ECLI:NL:RBOBR:2022:5650

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
22/1705 en 22/1706
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging omgevingsvergunning voor co-vergistingsinstallatie in Nistelrode

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een aantal beroepen tegen besluiten met betrekking tot een co-vergistingsinstallatie in Nistelrode. De beroepen zijn ingediend door omwonenden en de gemeente Bernheze tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan Groengas voor het legaliseren van een deel van een bestaande loods op het perceel Loosbroekseweg 48. De rechtbank oordeelt dat de loods als één geheel moet worden beschouwd en dat splitsing van het bouwplan niet mogelijk is. De rechtbank vernietigt de bestreden omgevingsvergunning en wijst de aanvraag voor de omgevingsvergunning af. De rechtbank concludeert dat het college ten onrechte een omgevingsvergunning heeft verleend voor een gedeelte van de loods in plaats van voor het geheel. De uitspraak heeft gevolgen voor de proceskosten, die door het college aan de eisers en B&W moeten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 22/1705 en SHE 22/1706

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2022 in de zaken tussen

SHE 22/1706[naam] , [naam] , [naam] en [naam] , [naam] en [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ,

allen uit [woonplaats] , (verder: eisers),
(gemachtigde: mevrouw mr. H. Nijman).
SHE 22/1705:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze,(verder: B&W),
(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker)
en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (het college)

(gemachtigden: mr. M. de Laat en mr. T.J.H. Verstappen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel
: Groengas Brabant V.O.F uit Nistelrode(
Groengas),(gemachtigden: mr. R.A.M. Verkoijen.

Inleiding

1. De rechtbank heeft op 15 november 2022 een aantal beroepen tegen besluiten rondom de co-vergistingsinstallatie aan de [adres] behandeld. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan Groengas voor het legaliseren van een deel van een bestaande loods op het perceel [adres] .
1.2
Het college heeft deze omgevingsvergunning op 29 april 2022 verleend voor het bouwen, afwijken van het bestemmingsplan en het wijzigen van de werking van de inrichting. Eisers en B&W hebben afzonderlijk bezwaar gemaakt. Op de zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 1 juli 2022 hebben eisers verzocht rechtstreeks beroep in te kunnen stellen. Hiermee heeft het college ingestemd. Het beroepschrift van B&W is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/1705, dat van eisers onder zaaknummer SHE 22/1706.
1.3
De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrecht (StAB) ingeschakeld om een advies uit te brengen. De StAB heeft op 11 oktober 2022 advies uitgebracht.
1.4
De rechtbank heeft de drie beroepen behandeld op de zitting van 15 november 2022. Hier zijn verschenen van de eisers [naam] , [naam] , [naam] (online), [naam] en [naam] verschenen, samen met de gemachtigde. De gemachtigde van B&W is verschenen met [naam] en [naam] . De gemachtigden van het college zijn verschenen, samen met [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . Namens Groengas zijn [naam] en [naam] verschenen, vergezeld van hun adviseur [naam] . [naam] en de gemachtigde. Mr. J.K. van de Poel en ing. E.P. Feringa zijn als deskundigen van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) gehoord.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1
Op 24 augustus 2021 heeft het college een aanvraag ontvangen van [naam] B.V. ( [naam] ) voor een omgevingsvergunning voor het legaliseren van afwijkingen van een bestaande loods. Het gaat om wijzigingen ten opzichte van de vergunde situatie, binnen de inrichting gelegen aan de [adres] , gemeente Bernheze.
De aanvraag is later aangevuld en was op 9 maart 2022 compleet. Op 18 maart 2022 heeft het college een melding ontvangen als bedoeld in artikel 2.25, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dat de geldende vergunningen van de inrichting aan de [adres] van [naam] naar Groengas overgaan.
2.2
Bij besluit van 29 april 2022 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “bouwen” (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo) voor het bouwkundig veranderen van de eerder op het perceel [adres] vergunde loods binnen de inrichting, de activiteit “het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan” (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo) voor een goothoogte van 5,03 meter en de situering van de eerder vergunde loods op de perceelsgrens respectievelijk voor de activiteit “milieuneutrale wijziging” (artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo) voor het wijzigen van de eerder vergunde loods en het gebruiken van de gewijzigde loods. Het college is hierbij afgeweken van het op basis van artikel 2.26 van de Wabo uitgebrachte negatieve advies van B&W.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank geeft eerst een volledig overzicht van alle relevante feiten, gevolgd door een volledig overzicht van alle lopende procedures. De rechtbank merkt alle hierboven genoemde omwonenden aan als belanghebbende en legt in de uitspraak uit waarom zij tot dit oordeel komt. Daarna worden de beroepsgronden van eisers behandeld. De beroepen slagen en de rechtbank vernietigt de bestreden omgevingsvergunning en wijst de aanvraag voor de omgevingsvergunning af.
Feiten
4.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
- Op 17 september 2013 heeft B&W aan de rechtsvoorganger van [naam] (Biogas Nistelrode B.V.) een omgevingsvergunning fase 1 voor milieu (revisievergunning) verleend voor het oprichten en in werking hebben van een mestverwerkingsinstallatie met co-vergisting. Het college heeft vooraf verklaard dat zij geen bedenkingen heeft tegen verlening van deze vergunning. Bij de aanvraag voor deze vergunning is onderstaande inrichtingstekening bijgevoegd. Deze tekening geeft een goed beeld van de destijds vergunde inrichting en daarom neemt de rechtbank deze tekening op in de uitspraak. Aan de vergunning is een inrichtingstekening gehecht van 14 oktober 2011:
  • Deze vergunning is gewijzigd op 10 februari 2014. In voorschrift 1.1.1 van de veranderingsvergunning (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo is - voor zover van belang – bepaald dat per jaar maximaal 36.500 ton dierlijke mest mag worden ingenomen en verwerkt binnen de inrichting en 35.500 ton co-substraten, zoals opgenomen in de lijst van de NTA 8003.
  • Op 27 oktober 2014 heeft het college een omgevingsvergunning fase 2 verleend voor het bouwen van een verwerkingshal, twee tanks, een opslagbunker, een loods en een beluchtingssilo (nr. 6) op het perceel aan de [adres] .
  • In de omgevingsvergunning voor bouwen en wijzigen inrichting van 10 september 2015 is de vergunning van 17 september 2013 nogmaals gewijzigd. De beluchtingssilo nr. 6 wordt gesplitst in 3 afzonderlijke tanks op een andere plek. De zeecontainers dunne fractie worden bij deze plek geplaatst. Verder worden de wasplaats en de hydrolyse-installatie verplaatst. In de omgevingsvergunning van 2 december 2014 wordt de uitvoering van de daken van de vijf vergistingssilo’s gewijzigd.
  • Het perceel [adres] bestaat uit meerdere kadastrale percelen. De kadastrale percelen 894, 900 en 758 (gedeeltelijk) hebben op grond van het geldende bestemmingsplan “Bernheze” de bestemming ‘agrarisch’ met de specifieke functie-aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – biogasinstallatie’.
  • In 2014 en 2015 is een grote hoeveelheid mest uit de vergister gestroomd. Dit heeft geleid tot een reeks van procedures waarbij verweerder onder meer de omgevingsvergunning (milieu) heeft ingetrokken (zie onder meer de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 17 maart 2016
- Het bedrijf is vervolgens overgenomen door [naam] . In 2018, 2019 en 2020 heeft verweerder aan [naam] lasten onder dwangsom opgelegd vanwege het overtreden van voorschrift 1.1.1. van de veranderingsvergunning. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2022 [3] waarbij de Afdeling oordeelde dat verweerder ondanks een concreet zicht op legalisatie de last onder dwangsom van 17 april 2020 terecht had opgelegd.
  • In de periode van grofweg 2019 tot medio 2021 vonden geen vergistingsactiviteiten plaats in de inrichting, wel enige opslag van mest. De volledige activiteiten van de rechtsvoorganger van de derde-partij hebben enige tijd volledig stil gelegen.
  • [naam] is een samenwerking aangegaan met een derde en dat is geworden Groengas. Groengas wil de covergistingsinstallatie gaan inzetten voor co-vergisting met als doel levering van groen gas aan het gasnet (in plaats van elektriciteit aan het stroomnet). Er worden sinds medio 2021 een aantal activiteiten ontplooid op het terrein om dit mogelijk te maken.
  • De loods is gerealiseerd op een andere plek dan is aangegeven op de inrichtingstekening en dus in afwijking van de omgevingsvergunning fase 2 van 27 oktober 2014. De loods staat gedeeltelijk op perceel [adres] en gedeeltelijk op perceel [adres] . De loods staat ook gedeeltelijk buiten de specifieke functie-aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – biogasinstallatie’.
  • De beluchtingssilo 6 is geplaatst direct nabij vergistingssilo’s 4 en 5.
  • Eisers hebben op 7 april 2021 in een verzoek om handhaving verzocht om stillegging van alle activiteiten in het bedrijf. Meer concreet hebben zij gesteld dat als de aanvoer, opslag en afvoer van mest niet gebeurt met het doel van co-vergisting, deze aan- en afvoer en opslag afwijkt van de geldende omgevingsvergunning. Zolang de installaties voor co-vergisting niet volledig conform die vergunning aanwezig en in werking zijn, is volgens eisers iedere mestgerelateerde activiteit in strijd met de vergunning. Zij hebben hierom nogmaals verzocht op 18 mei 2022.
  • Op 24 augustus 2021 heeft [naam] bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van het deel van de loods op de [adres] . Deze aanvraag was volgens het college volledig op 22 maart 2022. B&W heeft geadviseerd de omgevingsvergunning niet te verlenen. Desondanks heeft het college daarna het bestreden besluit genomen. Uit de aanvraag blijkt dat het gedeelte van de loods op de [adres] blijft staan en dat daar apart een omgevingsvergunning voor wordt gevraagd aan B&W (het bevoegde gezag met betrekking tot het perceel [adres] ). De aanvraag heeft alleen betrekking op bouwkundige wijzigingen in de reeds gerealiseerde loods en de daarmee samenhangende wijziging van de inrichting.
  • B&W hebben op 16 juni 2022 geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen en afwijken van het bestemmingsplan voor het resterende deel van de loods op perceel [adres] .
  • Als bijlage bij deze uitspraak is bijgevoegd een tekening uit het advies van de StAB met de plattegrond van de volledige loods.
Lopende procedures
4.2
De volgende procedures zijn aanhangig bij deze rechtbank naast deze procedure:
  • [naam] heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering van de omgevingsvergunning van 16 juni 2022 door B&W. [naam] heeft verzocht om rechtstreeks beroep in te mogen stellen. B&W heeft hiermee ingestemd. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/1694.
  • Groengas heeft op 9 mei 2022 een aanvraag ingediend voor de bouw van een andere loods tegen de bestaande loods en toestemming gevraagd voor het bouwen en milieuneutraal wijzigen van de inrichting (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en e van de Wabo). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 12 augustus 2022 niet in behandeling genomen op grond van artikel 2.6, tweede lid van de Wabo (omdat het college een revisievergunning noodzakelijk acht). Groengas heeft hiertegen met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/2589.
  • Omwonenden hebben op 7 april 2021 verzocht om handhaving. Het college heeft dit verzoek op 2 juni 2021 afgewezen. In het besluit van 6 december 2021 op het bezwaar van omwonenden, heeft het college het verzoek nog steeds afgewezen. Omwonenden hebben hiertegen beroep ingesteld en zij hebben enige maanden later een verzoek om voorlopige voorziening ingediend en verzocht om volledige stillegging van het bedrijf van de derde-partij. Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn geregistreerd onder zaaknummers SHE 22/147 en SHE 21/1149. In de uitspraak van 11 juli 2022
  • Omwonenden hebben een herhaald verzoek om handhaving ingediend op 18 mei 2022. Op 22 september 2022 heeft het college besloten om handhavend op te treden. Omwonenden hebben hiertegen met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld omdat zij vonden dat ten onrechte niet tegen alle overtredingen werd opgetreden. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 22/2643. Groengas en [naam] hebben met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld tegen de opgelegde last onder dwangsom met betrekking tot de overtredingen betreffende beluchtingssilo 6, de gewijzigde uitvoering van de vergistingssilo’s 4 en 5, het gasveredelingsstation en het zonder omgevingsvergunning gebruiken van een mobiele stookinstallatie. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/2474.
  • Één omwonende heeft op 15 augustus 2022 nog een apart handhavingsverzoek ingediend. Het college heeft onder verwijzing naar de getroffen ordemaatregel het verzoek op 10 oktober 2022 afgewezen. Hiertegen heeft de omwonende met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/2690.
Al deze beroepen zijn behandeld op de zitting van 15 november 2022 en in alle beroepen wordt vandaag een uitspraak gedaan.
4.3
Het college heeft een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming geweigerd, omdat volgens hem geen vergunning nodig is. Hiertegen zijn meerdere beroepen ingesteld. Deze beroepen zijn niet op 15 november 2022 behandeld, maar dat zal later gebeuren.
Zijn eisers belanghebbende?
5.1
[naam] en Groengas hebben gesteld dat niet alle eisers een rechtstreeks betrokken belang hebben. Enkele eisers wonen op ruime afstand (variërend tussen de 600 en 1.500 meter) van het perceel aan de [adres] en ondervinden volgens [naam] en Groengas geen gevolgen van enige betekenis.
5.2
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017 [5] , is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
5.3
De rechtbank merkt alle eisers aan als belanghebbende omdat zij gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden van het bedrijf. Personen die wonen aan de [adres] , [adres] en [adres] wonen in de directe omgeving van het bedrijf en kunnen gevolgen van enige betekenis van de normale bedrijfsvoering ondervinden. Personen die wonen aan [adres] en [adres] wonen weliswaar op enige afstand maar de rechtbank kan niet uitsluiten dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden van de transportbewegingen van en naar het bedrijf. Bovendien kunnen deze personen hinder ondervinden bij een ongewoon voorval (ofwel, als het fout gaat zoals in 2014). Het betekent dat het bedrijf met veel mensen rekening moet houden en dat veel mensen kunnen klagen over het bedrijf. De rechtbank sluit niet uit dat mensen klagen vanwege het verleden van deze co-vergistingsinstallatie. Of er nu veel of weinig mensen klagen, het bedrijf zal zich hoe dan ook moeten houden aan wet- en regelgeving, mede omdat het college ook handhavend kan optreden als er niemand klaagt.
Bespreking beroepsgronden
6. De rechtbank stelt voorop dat het bestreden besluit alleen betrekking heeft op de bouwkundige wijzigingen in de reeds gerealiseerde opslagloods. De aanvraag had geen betrekking op het gebruik of de inrichting van het overige deel van het bedrijf. Dit heeft de StAB vastgesteld in het verslag en partijen hebben hier niet op gereageerd. Ook al staat silo 6 op de inrichtingstekening bij het bestreden besluit niet op dezelfde plaats als in de omgevingsvergunning voor bouwen en wijzigen inrichting van 10 september 2015, deze wijziging is niet aangevraagd en dus ook niet vergund in het bestreden besluit.
7.1
B&W en eisers voeren aan dat in het bestreden besluit ten onrechte vergunning is verleend voor een deel van het gebouw. Het bouwplan moet als één geheel worden beschouwd. Om een bouwplan in twee onderdelen te kunnen splitsen, moeten deze bouwkundig en functioneel van elkaar zijn te scheiden. Bouwkundig gezien is sprake van één gebouw met één fundering en één samengestelde draagconstructie. Dit wordt niet anders door het plaatsen van een brandwerende muur. Deze muur staat bovendien niet op de perceelsgrens. Er blijft een loze ruimte over van 60 tot 150 cm breed die onbereikbaar is vanaf het perceel [adres] . De ruimte wordt niet afgerond en het dak blijft in het luchtledige hangen. De ‘knip’ loopt zelfs dwars door een overheaddeur. De loze ruimte vormt wel functioneel één geheel met de loods op [adres] . Het is niet duidelijk hoe deze ruimte zal worden gebruikt (en of dit gebruik afwijkt van het bestemmingsplan). Eisers voeren ook aan dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met het bestemmingsplan. Indien de loods wordt afgekapt op de perceelsgrens ontstaat een goot op ongeveer 9 meter hoogte. Hiervoor is geen omgevingsvergunning verleend.
7.2
Het college beschouwt de aanvraag op zichzelf. De strijdigheden die voor de loods op nr. [adres] overblijven zijn een te grote goothoogte en het bouwwerk is op minder dan 5 meter van de perceelsgrens geplaatst. Het gebruik van het deel van de loods op nummer [adres] past binnen de bestemming. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan (grotere goothoogte tot 5.03 meter) met toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in artikel 3.4.1, onder k, van de planregels.
7.3
Groengas benadrukt dat de beoogde brandmuur wel een zelfstandig dragende constructie is en dat de dakspanten zijn losgekoppeld op die brandmuur. Zij hebben dit onderbouwd met een constructieberekening. Ter zitting heeft Groengas ook aangegeven dat de loods op de bewuste plek is gebouwd, omdat daar al een fundering lag.
7.4
De StAB leidt uit de overgelegde bouwtekeningen voor het vergunde deel van de loods op de [adres] af, dat de beide gedeeltes van de loods worden gesplitst door 2 brandwerende muren met daartussen een loze ruimte, niet door een dragende muur. Feitelijk is er sprake van één gebouw met één fundering en één draagconstructie.
7.5
De Afdeling heeft eerder geoordeeld in de uitspraak van 4 augustus 2021 [6] dat splitsing van een bouwplan dat uit verschillende onderdelen bestaat in beginsel niet mogelijk is. Het bouwplan moet als één geheel worden beschouwd. Een bouwplan kan alleen worden gesplitst, indien het bestaat uit onderdelen die in functioneel én bouwkundig opzicht van elkaar kunnen worden onderscheiden.
7.6
De rechtbank vindt het aanvragen en vergunnen van een deel van de loods een gekunstelde constructie. Volgens de rechtbank is de loods één geheel en kon de loods niet worden gesplitst. De loods rust op één fundering. Het kan zo zijn dat de brandmuur het dak van de loods kan dragen, maar dat wil nog niet zeggen dat sprake is van een bouwkundige splitsing. Het dak loopt namelijk door naar het perceel [adres] . Dat is ook de kennelijke bedoeling, want anders had Groengas voor het gedeelte van de loods op dat perceel geen omgevingsvergunning gevraagd. Als Groengas de loods tot de perceelsgrens zou bouwen en het gedeelte op perceel [adres] zou slopen, zou het dak ophouden op een hoogte van ongeveer 9 meter. Deze afwijking van de planologisch toegelaten goothoogte heeft het college niet vergund en kan het college niet vergunnen met toepassing van de bevoegdheid in artikel 3.4.1, onder k, van de planregels. Bovendien staat de draagwand in het midden van een deuropening en daarom is de achterliggende ruimte niet functioneel te onderscheiden in twee afzonderlijke ruimtes. De ruimte tussen de twee brandwanden is ook onderdeel van het gebouw en het is onbekend waarvoor deze ruimte wordt gebruikt en of dit gebruik afwijkt van het bestemmingsplan. Als de ruimte wordt gebruikt ten behoeve van de bestemming op perceel [adres] ("Agrarisch", met functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’) dan is dat gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Het college had de omgevingsvergunning daarom moeten weigeren.
8.1
Eisers en B&W voeren ook nog andere inhoudelijke argumenten aan tegen de toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan voor bouwen tot op de perceelsgrens in afwijking van artikel 3.2.2 van de planregels en het verlenen van een toestemming in strijd met artikel 2.77 van de Interim-Omgevingsverordening Noord-Brabant. B&W voert ook nog argumenten aan tegen de toestemming om af te wijken ten behoeve van een hogere goothoogte tot 5.03 meter.
8.2
De rechtbank ziet geen aanleiding deze beroepsgronden te bespreken. Deze toestemmingen had het college alleen kunnen verlenen als het gedeelte van de loods bouwkundig en functioneel is gescheiden en dat is niet zo.

Conclusie en gevolgen

9.1
De beroepen zijn gegrond, omdat het college ten onrechte een omgevingsvergunning heeft verleend voor een gedeelte van de loods in plaats van voor het geheel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
9.2
Volgens de rechtbank kan om dezelfde reden nooit een vergunning worden verleend voor het bouwen van het aangevraagde bouwwerk en in het verlengde daarvan de hieraan onlosmakelijk verbonden toestemmingen voor het afwijken van het bestemmingsplan en het wijzigen van de inrichting. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat alle toestemmingen uitsluitend betrekking hebben op de aangevraagde veranderingen in de loods en dat geen andere wijzigingen binnen de inrichting zijn aangevraagd. Daarom neemt de rechtbank zelf een beslissing en weigert de rechtbank de omgevingsvergunning. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
9.3
Omdat de beroepen gegrond zijn, moet het college het griffierecht aan eisers en B&W vergoeden en krijgen eisers en B&W ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoedingen betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,00, omdat de gemachtigden van eisers en B&W een beroepschrift hebben ingediend en aan de zitting hebben deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het besluit van 29 april 2022;
  • weigert de omgevingsvergunning voor het bouwen van het gedeelte van de loods op perceel [adres] en het afwijken van het bestemmingsplan en het wijzigen van de inrichting voor het wijzigen van de eerder vergunde loods en het gewijzigde gebruik van de loods;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eisers moet vergoeden;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,00 aan B&W moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,00 aan proceskosten aan zowel eisers als aan B&W.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. D.J. de Lange en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2. Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Artikel 6.1, eerste lid Besluit omgevingsrecht
1. Met betrekking tot een aanvraag worden als
adviseuraangewezen burgemeester en wethouders van de
gemeentewaar het project geheel of gedeeltelijk zal worden of wordt uitgevoerd.
Bestemmingsplan Buitengebied Bernheze
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch grondgebruik;
b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder: (..)
c. agrarisch verwante bedrijven (functietype 'agrarisch verwant bedrijf') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Agrarisch en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Agrarisch verwant bedrijf'';
d. bedrijfsfuncties (functietype 'bedrijf') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 1 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Agrarisch en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Bedrijf';
e. t/m t. (..).
3.4
Afwijken van de bouwregels
3.4.1
Algemeen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. het bepaalde in 3.2 voor
een kleinere afstandtot de zijdelingse perceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
1. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
2. hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
uit een inrichtingsplan moet blijken dat een goede ruimtelijke uitstraling gewaarborgd is.
k. het bepaalde in 3.2.3 of 3.2.4 voor een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter voor bedrijfsgebouwen, onder de voorwaarde dat:
1. een doelmatige bedrijfsvoering deze grotere hoogte noodzakelijk maakt;
2. er sprake is van een goede ruimtelijke uitstraling;

Bijlage: