Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,
Inleiding
23 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV dit bezwaar van ongegrond verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
6 februari 2013. Niet in geschil is dat eiser in juli en augustus 2013 werkzaamheden heeft verricht. Bij de gedingstukken bevindt zich een door eiser ingediend en ingevuld inkomstenformulier van 18 augustus 2013. In dat formulier heeft eiser de vraag of hij heeft gewerkt of loon heeft ontvangen in de periode van 15 juli 2013 tot en met 11 augustus 2013, met “nee” beantwoord.
Als er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan mag het UWV in principe vasthouden aan het onherroepelijke (boete)besluit, tenzij het overduidelijk is dat dit niet redelijk is. In de rechtspraak wordt dat “evident onredelijk” genoemd. [3] Eisers beroepsgronden begrijpt de rechtbank zo, dat eiser zich in essentie op het standpunt stelt dat het vasthouden aan het boetebesluit evident onredelijk is.
18 augustus 2013, dat bestemd is voor opgave van uren en inkomsten, in strijd met de waarheid heeft ingevuld.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
mr. M. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr.M.E.A. Schokker-Stadhouders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023.