In deze zaak verzoekt de werkgever, vertegenwoordigd door het notariskantoor, de kantonrechter om terug te komen op eerdere beslissingen die zijn genomen in een beschikking van 6 oktober 2021. De kantonrechter heeft in die beschikking de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 maart 2022 voorwaardelijk ontbonden. De werkgever stelt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst alsnog moet ontbinden wegens een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van de werknemer, [verweerder]. De kantonrechter oordeelt dat hij, gezien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, niet kan terugkomen op de eerder genomen beslissingen. De kantonrechter bevestigt dat de beslissingen in de eerdere beschikking definitief zijn en dat het notariskantoor in dat geval hoger beroep moet instellen als het het niet eens is met die beslissingen.
Daarnaast behandelt de kantonrechter de nevenverzoeken van [verweerder] met betrekking tot achterstallig vakantieloon en vakantietoeslag. [verweerder] stelt dat hij recht heeft op betaling van bedragen die hij niet heeft ontvangen tijdens zijn vakantie- en verlofdagen. De kantonrechter oordeelt dat de prestatiebeloning van [verweerder] niet kan worden beschouwd als een financiële vergoeding die intrinsiek samenhangt met de uitvoering van zijn taken. De kantonrechter komt tot de conclusie dat [verweerder] recht heeft op een bedrag van € 35.604,76 bruto aan achterstallig loon en vakantietoeslag, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door B.C.W. Geurtsen-van Eeden en op 3 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.