ECLI:NL:RBOBR:2023:1177

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
22/693
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van loonsanctie en re-integratie-inspanningen door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres, een B.V., tegen de loonsanctie die door het UWV is opgelegd. De loonsanctie houdt in dat eiseres het loon van de werknemer moet doorbetalen tot 15 december 2022, omdat het UWV van mening is dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De rechtbank concludeert dat de re-integratie-inspanningen in het eerste spoor voldoende zijn geweest, maar dat de inspanningen in het tweede spoor onvoldoende zijn. De rechtbank stelt vast dat de werknemer, die zich ziekmeldde met psychische klachten, niet geschikt is voor zijn eigen werk en dat er geen passende functies binnen de onderneming van eiseres zijn. Echter, de werknemer heeft gesolliciteerd op managementfuncties die niet geschikt zijn, en er is onvoldoende gedaan om zijn afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de loonsanctie blijft staan en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan op 21 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/693

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.G. Pennings)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam], uit [woonplaats] (de werknemer)
(gemachtigde: mr. S.P. van der Beek-Verdoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de haar opgelegde loonsanctie.
1.1.
Met het besluit van 22 oktober 2021 heeft het UWV bepaald dat eiseres het loon van de werknemer moet doorbetalen tot 15 december 2022.
1.2.
Met het bestreden besluit van 4 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft bepaald dat kennisneming van door haar genoemde stukken niet wordt toegestaan aan eiseres, maar uitsluitend aan een gemachtigde die advocaat of arts is of daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam] (directeur bij eiseres) en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt de aan eiseres opgelegde loonsanctie. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Daartoe wordt eerst een opsomming gegeven van de feiten, daarna volgen de standpunten en het juridisch kader. Onder 6 volgt de beoordeling door de rechtbank.
2.3.
Het UWV heeft aan eiseres een loonsanctie opgelegd, omdat het UWV van mening is dat eiseres onvoldoende heeft gedaan om de werknemer te re-integreren.
De feiten
3.1.
De werknemer was bij eiseres werkzaam als bedrijfsleider voor ongeveer 38 uur per week. Op 19 december 2019 heeft hij zich ziekgemeld met psychische klachten.
3.2.
De werknemer is een tijd niet inzetbaar. De werknemer start met werkzaamheden vanuit huis en de uren worden naar vermogen geleidelijk opgebouwd. Deze komen niet van de grond en op 10 november 2020 geeft de casemanager van de werknemer te kennen dat eiseres zich gedwongen heeft gezien de aangegeven werkzaamheden bij de werknemer weg te halen.
3.3.
De bedrijfsarts heeft op 8 november 2020 een “functie mogelijkheden lijst” (hierna: FML) opgesteld. Daarin heeft de bedrijfsarts opgenomen dat de werknemer beperkingen heeft voor onder meer: concentreren van de aandacht (kan zich niet langer dan een half concentreren), verdelen van de aandacht (kan niet langer dan een half uur de aandacht verdelen over meerdere informatiebronnen), herinneren, doelmatig handelen (start niet tijdig activiteiten om het gestelde doel te bereiken) en zelfstandig handelen. Ook het uiten van de eigen gevoelens is beperkt. Zo brengt de werknemer anderen in verwarring door onduidelijke, onvoorspelbare of onconventionele wijze van gevoelsuitingen.
3.4.
Er wordt een arbeidsdeskundig onderzoek re-integratiemogelijkheden uitgevoerd en de bevindingen daarvan zijn neergelegd in een rapport van AdAlert van 25 november 2020. De conclusie is dat de werknemer evident ongeschikt is voor het eigen werk. De overige functies bij eiseres heeft de arbeidsdeskundige categoriaal verworpen, omdat in alle functies normale tot hogere eisen worden gesteld aan concentratievermogen, aandacht vedelen, herinneren, doelmatig en zelfstandig handelen. Evenmin kunnen functies voor de werknemer worden gecreëerd. Op 15 december 2020 heeft de bedrijfsarts gerapporteerd dat herstel voor het eigen werk niet te verwachten lijkt. Inzet van spoor 2 is aangewezen.
3.5.
Ook heeft een intake plaatsgevonden bij een re-integratiecoach. De werknemer heeft een competentietest, een Nederlandse werkwaardentest en een beroepskeuzetest gedaan. In het tweede ziektejaar wijzigen de beperkingen van de werknemer niet. De werknemer solliciteert op functies in het kader van spoor 2.
3.6.
Volgens de eindevaluatie van 7 september 2021 werkt de werknemer niet omdat er geen passend werk is bij de eigen werkgever en dit ook niet passend is te maken. Volgens onderzoek van een klinisch geriater op 12 mei 2021 heeft de werknemer last van cognitieve stoornissen met geheugenstoornis en stoornissen in de executieve functies, met angst- en stemmingsproblematiek en een slaapstoornis.
3.7.
Op 15 september 2021 heeft de werknemer een WIA [1] -uitkering aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden om na te gaan of eiseres aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Dit heeft geleid tot de besluitvorming genoemd onder 1.
Het standpunt van het UWV
4.1.1.
De re-integratie-inspanningen van eiseres in spoor 1 en spoor 2 zijn volgens het UWV onvoldoende. Daartoe verwijst het UWV naar het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, waarin een aantal door de primaire arbeidsdeskundige genoemde tekortkomingen zijn vervallen.
4.1.2.
Eiser heeft in bezwaar een rapport van AdAlert ingediend van 15 november 2021. Dat rapport kan volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de heroverweging niet worden meegenomen, omdat het nieuwe re-integratie-activiteiten betreft. Dat rapport wordt dus door het UWV buiten beschouwing gelaten.
4.1.3.
Als tekortkoming noemt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat in het re-integratieverslag een onderbouwing ontbreekt over het niet aanwezig zijn van passende mogelijkheden binnen het eerste spoor. In de arbeidsdeskundige rapportage van de door de werkgever ingeschakelde arbeidsdeskundige van 25 november 2020 ontbreekt namelijk een overzicht van de in de onderneming van eiseres aanwezige functies op en onder het niveau van de werknemer, ontbreekt een beschrijving van de belasting hierin en ontbreekt de weging tussen de belasting en belastbaarheid. Er wordt enkel categoriaal aangegeven dat de functies worden verworpen, omdat in alle functies normale tot hogere eisen worden gesteld aan concentratievermogen, aandacht verdelen, herinneren, doelmatig en zelfstandig handelen.
4.1.4.
Daarnaast is de door de werkgever ingeschakelde arbeidsdeskundige uitgegaan van een onjuiste belastbaarheid. Door dit verkeerde uitgangspunt zijn mogelijk re-integratiekansen in het eerste spoor gemist. Ook blijkt niet dat er in dat kader is gekeken naar werkzaamheden waarbinnen de werknemer arbeidsritme kan opdoen of is gekeken naar
jobcarving.
4.1.5.
Wat betreft het tweede spoor is volgens het UWV het persoonsprofiel niet volledig correct weergegeven en er is sprake van een te beperkt zoekprofiel. Er is enkel gesolliciteerd op overduidelijk niet geschikte functies. Ook is niet geprobeerd op andere wijze de afstand tot ander werk te verkleinen door bijvoorbeeld te starten met een werkervaringsplaats of vrijwilligerswerk.
Het standpunt van eiseres
4.2.1.
Eiseres voert aan dat zij voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat de loonsanctie niet gerechtvaardigd is. Wat betreft spoor 1 is wel degelijk onderzocht welke werkzaamheden de werknemer zou kunnen verrichten in de onderneming van eiseres. Zo is de werknemer een laptop verstrekt met de opdracht om bestanden te ordenen. Hij was vrij om zijn werktijden te bepalen en kon zijn werkzaamheden vanuit huis verrichten. Als hij om extra informatie vroeg, heeft hij die gekregen. De werknemer voerde de werkzaamheden echter niet uit. In september 2020 is met de werknemer besproken dat hij te weinig deed. Hij heeft niet aangegeven dat hij niet in staat was om de werkzaamheden uit te voeren. Volgens de bedrijfsarts kon hij halve dagen werken, maar liet hij dat na. In die tijd verslechterde zijn fysieke toestand. Uit de rapportage van AdAlert van 25 november 2020 blijkt dat de werknemer ongeschikt was voor zijn eigen werk. Dit was ook niet geschikt te maken. Er zijn ook geen andere mogelijkheden bij eiseres. Zo is onderzocht of er passende functies waren. De arbeidsdeskundige heeft de functies categoriaal verworpen omdat een nadere toelichting per functie niet opportuun was. Eiseres heeft ter onderbouwing hiervan een aanvullende rapportage van 15 november 2021 op laten stellen. Daarin zijn de functies genoemd en er is een vergelijking gemaakt tussen de belastbaarheid van de werknemer en de functies. De conclusie is dat de werknemer arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk en er geen passende functies zijn. Er zijn geen re-integratiekansen gemist. Dat de werknemer niet sterk beperkt, maar beperkt was wat betreft concentreren, heeft geen gevolgen, zo is in de aanvullende rapportage vermeld. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat foutief is genoteerd dat de werknemer een beperkt inzicht heeft in eigen kunnen. Deze foutieve noteringen zouden volgens de arbeidsdeskundige niet hebben geleid tot een andere conclusie dan dat de werknemer ongeschikt was voor het eigen werk. Eiseres heeft zich daarom voldoende ingespannen en er zijn geen kansen gemist.
4.2.2.
Ook wat betreft het tweede spoor was de begeleiding volgens eiseres adequaat. De intakerapportage is onvoldoende meegewogen. Daaruit komt naar voren dat de werknemer zich niet meer op de arbeidsmarkt ziet en het liefst het eigen werk elders zou doen. Van de competenties inzake re-integratie is alleen het opleidingsniveau voldoende. De werknemer heeft een zeer laag zelfbeeld, hij is niet gemotiveerd en neemt geen initiatief. Spoor 2 is ingezet omdat het verplicht is, maar het zou niet leiden tot succes. De hoop was gevestigd op de behandelingen van de werknemer. Eiseres heeft dat niet in haar macht. De werknemer heeft alleen gesolliciteerd naar functies die passen bij zijn eigen werk. Hij ziet onvoldoende in dat zijn beperkingen daaraan in de weg staan. Hij heeft geen interesse voor lichtere functies of vrijwilligerswerk. [naam] heeft op zeer regelmatige basis met de werknemer gevoerd en heeft de werknemer daar tijdens die gesprekken wel op aangesproken, zo is op de zitting naar voren gebracht
Het beoordelingskader
5.1.
In artikel 25, negende lid, van de Wet WIA is, kort samengevat, bepaald dat het UWV het tijdvak waarover de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen, gedurende ten hoogste 52 weken verlengt indien de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
5.2.
In artikel 65 van de Wet WIA is bepaald dat het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde (werknemer) in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
5.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] is het aan het UWV om aannemelijk te maken dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en daarbij te beoordelen of dit zonder deugdelijke grond is geschied. Dit gaat niet zo ver dat het UWV de concreet door de werkgever te nemen stappen ten aanzien van de re-integratie van de werknemer moet formuleren. De concrete invulling van de re-integratie is een taak van eiseres als werkgever. Het bepaalde in artikel 25, negende lid, van de Wet WIA brengt echter mee dat de door het UWV bij het besluit tot oplegging van de loonsanctie gegeven motivering zodanig concreet dient te zijn, dat het de werkgever op basis daarvan voldoende duidelijk kan zijn waaruit zijn tekortkoming ten aanzien van de re-integratie-inspanningen bestaat. Immers, alleen dan zal de werkgever overeenkomstig artikel 25, negende lid, van de Wet WIA in de gelegenheid zijn om die tekortkoming te herstellen.
Het oordeel van de rechtbank
Het eerste spoor
6.1.1.
De rechtbank oordeelt dat het UWV niet aannemelijk heeft gemaakt dat de re-integratie-activiteiten in het eerste spoor onvoldoende zijn geweest. Zij legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
6.1.2.
Niet in geschil is dat de werknemer (evident) niet geschikt is voor de eigen arbeid. Wat betreft de overige bij eiseres in de onderneming aanwezige functies heeft eiseres met een aanvullende rapportage van 15 november 2021 van AdAlert voldoende toegelicht en onderbouwd dat die niet passend zijn voor de werknemer. Namens het UWV is naar voren gebracht dat het rapport een nieuwe re-integratieactiviteit is, omdat opnieuw een onderzoek zou zijn gedaan met een gewijzigde belastbaarheid. Die visie wordt niet gedeeld. Het gaat niet om een actie die gericht is op re-integratie van de werknemer, maar om een nadere toelichting. Zo motiveert de arbeidsdeskundige aanvullend dat er binnen de onderneming van eiseres geen passende functies voorhanden waren. Verder is in het rapport vermeld dat de onjuiste overname van de belastbaarheid op concentratievermogen niet tot een onjuiste conclusie heeft geleid, evenmin als de foutieve overname van het inzicht in eigen kunnen. Ter vergelijking wijst de rechtbank op rechtspraak van de CRvB waarin eveneens is geoordeeld dat een nader rapport met een nadere onderbouwing van de stelling van de werkgever dat voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht kan worden meegenomen in de heroverweging van het besluit tot oplegging van een loonsanctie. [3]
6.1.3.
Verder overweegt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport terloops dat niet blijkt dat eiseres heeft gekeken naar werkzaamheden om arbeidsritme op te doen en dat
jobcarvingniet is onderzocht. Daargelaten dat de geciteerde alinea uit de Werkwijzer Poortwachter dateert van 1 augustus 2022, heeft AdAlert in zijn rapport van 25 november 2020 daar wel degelijk aandacht voor gehad en geconcludeerd dat er bij eiseres geen functie voor de werknemer kan worden gecreëerd. Bovendien is er gestart met de opbouw van werkzaamheden door de werknemer vanuit thuis waarover de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook heeft vermeld:
“In dat licht bezien is het mijns inziens dan ook niet incorrect dat werkgever de heer [naam] de betreffende werkzaamheden thuis liet uitvoeren. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt vanwege de (toegenomen) medische beperkingen van de heer [naam] , kan werkgever niet worden tegengeworpen.”Het standpunt dat niet is geprobeerd arbeidsritme op te bouwen kan dus niet worden gevolgd.
Het tweede spoor
6.2.1.
De rechtbank oordeelt dat het UWV op goede gronden heeft geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen in het tweede spoor onvoldoende zijn. Zij legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
6.2.2.
De rechtbank constateert dat een adequaat zoekprofiel inderdaad ontbreekt. Weliswaar is er een zoekprofiel vergelijkbaar met de functie waarvoor de werknemer is uitgevallen, maar die functie is evident niet geschikt. De werknemer heeft op managementfuncties gesolliciteerd en die zijn, gelet op zijn beperkingen in de FML van 8 november 2020, duidelijk niet geschikt. Volgens het UWV had daarover het gesprek met de werknemer moeten worden aangegaan. Afgevraagd kan worden of het UWV in aanmerking heeft genomen dat [naam] in een brief van 25 februari 2021 aan de werknemer uitlegt dat hij een combinatie van kwaliteiten heeft gescoord die in die combinatie niet vaak voorkomen (+/- 2%). Ook vraagt hij de werknemer om een aantal beroepen uit het profiel, te analyseren op benodigde vaardigheden, kennis en tekortkomingen. [naam] heeft daarmee geprobeerd een begin te maken de werknemer te laten inzien dat bepaalde functies niet passend voor hem zijn. In de brief wordt ook aangekondigd dat dit de volgende keer wordt besproken met de werknemer. Eiseres heeft op de zitting naar voren gebracht dat [naam] ook gesprekken heeft gevoerd met de werknemer. Het UWV stelt dat dit in de verslaglegging had behoren te worden opgenomen, omdat de werkgever daartoe gehouden was gelet op zijn inspanningsverplichting. De rechtbank is het daarmee eens. Afgezien van de genoemde brief en de vermelding in enkele verslagen dat er een gesprek heeft plaatsgevonden met de werknemer, blijkt inderdaad niet dat er met de werknemer serieus is gesproken over zijn sollicitaties op evident ongeschikte functies en dat de werknemer is aangespoord om op meer passende functies te solliciteren. Ook blijkt niet dat er andere of verdere pogingen zijn gedaan om zijn afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen, bijvoorbeeld door een werkervaringsplaats of vrijwilligerswerk aan te bieden. Dat de werknemer geen vrijwilligerswerk heeft willen doen en enkel in vergelijkbare functies zou willen werken, zoals door eiseres ter zitting is gezegd, ontslaat haar niet van de verplichting om een adequaat traject in spoor 2 op te zetten en uit te voeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft terecht overwogen dat dit in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van eiseres als werkgever.
6.2.3.
Er zijn dus door eiseres inspanningen verricht in het tweede spoor, en [naam] heeft de werknemer ook geprobeerd duidelijk te maken dat bepaalde functies niet passend zijn, maar al met al zijn die inspanningen onvoldoende. Een deugdelijke grond om verdere inspanningen achterwege te laten, is onvoldoende aannemelijk geworden. Weliswaar heeft de werknemer cognitieve stoornissen, maar hij had benutbare mogelijkheden. Dat geen verdere re-integratie-inspanningen mogelijk waren is niet aannemelijk geworden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M.S. Requisizione, voorzitter, en mr. M. Venderbosch en mr. D.J.M. van de Voort, leden, in aanwezigheid van mr. A. Bijleveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, Wet WIA.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 28 oktober 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BK1570.
3.Zie CRvB 22 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1142