ECLI:NL:RBOBR:2022:5706

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
C/01/388143 / KG ZA 22-601
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag door gemeente Eindhoven op zorgverlenende instelling EPI Zorg B.V.

In deze zaak vorderden EPI Zorg B.V. en het Eindhovens Psychologisch Instituut B.V. (hierna: EPI Zorg c.s.) de opheffing van conservatoir beslag dat door de gemeente Eindhoven was gelegd. De gemeente had meerdere beslagen gelegd ten laste van EPI Zorg c.s. naar aanleiding van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de geleverde jeugdzorg. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente Eindhoven onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de vordering die aan het beslag ten grondslag lag, ondeugdelijk was. De voorzieningenrechter wees erop dat de gemeente onvoldoende zorgvuldig had gehandeld in het onderzoek en dat er te veel onzekerheid bestond over de omvang van de vorderingen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van EPI Zorg c.s. zwaarder wogen dan die van de gemeente, vooral gezien de impact van de beslagen op de zorgverlening en de medewerkers van EPI Zorg. De voorzieningenrechter besloot daarom de beslagen op te heffen en de gemeente te gebieden haar betalingsverplichtingen na te komen. De gemeente werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/388143 / KG ZA 22-601
Vonnis in kort geding van 23 december 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EPI ZORG B.V.,
gevestigd te Eindhoven, en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EINDHOVENS PSYCHOLOGISCH INSTITUUT B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseressen,
advocaten mr. M. Franke en mr. J.F. Groen te Eindhoven,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelend te Eindhoven,
gedaagde,
advocaten mr. S. Donkelaar en mr. J.P.J.M. Naus te Nijmegen.
Partijen zullen hierna EPI Zorg c.s., dan wel afzonderlijk EPI Zorg en EPI B.V., en gemeente Eindhoven genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 december 2022 met 23 producties
  • de akte met producties 1 t/m 6 van de zijde van gemeente Eindhoven van 20 december 2022
  • de akte van 20 december 2022 met aanvullende producties 24 t/m 30 van de zijde van EPI Zorg c.s.
  • de akte met aanvullende productie 31 van de zijde van EPI Zorg c.s.
  • de mondelinge behandeling die plaats heeft gevonden op 22 december 2022
  • de pleitnota van EPI Zorg c.s.
  • de pleitnota van gemeente Eindhoven.
Gemeente Eindhoven heeft bezwaar gemaakt tegen de aanvullende producties van EPI Zorg c.s. De voorzieningenrechter heeft dit bezwaar tijdens de mondelinge behandeling verworpen omdat:
  • de producties dinsdagmiddag 20 december, dus meer dan 24 uur voor de mondelinge behandeling, zijn ontvangen
  • gemeente Eindhoven naar het oordeel van de voorzieningenrechter, in de context van dit kort geding, voldoende gelegenheid heeft gehad om de producties te bestuderen en zich daarover uit te laten.
1.2.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter vonnis bepaald op 23 december 2022 te 12.00 uur.

2.De feiten

2.1.
EPI Zorg is sinds circa vijftig jaar een instelling voor geestelijke gezondheidszorg in de regio Eindhoven. Zij biedt psychologisch onderzoek en behandeling aan kinderen, jongeren en volwassenen.
2.2.
Sinds 1 januari 2015 zijn de Nederlandse gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wmo2015. In verband hiermee koopt de gemeente voorzieningen in bij aanbieders van de hiertoe benodigde zorg- en hulpvoorzieningen.
In dat kader hebben EPI Zorg en gemeente Eindhoven vanaf 2016 overeenkomsten gesloten voor de verlening van ambulante specialistische jeugdhulp. Ook thans zijn EPI Zorg en de gemeente Eindhoven nog contractueel verbonden.
2.3.
In de periode 2016 tot en met 2018 heeft de gemeente Eindhoven voor de verlening van ambulante specialistische jeugdhulp een basisovereenkomst, en drie deelovereenkomsten gesloten met EPI Zorg, op basis van welke overeenkomsten EPI Zorg jeugdzorg leverde aan onder andere inwoners van de gemeente Eindhoven. De cliënten die bij EPI Zorg binnen komen, komen met name binnen door middel van verwijzingen via het medische circuit (huisarts, jeugdarts of kinderarts).
2.4.
In de periode juli tot en met september 2018 heeft het college van B&W van de gemeente Eindhoven een ‘inventariserend onderzoek’ uitgevoerd naar tien grotere zorgaanbieders van jeugdhulp, waaronder EPI Zorg. Uit dit onderzoek (dat bestond uit een algemene analyse van declaratiegegevens) viel op dat EPI Zorg overwegend het zwaarste specialistische ggz-product declareerde.
Vervolgens verschenen naar aanleiding van een onderzoek van tv-programma en nieuwssite ‘Follow the Money’ berichten over zorginstellingen die in 2017 en 2018 – volgens de onderzoeksjournalisten – onverklaarbaar hoge winsten hadden gemaakt in de jeugdzorg. Hiertoe behoorde ook EPI Zorg. Uit de jaarrekening over het boekjaar 2016 blijkt dat EPI Zorg over dat jaar een bedrag aan dividend uitkeerde aan de aandeelhouder(s).
2.5.
Deze bevindingen waren voor de gemeente Eindhoven aanleiding om een nader onderzoek te verrichten in de vorm van een materiële controle (in de zin van artikel 6b.1 en verder van de Regeling Jeugdwet) waarin zij enkele geanonimiseerde ondersteuningsplannen van EPI Zorg heeft onderzocht in de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 mei 2020. De bevindingen van deze materiële controle hebben de gemeente Eindhoven ertoe gebracht om een bredere materiële controle uit te voeren naar de zorgverlening door EPI Zorg in de periode 2016 tot en met 2018.
2.6.
In juli 2021 heeft de gemeente Eindhoven aan EPI Zorg laten weten dat zij nog onvoldoende zekerheid had over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de gedeclareerde jeugdhulp in de periode 2016 tot en met 2018, reden waarom de gemeente Eindhoven een detailcontrole (in de zin van de artikelen 6b.5-6 van de Regeling Jeugdwet) aankondigde in 60 cliëntdossiers.
Deze detailcontrole is op 3, 10, 17 en 24 september 2021 uitgevoerd door een commissie, bestaande uit een BIG-geregistreerd arts, een specialist materiële controles en een coördinator van de gemeente Eindhoven op de locatie van EPI Zorg.
De detailcontrole heeft steekproefsgewijs plaats gevonden, waarbij de 60 dossiers zijn geselecteerd door middel van een computerprogramma.
Van deze 60 dossiers zijn er 50 geselecteerd op basis van een declaratie met productcode 45A16; 5 dossiers op basis van een declaratie met productcode 45JO6, en 5 dossiers op basis van een declaratie met productcode 45JO7.
De zorg in categorie met productcode 45A16 betreft ambulante jeugdhulp in de specialistisch zwaarste categorie.
2.7.
De gemeente Eindhoven heeft haar bevindingen in een concept-onderzoeksrapport beschreven. In het rapport is tevens elk individueel cliëntdossier nader uitgewerkt. Het concept-rapport is bij brief van 19 november 2021 aan EPI Zorg verzonden waarbij EPI Zorg in de gelegenheid is gesteld op het conceptrapport te reageren. De gemeente Eindhoven heeft in de brief medegedeeld dat indien de conceptbevindingen na hoor en wederhoor definitief zouden worden, EPI Zorg er rekening mee diende te houden dat de gemeente Eindhoven mogelijk over zou gaan tot (gedeeltelijke) terugvordering van de reeds uitbetaalde vergoedingen voor door EPI Zorg geleverde diensten.
2.8.
EPI Zorg heeft bij brieven van 10 december 2021, 24 januari en 7 februari 2022 en mondeling op 24 maart 2022 op het conceptrapport en de bevindingen van de gemeente Eindhoven gereageerd.
2.9.
Bij brief van 29 april 2022 heeft de gemeente Eindhoven het definitieve onderzoeksrapport aan de advocaat van EPI Zorg c.s. toegestuurd.
In de brief deelt de gemeente Eindhoven mede dat de schriftelijke en mondelinge reacties van EPI Zorg geen aanleiding hebben gevormd voor de gemeente om haar conclusies uit het conceptrapport te herzien.
2.10.
De gemeente Eindhoven stelt dat aan de hand van het onderzoek – onder meer – is gebleken dat:
- in 59 van de 60 onderzochte dossiers niet is voldaan aan de eisen die de overeenkomst stelt aan de combinatie van vereiste problematiek, zorgwaarde en kwaliteit;
- in 41 van de 50 dossiers (in de productcode 45A16) ontbreekt direct contact tussen de cliënt en een BIG-geregistreerd professional in het geheel;
- in 45 van de 50 dossiers (in de productcode 45A16) is sprake van een zeer beperkte tot geen betrokkenheid van een (mogelijke) hoofd/regiebehandelaar;
- in de meerderheid van de onderzochte dossiers is sprake van een disproportionele inzet van uitgebreide psychodiagnostiek zonder dat daarvoor een onderbouwde indicatie aanwezig was;
- in de meerderheid van de dossiers is niet voldaan aan de professionele standaard;
- in 13 van de 34 dossiers (waarin sprake is van een behandeling) ontbreekt een behandelplan;
- in 13 van de 50 dossiers ontbreekt een geldige verwijzing.
Op basis van deze bevindingen concludeert de gemeente dat de door EPI Zorg geleverde en gedeclareerde zorg in 59 van de in totaal 60 onderzochte dossiers uit de periode 2016 t/m 2018 onrechtmatig en ondoelmatig is.
2.11.
Bij verzoekschrift van 14 november 2022 heeft de gemeente Eindhoven verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir beslag onder derden en op onroerende zaken ten laste van onder meer EPI Zorg c.s..
Bij beschikking van dezelfde datum (14 november 2022, zaaknummer C/01/387374 / BP RK 22-725) heeft de voorzieningenrechter verlof gegeven voor de verzochte conservatoire beslagen met begroting van de vordering van de gemeente Eindhoven op € 6.230.000,- inclusief rente en kosten.
2.12.
Op 14 november 2022 is door de gemeente Eindhoven vervolgens ten laste van EPI Zorg conservatoir (derden)beslag gelegd onder diverse zorgverzekeraars en ten laste van EPI Zorg c.s. onder diverse bankrekeningen. Ook is er beslag gelegd op de aandelen die EPI B.V. houdt in EPI Zorg.
Het beslag op de bankrekening van EPI Zorg heeft een bedrag getroffen van € 50.167,76. Het beslag op de bankrekening van EPI B.V. heeft een bedrag getroffen van € 67.114,28, inclusief een bankgarantie van € 30.727,49. Ook het beslag onder de zorgverzekeraars heeft doel getroffen voor een bedrag van circa € 40.000,- in november 2022. Dat laatste beslag ziet tevens op toekomstige vorderingen.
Er zijn ook beslagen gelegd ten laste van (voormalig) bestuurders van EPI Zorg c.s. maar deze vallen buiten het kader van de onderhavige kort-gedingprocedure, waarin opheffing wordt gevorderd van de ten laste van EPI Zorg c.s. gelegde beslagen.
2.13.
Op 28 november 2022 heeft de gemeente Eindhoven de dagvaarding in de hoofdzaak tegen EPI Zorg c.s. en andere gedaagden (bestuurders) uitgebracht.
2.14.
De gemeente Eindhoven heeft niet aan haar betalingsverplichtingen jegens EPI Zorg voldaan over de maand december van dit jaar. De gemeente Eindhoven beroept zich op opschorting en verrekening.

3.Het geschil

3.1.
EPI Zorg c.s. vordert samengevat - de gemeente Eindhoven te veroordelen om de ten laste van EPI Zorg c.s. gelegde beslagen met onmiddellijke ingang op te heffen op straffe van de in de dagvaarding genoemde dwangsom, dan wel opheffing van de beslagen door de voorzieningenrechter, met veroordeling van de gemeente Eindhoven in de proceskosten en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. EPI Zorg c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling haar eis vermeerderd: zij vordert ook dat de voorzieningenrechter de gemeente Eindhoven gebiedt om haar betalingsverplichtingen (uit hoofde van lopende overeenkomsten) met onmiddellijke ingang na te komen, op straffe van een dwangsom.
3.2.
Aan bovenstaande vorderingen heeft EPI Zorg c.s. – zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat de door de gemeente Eindhoven gestelde vordering ondeugdelijk is. De feitelijke en inhoudelijke bevindingen van de gemeente Eindhoven zoals die zijn neergelegd in het onderzoeksrapport zijn volgens EPI Zorg c.s. onjuist.
De gemeente Eindhoven heeft niet op tijd geklaagd; zij verricht naar eigen zeggen al sinds medio 2018 onderzoek naar EPI Zorg ten aanzien van de periode 2016 t/m 2018, terwijl EPI Zorg daar pas eind 2020 van op de hoogte is gesteld. Voor EPI Zorg was het op dat moment zeer lastig om nog op detailniveau de door de gemeente Eindhoven gewenste gegevens te verstrekken. Dit maakt dat de gemeente zich niet nu nog op een gebrek in de prestatie kan beroepen.
Het totale bedrag aan schade (ruim 5 miljoen euro) kan niet gegrond zijn op de door de gemeente gestelde onrechtmatigheden in de 60 onderzochte dossiers. Het extrapoleren naar de overige dossiers in drie jaren van de bevindingen is een onjuiste werkwijze. De gemeente Eindhoven gaat er voorts volledig aan voorbij dat EPI Zorg wel degelijk zorg heeft geleverd, ook aan de cliënten waarop de onderzochte dossiers betrekking hebben. Aldus kan een ontbinding van de overeenkomsten, voor zover al zou worden geoordeeld dat de gemeente hiertoe over mag gaan, slechts het gevolg hebben dat er een waardevergoeding in de plaats treedt van de verbintenis tot ongedaanmaking. Dat betekent dat EPI Zorg na ontbinding een waardevergoeding zou moeten krijgen die is gebaseerd op de subjectieve waarde die de prestatie voor deontvanger heeft gehad op het moment van ontvangst van de prestatie. De schadevergoeding voor de gemeente Eindhoven kan dus nooit bestaan uit terugbetaling van de miljoenen zoals gevorderd.
De beslagen dienen voorts te worden opgeheven op basis van een belangenafweging. Handhaving van de beslagen zal ertoe leiden dat EPI Zorg c.s. zodanig in financiële problemen zal geraken, dat een faillissement onvermijdelijk zal zijn. Dit zal ertoe leiden dat de zorg aan de 300 cliënten die op dit moment bij EPI Zorg jeugdhulp verleend krijgen niet kan worden voortgezet, waardoor deze cliënten bij een andere zorgverlener op een wachtlijst komen te staan. Ook zal het gevolg zijn dat de werknemers van EPI c.s. zullen moeten worden ontslagen.
De rigoreuze stappen die de gemeente Eindhoven zet met de gelegde beslagen druisen ook in tegen de tussen partijen gesloten overeenkomsten, waarin staat dat in geval van geschillen partijen eerste in overleg treden om deze op te lossen, eventueel door middel van mediation.
3.3.
Gemeente Eindhoven voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt hieronder de belangrijke thema’s in de zaak.
Spoedeisend belang
4.2.
Het eerste thema in de zaak betreft het spoedeisend belang. Dit is niet in geschil en volgt uit de aard van de zaak: opheffing van beslagen en de wens van EPI Zorg c.s. nog voor de feestdagen de salarissen van haar medewerkers over december te betalen, met 13e maand.
Opheffing beslagen
4.3.
Het tweede thema in de zaak betreft de beslagen.
4.4.
Volgens artikel 705 lid 2 Rv dient het conservatoir beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.5.
De voorzieningenrechter vindt vier aspecten doorslaggevend wat betreft de beslagen. Deze komen hieronder aan de orde (punten 1) tot en met 4)).
1) waarheidsvinding tijdens het onderzoek
4.6.
De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid gesproken met de voorzitter van het onderzoeksteam over de werkwijze tijdens het onderzoek. De voorzitter heeft verteld dat het team heeft gewerkt volgens de Regeling Jeugdwet (artikel 6b.1 en verder):
o het team neemt als steekproef een aantal dossiers door
o het team stelt een concept rapport met bevindingen op
o het team stuurt dat rapport naar EPI Zorg c.s.
o het is dan aan EPI Zorg c.s. om te vertellen of er iets niet klopt, en zo ja wat, en om desgewenst artsen of andere betrokkenen bij de zorgverlening aan te wijzen die nadere inlichtingen kunnen verstrekken.
4.7.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat bij deze werkwijze de waarheidsvinding niet voldoende is gewaarborgd en dat de werkwijze daarom niet voldoende zorgvuldig is. Enkele redenen:
o Zie 2.7 hiervoor: gemeente Eindhoven heeft bij de toezending van het concept rapport medegedeeld dat indien de conceptbevindingen na hoor en wederhoor definitief zouden worden, EPI Zorg rekening diende te houden met een terugvordering.
o Er lag dus al een verwijt en een voorlopige conclusie op tafel, nog voordat er een gelegenheid was voor concreet onderzoek bij de professionals die het werk doen.
o Het concept rapport is toegezonden aan de directie van EPI Zorg en de contacten vonden plaats met de directie en de advocaat aan haar zijde. Dat is gezien de verwijten begrijpelijk. De gemeente en het onderzoeksteam hebben geen initiatief genomen om te spreken met de professionals (de artsen, psychologen) die het werk doen.
o De gemeente en het onderzoeksteam hebben er bij de mondelinge behandeling op gewezen dat zij bij het onderzoek hebben gehandeld conform de bepalingen in de Regeling Jeugdwet. De Regeling Jeugdwet schetst een werkwijze voor de bescherming van medische persoonsgegevens. Dat blijkt uit de koptekst van afdeling 6b: “verwerking persoonsgegevens ten behoeve van materiële controle (…)”. Het komt erop neer dat toegang tot die gegevens pas mogelijk is na een zorgvuldige voorbereiding. Deze Regeling sluit niet uit dat het onderzoeksteam met open vizier (collegiaal, professioneel) overleg voert met de artsen en andere betrokkenen die de zorg verlenen.
o Dat rechtstreekse contact met de artsen en andere betrokkenen die de zorg verlenen – in een vroeg stadium; tijdens het onderzoek, vóórdat concept bevindingen of conclusies zijn geformuleerd; en met betrekking tot concrete dossiers – is een essentieel onderdeel van een zorgvuldig onderzoek. Dit volgt uit de algemene regels van het verbintenissenrecht tussen gemeente Eindhoven en EPI Zorg c.s.. De kritiek van het onderzoeksteam is immers nauw verweven met professionele diagnoses en behandelkeuzes van de artsen. Rechtstreeks contact kan in een vroeg stadium allerlei kwesties ophelderen en het onderzoeksteam in staat stellen om onderscheid te maken tussen echte fouten (geen redelijk bekwaam en redelijk handelend arts zou die keuze hebben gemaakt) en professionele meningsverschillen, waarover redelijk bekwame en redelijk handelende artsen van mening verschillen.
o Het resultaat van het onderzoek zoals de gemeente Eindhoven dat heeft uitgevoerd is, wellicht in belangrijke mate doordat dit contact met de artsen en andere betrokken zorgverleners niet heeft plaatsgevonden, dat het onderzoeksrapport vooral gaat over papier, over dossiervorming, over de werkelijkheid volgens het dossier, en dus niet (of niet voldoende) over waarheidsvinding. Dat roept voorshands, in dit stadium, vragen op over de juistheid van de conclusies. Het is mogelijk dat de gemeente Eindhoven in de bodemprocedure een zekere vordering zal blijken te hebben, maar er is teveel onzekerheid over de omvang daarvan.
o Daarom is er vooralsnog teveel onzekerheid over de vraag of de bevindingen van het onderzoeksteam de algehele terugvordering van alle declaraties voor deze productcodes in 2016-2018 rechtvaardigen (in plaats van het verschil tussen de declaraties en de waarde van de geleverde prestaties).
o Tot slot: in het onderzoeksrapport staat meermalen dat EPI Zorg c.s. een buitensporig hoog uurtarief zou hebben gerealiseerd bij behandeling van een bepaalde cliënt. Dit doet geen recht aan het wettelijk stelsel, dat een vast tarief bepaalt per behandeling (dat is onweersproken). Soms valt het mee (bij eenvoudige zaken), soms valt het tegen (bij moeilijke zaken), maar EPI Zorg c.s. kreeg in 2016-2018 steeds hetzelfde vaste tarief per behandeling. Het wettelijk stelsel ging ervan uit dat de optelsom voldoende is ter dekking van alle kosten. Vergelijkingen met uurtarieven op zaaksniveau zijn niet relevant en zeggen weinig over de activiteiten en beloning. Het voorgaande roept vragen op over het onderzoeksrapport.
2) extrapolatie en de omvang van de gestelde vorderingen
4.8.
Gemeente Eindhoven heeft een steekproef van 60 dossiers onderzocht. Zij berekent haar vorderingen aan de hand van extrapolatie. Dit levert vorderingen op die vele malen groter zijn dan de vorderingen die zouden kunnen volgen uit de 60 dossiers. Gemeente Eindhoven beroept zich evenals het onderzoeksteam op een arrest van het Hof Amsterdam van 23 april 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1463. In dat arrest heeft het hof gewerkt met extrapolatie in het voordeel van de zorgverzekeraars.
4.9.
De voorzieningenrechter is er voorshands niet van overtuigd dat de bodemrechter deze werkwijze in dit geval zal willen volgen voor de begroting van eventuele schade van gemeente Eindhoven. Wat betreft het arrest van het Hof Amsterdam: de zorgaanbieder is in die zaak in hoger beroep niet verschenen en de zorgverzekeraars hebben in die zaak bij patiënten concrete informatie opgehaald. Die twee omstandigheden leverden in die zaak een hoge mate van processuele zekerheid op. Daarom is het lastig regels van algemene strekking af te leiden uit die situatie. Die mate van zekerheid ontbreekt voorshands, in dit stadium, in de zaak tussen gemeente Eindhoven en EPI Zorg c.s.
4.10.
Verder wijst de voorzieningenrechter er ook in deze context op dat overleg met de professionals die het werk doen niet heeft plaatsgevonden in het onderzoek. Daarom vindt de voorzieningenrechter de “informatie-asymmetrie”, waar gemeente Eindhoven over spreekt (in die zin dat de gemeente heel weinig informatie heeft en de zorgaanbieder heel veel), voorshands niet genoeg voor een andere inschatting van de kansen in de bodemzaak. Gemeente Eindhoven had meer informatie kunnen verzamelen door tijdig en met open vizier overleg te voeren met de artsen en andere betrokken zorgverleners.
3) de keuze voor het instrument van beslag
4.11.
Partijen werken nog altijd samen op grond van lopende overeenkomsten voor jeugdzorg. Deze rechtsverhouding wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid en partijen moeten in goed vertrouwen samenwerken om goede zorg te verlenen.
De voorzieningenrechter vindt de keuze om conservatoir beslag te leggen ten laste van EPI Zorg c.s. in dit stadium daarom voorshands onevenredig en onzorgvuldig in de concrete context. Gemeente Eindhoven heeft te weinig gewicht toegekend aan de actuele zorgverlening en het welzijn van de jeugdigen en de medewerkers die de zorg verlenen. Zie verder punt 4) hierna.
4) de belangen van de jeugdigen die worden geholpen en de medewerkers van EPI Zorg c.s.
4.12.
EPI Zorg c.s. stelt dat zij in een acute financiële positie terechtkomt indien de beslagen niet worden opgeheven. Gemeente Eindhoven betwist dit. EPI Zorg c.s. heeft verklaard dat de reserves, die zij eind 2021 had, door operationele verliezen in 2022 en door de beslagen vanaf medio november 2022 er niet meer in voldoende mate zijn om de salarissen en de verschuldigde 13e maand (vandaag, nog voor de feestdagen) te betalen. Wellicht net de salarissen, maar niet ook de 13e maand, zo was de toelichting. EPI Zorg c.s. heeft een verklaring van haar accountant overgelegd. Gemeente Eindhoven heeft vraagtekens gezet bij de reikwijdte en strekking daarvan en gevraagd waarom er geen liquiditeitsprognose is overgelegd.
4.13.
De voorzieningenrechter vindt in de context van dit kort geding voorshands aannemelijk dat EPI Zorg c.s. in een acute financiële positie terechtkomt indien de beslagen niet worden opgeheven. Daarbij is van belang dat EPI Zorg c.s. een kleinere professionele praktijk is in de (psyschische) zorgverlening. Daar zijn partijen het over eens. Dergelijke praktijken hebben doorgaans geen aanzienlijke reserves omdat de lopende inkomsten voornamelijk worden gebruikt voor de lopende kosten van salarissen van medewerkers. De voorzieningenrechter acht de verklaring van EPI Zorg c.s. tijdens de mondelinge behandeling, dat zij in de afgelopen jaren geen dividend heeft uitgekeerd en de maandelijkse salarissen van haar medewerkers haar grootste kostenpost zijn, aannemelijk. De voorzieningenrechter merkt op dat het niet alleen gaat om de kosten van december 2022, maar ook de kosten van iedere maand hierna (tot het oordeel in de bodemzaak).
4.14.
Aangenomen wordt dan ook dat EPI Zorg c.s., indien de beslagen blijven liggen, vandaag niet aan haar verplichtingen kan voldoen tegenover haar medewerkers die de zorg verlenen, inclusief de 13e maand. De medewerkers worden dus hard geraakt, vlak voor de feestdagen, terwijl de verwijten niet aan hen, maar aan de betrokken rechtspersonen, bestuurders, aandeelhouders of anderen zijn gericht. De medewerkers zijn ook hard nodig voor de continuïteit van de zorgverlening: dat zijn de professionals die het werk doen.
De hulpverlening zal dan ook, in zo’n positie met de beslagen zoals die thans gelegd zijn, in gevaar komen. Dat gaat ten koste van de jeugdigen die worden geholpen. Niets is gesteld over een deugdelijk transitieplan in het geval van acute operationele problemen bij EPI Zorg c.s. door de beslagsleggingen (en de opschorting/verrekening, zie hierna).
4.15.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze belangen in aanzienlijke mate zwaarder wegen dan de belangen van de gemeente bij zekerheid voor de incasso van haar gestelde vorderingen. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat er veel onzekerheid is over de omvang van die vorderingen (zie overwegingen hiervoor).
4.16.
De conclusie wat betreft het tweede thema is dat de voorzieningenrechter de beslagen opheft.
Gebod betalingsverplichtingen na te komen
4.17.
Het derde thema in de zaak betreft de vordering gemeente Eindhoven te gebieden haar betalingsverplichtingen na te komen. Het gaat hier om de maandelijkse verplichtingen die ontstaan uit de lopende overeenkomsten en de recente declaraties van EPI Zorg c.s.
4.18.
EPI Zorg c.s. beroept zich op de nakoming van lopende overeenkomsten. Gemeente Eindhoven betwist deze overeenkomsten en haar plicht tot nakoming op zichzelf niet, maar beroept zich op opschorting en verrekening in het licht van haar gestelde vorderingen zoals omschreven in het onderzoeksrapport.
4.19.
De voorzieningenrechter verwerpt het beroep op opschorting en verrekening.
 De gestelde vorderingen van gemeente Eindhoven hangen niet voldoende samen met de schuld uit lopende overeenkomsten, om de opschorting te rechtvaardigen.
De vorderingen strekken immers tot terugbetaling in verband met gestelde fouten in de periode 2016 tot en met 2018, dus uit een betrekkelijk ver verleden, en staan onvoldoende vast. De schuld voor de betaling uit de lopende overeenkomsten daarentegen staat vast en strekt tot dekking voor de lopende verplichtingen van EPI Zorg c.s. zoals salarissen van medewerkers die nu aan het werk zijn voor jeugdigen die nu worden geholpen.
 De gestelde vorderingen van gemeente Eindhoven zijn in dit stadium niet voldoende liquide (artikel 6:136 BW). Een zekere vordering is in dit kort geding aannemelijk geworden, maar er is nog veel onzekerheid over de omvang daarvan. Dit betekent dat gemeente Eindhoven in dit stadium niet kan verrekenen.
 Zie 3) hiervoor. De redelijkheid en billijkheid in de context van de lopende samenwerking, en de onevenredigheid en onzorgvuldigheid in de concrete context, spelen ook een belangrijke rol bij de opschorting/verrekening. De voorzieningenrechter vindt de keuze om op te schorten of te verrekenen in dit stadium voorshands onevenredig en onzorgvuldig. Zie de belangenafweging onder 4) hiervoor en hierna.
 Zie 4) hiervoor. Deze belangenafweging is ook relevant in de context van de keuze om op te schorten of te verrekenen en valt uit in het voordeel van EPI Zorg c.s. EPI Zorg c.s. heeft onweersproken verteld dat de vergoedingen van gemeente Eindhoven ongeveer een derde van haar inkomsten vertegenwoordigen. Dit illustreert de belangen van EPI Zorg c.s.
4.20.
De voorzieningenrechter wijst dan ook het gevorderde gebod toe.
4.21.
De voorzieningenrechter ziet in dit stadium onvoldoende grond om een dwangsom te verbinden aan het gebod. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat gemeente Eindhoven als publieke instantie dit vonnis uitvoert. Het is daarnaast, zonder nader debat tussen partijen, lastig te bepalen precies wanneer een dwangsom zou worden verbeurd (niet geheel duidelijk is wanneer er elke maand moet worden betaald).
Slot, conclusies
4.22.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van EPI Zorg c.s. moeten worden toegewezen, met uitzondering van de dwangsom. De voorzieningenrechter begrijpt dat het EPI Zorg c.s. gaat om de beslagen onder banken en zorgverzekeraars (dat zijn de beslagen die zijn gelegd ten laste van EPI Zorg c.s.).
4.23.
Gemeente Eindhoven zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter merkt op dat het hier gaat om een buitengewoon bewerkelijk kort geding dat EPI Zorg c.s. moet spoed heeft moeten voorbereiden. De voorzieningenrechter verdubbelt daarom voor het salaris advocaat het tarief dat past bij complexe kort gedingen. De kosten aan de zijde van EPI Zorg c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- griffierecht 676,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 2 punten x 2
6.096,00
Totaal € 6.875,33
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237 en HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de door gemeente Eindhoven ten laste van EPI Zorg c.s. gelegde beslagen onder banken en zorgverzekeraars,
5.2.
gebiedt gemeente Eindhoven om haar betalingsverplichtingen met onmiddellijke ingang na te komen,
5.3.
veroordeelt gemeente Eindhoven in de proceskosten, aan de zijde van EPI Zorg c.s. tot op heden begroot op € 6.875,33, te vermeerderen, indien gemeente Eindhoven dit bedrag niet binnen 14 dagen na dit vonnis heeft voldaan, met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.