak is op verzoek van [werknemer] verzet naar 6 december 2017. Op 4 december 2017 heeft [werknemer] een mail gestuurd aan de bedrijfsarts om de afspraak te verzetten. [werknemer] heeft daarbij aangegeven dat hij om gezondheidsredenen niet kan reizen. Tevens heeft hij op 4 en op 5 december 2017 medische informatie gestuurd, waarin onder andere (naar het Engels vertaald) het volgende staat:
“(…) remaining for a long time in one position is contraindicated. Lifting heavy objects and travelling for a long time by means of transport contraindicated. (…).”
3.2.5.Op 20 december 2017 heeft [werkgever] [werknemer] opnieuw opgeroepen om te verschijnen bij de bedrijfsarts op 3 januari 2018 onder aankondiging van een loonstop bij het niet meewerken aan re-integratie. [werkgever] heeft in die oproep aan [werknemer] geschreven dat de bedrijfsarts op basis van de door hem toegestuurde Poolse documenten van mening is dat er sprake is van ziekte, maar dat niet is uitgesloten dat [werknemer] aangepast werk kan verrichten en naar Nederland kan reizen. Aan [werknemer] is medegedeeld dat spreekuurcontact nodig is om te beoordelen welke passende werkzaamheden aangeboden kunnen worden.
3.2.6.[werknemer] is niet verschenen op 3 januari 2018. [werkgever] heeft de betaling van het loon met ingang van 1 januari 2018 gestaakt.
3.2.7.In de ZUS formulieren van 29 december 2017, 30 januari 2018, 20 februari 2018, 15 maart 2018 en 5 april 2018 is aangegeven dat [werknemer] tussen 21 december 2017 en 17 april 2018 ongeschikt is om werkzaamheden te verrichten en dat bedrust noodzakelijk is.
3.2.8.Op 26 maart 2018 is aan [werknemer] medegedeeld dat de bedrijfsarts van oordeel is dat reizen medisch gezien mogelijk is. Bij e-mail van 10 april 2018 heeft [werkgever] aan [werknemer] geschreven dat hij medisch gezien naar Nederland kan reizen. [werkgever] heeft daarbij aangeboden de reiskosten te betalen.
Vervolgens heeft [werkgever] met de (toenmalige) gemachtigde van [werknemer] gecorrespondeerd over de voorwaarden waaronder [werknemer] naar Nederland wilde reizen. Daarbij is namens [werknemer] vermeld dat reizen werd afgeraden door zijn arts.
3.2.9.De bedrijfsarts heeft in een brief van 3 mei 2018 het volgende geschreven:
“(…) Op verzoek van de werkgever, bevestigen wij hierbij dat de door de bedrijfsarts verkregen medische informatie door hem op 8 december 2017 is beoordeeld en de bedrijfsarts daarbij tot de volgende slotsom is gekomen. Er spelen twee soorten klachten: - De primaire klacht is een al langer durend proces, waarmee betrokkene ook naar Polen heeft kunnen reizen (…). – (…) Betrokkene is vanuit deze tweede klacht aangewezen op afwisseling in zitten, staan en lopen. – het reizen met een vliegtuig is ongemakkelijk /pijnlijk, maar niet onmogelijk.(…)”.
3.2.10.Op 23 mei 2018 is er een vonnis in kort geding gewezen door de kantonrechter te Breda, waarin (onder andere) de loonstop vanaf 3 januari 2018 gerechtvaardigd werd geoordeeld.
3.2.11.Op 1 juni 2018 heeft de behandelend neurloog van [werknemer] geschreven:
“ (…) he still requires treatment because of his neurological condition, current symptoms and neurological and imaging investigation results. He is still not allowed to travel from [woonplaats] to the Netherlands because of his clinical condition. Pain and nerve root symptoms make the patient’s transport impossible and the plane take-off and landing may cause deterioration of his condition (…)”.
3.2.12.Op 21 juni 2018 heeft het UWV een deskundigenoordeel afgegeven waarin staat dat [werknemer] onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. Kort gezegd komt het oordeel erop neer dat de verzekeringsarts van het UWV het eens is met het oordeel van de bedrijfsarts dat [werknemer] in staat was om te reizen, en aangezien [werknemer] niet is verschenen op de spreekuren van de bedrijfsarts, heeft hij onvoldoende meegewerkt aan zijn re-integratie.
3.2.13.Met een e-mail van 3 juli 2018 heeft [werknemer] aan [werkgever] - kort gezegd - medegedeeld het niet eens te zijn met het deskundigenoordeel van het UWV en heeft hij [werkgever] verweten valse informatie aan het UWV te hebben gegeven.
3.2.14.Op 24 april 2019 heeft het UWV op verzoek van [werknemer] opnieuw een deskundigenoordeel gegeven. De conclusie in dat deskundigenoordeel is dat [werknemer] wel aan zijn re-integratie inspanningen heeft voldaan.
Welke rechter is bevoegd? Welk recht is van toepassing?
3.3.1.Met partijen - en impliciet de kantonrechter - is het hof van oordeel dat, gezien de toepasselijke EU verordeningen in deze internationale zaak, de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
3.3.2.De kantonrechter heeft overwogen dat Nederlands recht van toepassing is (in rechtsoverweging 5.1 van de beschikking van 27 september 2018). Ook partijen gaan daarvan uit, zodat ook het hof daarvan uit zal gaan.
3.3.3.In rechtsoverweging 5.1 van de beschikking van 27 september 2018 heeft de kantonrechter verwezen naar de EU coördinatieverordeningen van de sociale zekerheidsstelsels (nr. 883/04 van de Raad van 29 april 2004 en de nrs. 988/09 en 987/09 van de Raad van 16 september 2009). Het hof zal ook uitgaan van deze verordeningen zoals hierna zal blijken.
Welke verzoeken hebben partijen aan de kantonrechter gedaan, hoe is de procedure bij de kantonrechter verlopen, en wat was de beslissing?
3.4.1.[werkgever] heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden en daarbij geen rekening te houden met de opzegtermijn en te bepalen dat [werknemer] geen recht heeft op een transitievergoeding, omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
3.4.2.[werknemer] heeft op zijn beurt verzocht dat de kantonrechter [werkgever] veroordeelt tot betaling van het achterstallige loon vanaf januari 2018, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50%.
3.4.3.De kantonrechter heeft bij beschikking van 27 september 2018 [werkgever] in de gelegenheid gesteld om een nadere onderbouwing te geven van haar verzoeken. Nadat dit door [werkgever] is gedaan en [werknemer] daarop had gereageerd, heeft de kantonrechter bij beschikking van 28 februari 2019 beslist dat een deskundigenonderzoek diende plaats te vinden. Verder heeft de kantonrechter in die beschikking met toepassing van artikel 69 Rv het tegenverzoek van [werknemer] verwezen naar de dagvaardingsprocedure. [werknemer] heeft de daartoe door de kantonrechter gegeven instructies echter niet opgevolgd. Er is dus geen (bodem)procedure met betrekking tot het loon aanhangig gemaakt.
3.4.4.Nadat partijen zich over de door de kantonrechter voorgestelde deskundige hadden uitgelaten, heeft de kantonrechter bij beschikking van 29 maart 2019 een deskundige benoemd. Op 2 december 2019 heeft de deskundige, dr. L. Beimers, orthopedisch chirurg, een rapport uitgebracht. Nadat partijen in de gelegenheid zijn geweest daarop te reageren, heeft de kantonrechter een eindbeschikking gegeven op 21 april 2020. De kantonrechter heeft
- de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van de datum van de beschikking;
- bepaald dat [werkgever] geen transitievergoeding verschuldigd is aan [werknemer] ;
- [werknemer] veroordeeld in de proceskosten en die veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Wat zijn de verzoeken in hoger beroep?