Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2022 in de zaken tussen
SHE 22/1706[naam] , [naam] , [naam] en [naam] , [naam] en [naam] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (het college)
: Groengas Brabant V.O.F uit Nistelrode(
Groengas),(gemachtigden: mr. R.A.M. Verkoijen.
Inleiding
Totstandkoming van het bestreden besluit
Beoordeling door de rechtbank
- Deze vergunning is gewijzigd op 10 februari 2014. In voorschrift 1.1.1 van de veranderingsvergunning (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo is - voor zover van belang – bepaald dat per jaar maximaal 36.500 ton dierlijke mest mag worden ingenomen en verwerkt binnen de inrichting en 35.500 ton co-substraten, zoals opgenomen in de lijst van de NTA 8003.
- Op 27 oktober 2014 heeft het college een omgevingsvergunning fase 2 verleend voor het bouwen van een verwerkingshal, twee tanks, een opslagbunker, een loods en een beluchtingssilo (nr. 6) op het perceel aan de [adres] .
- In de omgevingsvergunning voor bouwen en wijzigen inrichting van 10 september 2015 is de vergunning van 17 september 2013 nogmaals gewijzigd. De beluchtingssilo nr. 6 wordt gesplitst in 3 afzonderlijke tanks op een andere plek. De zeecontainers dunne fractie worden bij deze plek geplaatst. Verder worden de wasplaats en de hydrolyse-installatie verplaatst. In de omgevingsvergunning van 2 december 2014 wordt de uitvoering van de daken van de vijf vergistingssilo’s gewijzigd.
- Het perceel [adres] bestaat uit meerdere kadastrale percelen. De kadastrale percelen 894, 900 en 758 (gedeeltelijk) hebben op grond van het geldende bestemmingsplan “Bernheze” de bestemming ‘agrarisch’ met de specifieke functie-aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – biogasinstallatie’.
- In 2014 en 2015 is een grote hoeveelheid mest uit de vergister gestroomd. Dit heeft geleid tot een reeks van procedures waarbij verweerder onder meer de omgevingsvergunning (milieu) heeft ingetrokken (zie onder meer de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 17 maart 2016
- In de periode van grofweg 2019 tot medio 2021 vonden geen vergistingsactiviteiten plaats in de inrichting, wel enige opslag van mest. De volledige activiteiten van de rechtsvoorganger van de derde-partij hebben enige tijd volledig stil gelegen.
- [naam] is een samenwerking aangegaan met een derde en dat is geworden Groengas. Groengas wil de covergistingsinstallatie gaan inzetten voor co-vergisting met als doel levering van groen gas aan het gasnet (in plaats van elektriciteit aan het stroomnet). Er worden sinds medio 2021 een aantal activiteiten ontplooid op het terrein om dit mogelijk te maken.
- De loods is gerealiseerd op een andere plek dan is aangegeven op de inrichtingstekening en dus in afwijking van de omgevingsvergunning fase 2 van 27 oktober 2014. De loods staat gedeeltelijk op perceel [adres] en gedeeltelijk op perceel [adres] . De loods staat ook gedeeltelijk buiten de specifieke functie-aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – biogasinstallatie’.
- De beluchtingssilo 6 is geplaatst direct nabij vergistingssilo’s 4 en 5.
- Eisers hebben op 7 april 2021 in een verzoek om handhaving verzocht om stillegging van alle activiteiten in het bedrijf. Meer concreet hebben zij gesteld dat als de aanvoer, opslag en afvoer van mest niet gebeurt met het doel van co-vergisting, deze aan- en afvoer en opslag afwijkt van de geldende omgevingsvergunning. Zolang de installaties voor co-vergisting niet volledig conform die vergunning aanwezig en in werking zijn, is volgens eisers iedere mestgerelateerde activiteit in strijd met de vergunning. Zij hebben hierom nogmaals verzocht op 18 mei 2022.
- Op 24 augustus 2021 heeft [naam] bij het college een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van het deel van de loods op de [adres] . Deze aanvraag was volgens het college volledig op 22 maart 2022. B&W heeft geadviseerd de omgevingsvergunning niet te verlenen. Desondanks heeft het college daarna het bestreden besluit genomen. Uit de aanvraag blijkt dat het gedeelte van de loods op de [adres] blijft staan en dat daar apart een omgevingsvergunning voor wordt gevraagd aan B&W (het bevoegde gezag met betrekking tot het perceel [adres] ). De aanvraag heeft alleen betrekking op bouwkundige wijzigingen in de reeds gerealiseerde loods en de daarmee samenhangende wijziging van de inrichting.
- B&W hebben op 16 juni 2022 geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen en afwijken van het bestemmingsplan voor het resterende deel van de loods op perceel [adres] .
- Als bijlage bij deze uitspraak is bijgevoegd een tekening uit het advies van de StAB met de plattegrond van de volledige loods.
- [naam] heeft bezwaar gemaakt tegen de weigering van de omgevingsvergunning van 16 juni 2022 door B&W. [naam] heeft verzocht om rechtstreeks beroep in te mogen stellen. B&W heeft hiermee ingestemd. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/1694.
- Groengas heeft op 9 mei 2022 een aanvraag ingediend voor de bouw van een andere loods tegen de bestaande loods en toestemming gevraagd voor het bouwen en milieuneutraal wijzigen van de inrichting (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en e van de Wabo). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 12 augustus 2022 niet in behandeling genomen op grond van artikel 2.6, tweede lid van de Wabo (omdat het college een revisievergunning noodzakelijk acht). Groengas heeft hiertegen met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/2589.
- Omwonenden hebben op 7 april 2021 verzocht om handhaving. Het college heeft dit verzoek op 2 juni 2021 afgewezen. In het besluit van 6 december 2021 op het bezwaar van omwonenden, heeft het college het verzoek nog steeds afgewezen. Omwonenden hebben hiertegen beroep ingesteld en zij hebben enige maanden later een verzoek om voorlopige voorziening ingediend en verzocht om volledige stillegging van het bedrijf van de derde-partij. Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn geregistreerd onder zaaknummers SHE 22/147 en SHE 21/1149. In de uitspraak van 11 juli 2022
- Omwonenden hebben een herhaald verzoek om handhaving ingediend op 18 mei 2022. Op 22 september 2022 heeft het college besloten om handhavend op te treden. Omwonenden hebben hiertegen met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld omdat zij vonden dat ten onrechte niet tegen alle overtredingen werd opgetreden. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 22/2643. Groengas en [naam] hebben met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld tegen de opgelegde last onder dwangsom met betrekking tot de overtredingen betreffende beluchtingssilo 6, de gewijzigde uitvoering van de vergistingssilo’s 4 en 5, het gasveredelingsstation en het zonder omgevingsvergunning gebruiken van een mobiele stookinstallatie. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/2474.
- Één omwonende heeft op 15 augustus 2022 nog een apart handhavingsverzoek ingediend. Het college heeft onder verwijzing naar de getroffen ordemaatregel het verzoek op 10 oktober 2022 afgewezen. Hiertegen heeft de omwonende met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld. Dat beroep is geregistreerd onder zaaknummer SHE 22/2690.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 april 2022;
- weigert de omgevingsvergunning voor het bouwen van het gedeelte van de loods op perceel [adres] en het afwijken van het bestemmingsplan en het wijzigen van de inrichting voor het wijzigen van de eerder vergunde loods en het gewijzigde gebruik van de loods;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eisers moet vergoeden;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,00 aan B&W moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,00 aan proceskosten aan zowel eisers als aan B&W.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
adviseuraangewezen burgemeester en wethouders van de
gemeentewaar het project geheel of gedeeltelijk zal worden of wordt uitgevoerd.
een kleinere afstandtot de zijdelingse perceelsgrens, onder de voorwaarden dat: