In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, wordt de zaak behandeld van eiseres die sinds 25 februari 2014 een WIA-uitkering ontving. Het UWV heeft op 7 mei 2021 besloten om deze uitkering per 8 juli 2021 te beëindigen, wat eiseres niet accepteert. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 3 november 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigde van het UWV, aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door het UWV onvoldoende zorgvuldig is geweest. Eiseres is in de primaire fase telefonisch beoordeeld door een geregistreerde verzekeringsarts, wat de rechtbank niet gelijkstelt aan een fysiek spreekuurcontact. In de bezwaarfase is eiseres door een arts B&B onderzocht, die geen geregistreerde verzekeringsarts is. De rechtbank stelt dat er geen sprake is geweest van een adequaat spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, wat in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen door een nieuw medisch onderzoek te laten uitvoeren door een geregistreerde verzekeringsarts. De termijn voor herstel is vastgesteld op acht weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en stelt dat tegen deze tussenuitspraak nog geen hoger beroep openstaat, maar dat dit kan worden ingesteld samen met een eventueel hoger beroep tegen de einduitspraak.