ECLI:NL:RBOBR:2016:1184

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
SHE 16/265 V
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning en verontreiniging van perceel

Op 17 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening met betrekking tot de intrekking van een omgevingsvergunning. De zaak betreft Biospares B.V. als opposant en Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant als verzoekster. De voorzieningenrechter heeft ter plaatse beoordeeld of aan de voorwaarden van een eerdere uitspraak van 18 februari 2016 is voldaan. Het naburig perceel was verontreinigd door een ongewoon voorval, en de voorzieningenrechter oordeelde dat het bedrijf niet voldoende had gedaan om de situatie te verhelpen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat zowel het bedrijf als Staatsbosbeheer actiever hadden moeten optreden om de gevolgen van de verontreiniging aan te pakken. De nieuwe eigenaar van het bedrijf is inmiddels verantwoordelijk voor de inrichting, en de voorzieningenrechter heeft besloten om het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning op te schorten tot na de beslissing op bezwaar. Dit biedt de betrokken partijen de gelegenheid om in overleg te treden zonder tijdsdruk. De voorzieningenrechter heeft ook voorwaarden verbonden aan deze schorsing, waaronder monitoring van de inrichtingsprocessen en het opruimen van het perceel van Staatsbosbeheer. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/265 V

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 maart 2016 in de zaak tussen

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, te 's-Hertogenbosch, verzoekster
(gemachtigden: mr. M. de Laat, J. Broekmans en A. van der Pol),
en

Biospares B.V., te Nistelrode, opposant,

(gemachtigden: P. Hoogendonk en B.P. Hoogendonk),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
BIQ Group N.V., te ‘s-Gravenhage, (gemachtigde: C.A.W. van Steenbergen).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verzoekster de op 27 oktober 2014 verleende omgevingsvergunning van opposant per direct ingetrokken.
Opposant heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 20 november 2015 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst in afwachting van de behandeling van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening.
Bij uitspraak van 10 december 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:7059), gerectificeerd bij uitspraak van 14 december 2015, heeft de voorzieningenrechter de schorsing van het bestreden besluit gehandhaafd
Verzoekster heeft bij brief van 25 januari 2016 de voorzieningenrechter verzocht om de voorlopige voorziening op te heffen.
Bij uitspraak van 18 februari 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:641) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om opheffing afgewezen, alsmede de getroffen voorlopige voorziening ambtshalve gewijzigd, het bestreden besluit geschorst tot en met 21 maart 2016, een aantal maatregelen opgelegd en bepaald dat op 16 maart 2016 een zitting op de locatie van de inrichting zal worden gehouden opdat de voorzieningenrechter in bijzijn van de griffier ter plaatse kan beoordelen of aan de gewijzigde voorlopige voorziening is voldaan en of hierin aanleiding bestaat om de schorsing te verlengen.
Op 10 maart 2016 heeft opposant bij verweerder gemeld dat de omgevingsvergunning geldt voor de derde-partij per 9 maart 2016.
De zitting ter plaatse heeft plaatsgevonden op 16 maart 2016. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden, alsmede [naam A] , [naam B] , [naam C] , [naam D] . [naam E] en vergezeld van [naam F] en [naam G] van Staatsbosbeheer. Opposant heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde P. Hoogendonk. De derde-partij is verschenen bij haar gemachtigde.

Overwegingen

1. In de uitspraak van 18 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het volgende bepaald:
  • er mogen geen nieuwe stoffen ten behoeve van gebruik in de mestvergisters worden aangeleverd op het terrein van de inrichting van opposant tot 21 maart 2016;
  • er mogen geen stoffen in de mestvergisters worden gebracht tot 21 maart 2016;
  • de naburige percelen (waaronder het perceel van Staatsbosbeheer), voor zover gelegen buiten de grens van de inrichting, dienen voor 16 maart 2016 te zijn opgeruimd.
  • de overige maatregelen in rechtsoverweging 5.4 van de uitspraak van 10 december 2015 blijven onverkort van toepassing.
2. De overige maatregelen in rechtsoverweging 5.4. van de uitspraak van 10 december 2015 luidden als volgt:
  • ppposant heeft toegezegd alleen vloeibare meststoffen te gebruiken (met minder geurhinder als gevolg);
  • zij zal zo snel mogelijk overstortleidingen monteren op vergisters 2 en 3 opdat bij schuimvorming overstromende stoffen meteen kunnen worden opgevangen en weggepompt;
  • er zal 24-uurs monitoring van de inrichtingsprocessen plaatsvinden door middel van elektronische monitoring om overdruk op de kappen te monitoren (en zo nodig op te treden);
  • verzoekster en opposant hebben zich bereid getoond te overleggen over het verbreken van een verzegelde toevoer om schuim remmend middel in de vergisters te brengen (om een einde te maken aan de overstroming);
  • opposant heeft tot slot een verplaatsbare mestzak besteld die op 11 december 2015 wordt geleverd, waarin de overgestroomde meststoffen kunnen worden opgevangen.
  • opposant diende uiterlijk 15 december 2015 alle overgestroomde (mest)stoffen op de naburige percelen geheel te verwijderen en ervoor te zorgen dat deze situatie zich niet meer herhaalt.
  • Tot slot diende opposant de linkse (niet gekeurde) biogasmotor Jenbacher 3.20 buiten werking te stellen en te houden. Ter zitting heeft verzoekster aangegeven dat deze machine niet wordt gebruikt.
  • opposant zal ook tijdens de lopende bezwaarprocedure en daarna moeten laten zien dat zij in staat is de inrichting te drijven zonder nieuwe overtredingen van de vergunning, de vergunningsvoorschriften en de algemene regels.
3. Opposant heeft haar bedrijf overgedragen aan de derde-partij op 9 maart 2016. Zij heeft een melding als bedoeld in artikel 2.25, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingediend bij verzoekster.
4. Op 16 maart 2016 heeft de voorzieningenrechter de inrichting bekeken, alsmede het terrein van Staatsbosbeheer. Verder heeft hij gesproken met de gemachtigden van Staatsbosbeheer. Hierbij heeft hij het volgende geconstateerd:
  • Tussen partijen is niet in geschil dat sinds de uitspraak van 18 februari 2016 géén nieuwe stoffen ten behoeve van het gebruik in de mestvergisters zijn aangeleverd.
  • De voorzieningenrechter heeft zelf waargenomen dat een overstortleiding op de mestvergisters is aangebracht. Ook heeft hij de mestzakken op het terrein gezien. Deze zijn niet aangesloten op de mestvergisters.
  • De voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat het perceel van Staatsbosbeheer niet is opgeruimd. Het weggestroomde digestaat ligt er nog steeds en is deels ingeklonken in de grond van het perceel van Staatsbosbeheer. Tussen het perceel van Staatsbosbeheer en het (wel opgeruimde) perceel van [naam H] ligt een grondwal die in opdracht van verzoekster is aangebracht. Wel is een hoeveelheid vloeistof weggepompt van het perceel van Staatsbosbeheer maar er liggen nog steeds plassen met vloeibare stoffen.
  • Staatsbosbeheer heeft aangegeven dat door opposant per e-mail contact is gezocht voor overleg. Dit overleg heeft echter niet plaatsgevonden. Staatsbosbeheer heeft verder aangeven dat haar uitdrukkelijke toestemming is vereist voor opruimwerkzaamheden maar dat zij nog moet onderzoeken hoe haar perceel het beste kan worden opgeruimd.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan alle maatregelen in de beide uitspraken is (en wordt) voldaan met uitzondering van de maatregel inzake het opruimen van het perceel van Staatsbosbeheer. De voorzieningenrechter blijft van oordeel dat deze nalatigheid opposant valt te verwijten, net zoals in de uitspraak van 18 februari 2016. Opposant had niet mogen volstaan met het per e-mail verzoeken om overleg maar had actiever het contact en de samenwerking met Staatsbosbeheer moeten zoeken teneinde de gevolgen van het overstromen van de mestvergister ongedaan te kunnen maken. Weliswaar had ook Staatsbosbeheer actiever kunnen streven naar een oplossing, temeer nu het voorval drie maanden geleden heeft plaatsgevonden. Het is opmerkelijk dat Staatsbosbeheer al geruime tijd hiervan op de hoogte was maar nog steeds niet goed heeft onderzocht wat er moet gebeuren. Maar dit vormt geen vrijbrief voor opposant om het goedje dan maar te laten liggen en verder niets te doen.
6. Sinds 9 maart 2016 is opposant niet meer de baas over de inrichting. Dat is inmiddels de derde-partij. De derde-partij heeft de zeggenschap over de inrichting (en is daarmee de drijver van de inrichting). Tijdens de zitting is door verzoekster aangegeven dat de inrichting met enkele technische aanpassingen wel zonder onaanvaardbare risico’s voor de omgeving in werking kan worden gebracht. Verder is aangegeven dat verzoekster nog onderzoek moet instellen naar de capaciteit van de derde-partij om binnen de inrichting orde op zaken te stellen. Het bedrijf dat de derde-partij hiervoor wil inschakelen geniet wel het vertrouwen van verzoekster (te meer omdat verzoekster dit bedrijf ook had willen inschakelen). Verzoekster heeft aangegeven dat dit wellicht aanleiding zou kunnen geven om in de te nemen beslissing op bezwaar het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning te herroepen wegens gewijzigde omstandigheden. Deze beslissing op bezwaar zal op korte termijn worden genomen. Verzoekster heeft verder aangegeven dat er wat haar betreft geen belemmering is om het digestaat in de 4 mestzakken op het perceel op deskundige wijze in de mestvergisters te brengen en zelfs verzocht dit toe te staan ter besparing van verdere kosten. De derde-partij wil nog nader onderzoeken of dit zonder risico’s kan. De derde-partij wil ook graag overleggen met Staatsbosbeheer over het opruimen van het perceel.
7. Gelet op de overdracht van het bedrijf ziet de voorzieningenrechter aanleiding de getroffen voorziening ambtshalve te wijzigen en de schorsing van het bestreden besluit te verlengen tot en met de dag na de dag van verzending van de beslissing op bezwaar. Dit geeft verzoekster en de derde-partij de gelegenheid om zonder al te veel tijdsdruk in overleg te treden. Tevens kunnen de derde-partij en Staatsbosbeheer in overleg treden over de beste manier om het perceel van Staatsbosbeheer op te ruimen, waarbij de voorzieningenrechter voor de goede orde opmerkt dat de derde-partij sinds de overdracht van het bedrijf de verantwoordelijkheid draagt voor het opruimen van dat perceel.
8. De voorzieningenrechter zal de maatregel dat geen stoffen in de mestvergisters mogen worden gebracht schrappen, opdat de derde-partij en verzoekster samen kunnen overleggen en beslissen of het digestaat in de vier mestzakken op het terrein van de inrichting op een verantwoorde manier in de vergisters kan worden verwerkt. De voorzieningenrechter handhaaft de maatregel dat geen stoffen van buiten het terrein van de inrichting in de mestvergisters mogen worden gebracht. De voorzieningenrechter zal verder bepalen dat 24-uurs monitoring van de inrichtingsprocessen moet plaatsvinden door middel van elektronische monitoring om overdruk op de kappen te monitoren en dat de linkse (niet gekeurde) biogasmotor Jenbacher 3.20 buiten werking wordt gehouden (zoals eerder bepaald in de vorige uitspraken). Tot slot zal de voorzieningenrechter bepalen dat de derde-partij het perceel van Staatsbosbeheer dient op te ruimen conform de aanwijzingen van Staatsbosbeheer. De voorzieningenrechter verbindt dit keer geen termijn aan het opruimen van het perceel. Staatsbosbeheer kan ook hierover aanwijzingen geven en kan het beste inschatten wanneer het perceel moet worden opgeruimd. Bovendien is de in opdracht van verzoekster aangebrachte grondwal goed aangelegd (de voorzieningenrechter en partijen zijn tijdens de plaatsopneming zonder ongelukken over deze grondwal langs het perceel gelopen). Deze grondwal voorkomt verspreiding van de verontreiniging over de verdere percelen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijzigt de op 18 februari 2016 getroffen voorlopige voorziening als volgt:
- schorst het bestreden besluit tot en met de dag na bekendmaking van het besluit op het hiertegen gemaakte bezwaar;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening als volgt:
Er mogen geen nieuwe stoffen ten behoeve van gebruik in de mestvergisters worden aangeleverd op het terrein van de inrichting van opposant tot en met de dag na bekendmaking van het besluit op het bezwaar tegen het bestreden besluit;
er zal 24-uurs monitoring van de inrichtingsprocessen plaatsvinden door middel van elektronische monitoring om overdruk op de kappen te monitoren (en zo nodig op te treden);
de linkse (niet gekeurde) biogasmotor Jenbacher 3.20 dient buiten werking te worden gehouden;
de derde-partij dient het naastgelegen perceel van Staatsbosbeheer op te ruimen conform de aanwijzingen van Staatsbosbeheer
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.F.M. Emons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2016.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.