Bijlage
Hoofdstuk 2 Regeling natuurbescherming
Artikel 2.3
Er is een register met de naam AERIUS Register, waarin gegevens worden opgenomen over depositieruimte.
Een besluit waarbij een project wordt toegestaan, kan worden genomen met gebruikmaking van in het register opgenomen depositieruimte.
Het register wordt beheerd onder verantwoordelijkheid van de minister.
De minister draagt er zorg voor dat depositieruimte in het register wordt opgenomen die ontstaat door de vermindering van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van de bronmaatregelen, bedoeld in artikel 2.4.
De minister neemt ten hoogste 70% van de vermindering van stikstofdepositie als depositieruimte in het register op.
1. Bronmaatregelen als bedoeld in artikel 2.3, vierde lid, zijn:
a.de snelheidsverlaging voor de rijkswegen ingevolge het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 19 december 2019, kenmerk RWS-2019/45657, Stcrt. 2019, 71032;
b.de onomkeerbare sluiting van een varkenshouderijlocatie op grond van artikel 4, eerste lid, van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.
2. Op verzoek van een college van burgemeester en wethouders, van gedeputeerde staten of van het dagelijks bestuur van een waterschap kan de minister een maatregel van dat bestuursorgaan aanmerken als een bronmaatregel als bedoeld in artikel 2.3, vierde lid.
3. Een bronmaatregel als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt alleen in de berekening van de vermindering van stikstofdepositie betrokken:
a. als voor de maatregel een wettelijk voorschrift of een besluit nodig is: nadat dat voorschrift of besluit in werking is getreden;
b. voor zover de vermindering van stikstofdepositie met zekerheid en nauwkeurigheid kan worden vastgesteld; en
c. als handhaving van de wettelijke voorschriften die verband houden met de bronmaatregel verzekerd is.
1. In het register wordt een onderscheid gemaakt tussen depositieruimte die beschikbaar is voor:
a. woningbouwprojecten en tracébesluiten;
b. woningbouwclusters; en
c. gemelde PAS-projecten.
2. Depositieruimte die is verkregen door de bronmaatregelen, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, is alleen beschikbaar voor woningbouwprojecten en tracébesluiten, behoudens voor zover toepassing is gegeven aan het derde lid.
3. De minister, in overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Waterstaat, kan:
a. depositieruimte die is verkregen door de snelheidsverlaging voor de rijkswegen, ook beschikbaar stellen voor woningbouwclusters;
b .depositieruimte die is verkregen door de onomkeerbare sluiting van varkenshouderijlocaties, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel b, ook beschikbaar stellen voor:
1°.woningbouwclusters;
2°.gemelde PAS-projecten;
c. depositieruimte die beschikbaar is voor woningbouwclusters of gemelde PAS-projecten, ook beschikbaar stellen voor woningbouwprojecten en tracébesluiten.
1. Depositieruimte kan, behalve in een Natura 2000-vergunning, ook worden toegedeeld in:
a. een omgevingsvergunning;
2. Depositieruimte kan alleen worden toegedeeld in een besluit als bedoeld in het eerste lid.
3. Depositieruimte wordt eenmalig en voor onbepaalde tijd toegedeeld.
4. Depositieruimte wordt alleen toegedeeld voor zover zij eerder is gereserveerd.
Reservering of toedeling van depositieruimte is mogelijk voor zover daarvoor depositieruimte beschikbaar is.
De beschikbare depositieruimte voor een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied is de bij vaststelling van de betrokken versie van het register in het register opgenomen depositieruimte voor die hectare, verminderd met de depositieruimte die tot dat moment met toepassing van artikel 2.10 is afgeschreven of met toepassing van de artikelen 2.8 tot en met 2.9 is gereserveerd, en vermeerderd met de depositieruimte die tot dat moment met toepassing van artikel 2.10 is bijgeschreven.
De depositieruimte die ten behoeve van een of meer projecten wordt gereserveerd of toegedeeld in verband met de toename van stikstofdepositie is niet groter dan de hoogste stikstofdepositie op een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied die die projecten in een jaar kunnen veroorzaken.
1. Reservering van depositieruimte geschiedt door registratie van de reservering in het register door:
a. gedeputeerde staten voor woningbouwprojecten en woningbouwclusters;
b.de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor tracébesluiten;
c. het bevoegd gezag voor de Natura 2000-vergunning voor gemelde PAS-projecten.
2. Een reservering voor een woningbouwproject, een Tracébesluit of een gemeld PAS-project vervalt als:
a. het bevoegd gezag een besluit heeft genomen op de betrokken aanvraag voor een Natura 2000-vergunning of een omgevingsvergunning;
b.de Minister van Infrastructuur en Waterstaat het Tracébesluit heeft vastgesteld waarvoor hij depositieruimte had gereserveerd.
3. Een reservering voor een woningbouwcluster vervalt als en voor zover gedeputeerde staten depositieruimte reserveren voor de woningbouwprojecten in dat cluster, maar in elk geval als sinds de reservering twee jaar zijn verstreken.
4. Gedeputeerde staten kunnen de termijn, bedoeld in het derde lid, eenmaal verlengen met ten hoogste een jaar.
1. Gedeputeerde staten kunnen depositieruimte reserveren voor een woningbouwproject na de ontvangst van:
a. een aanvraag voor een Natura 2000-vergunning voor dat project;
b. de mededeling van een gemeente dat zij een aanvraag heeft ontvangen voor een omgevingsvergunning voor dat project.
2. Gedeputeerde staten beslissen over de reservering van depositieruimte voor woningbouwprojecten in de volgorde waarin de aanvragen van een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor deze projecten zijn ontvangen.
3. Gedeputeerde staten reserveren alleen depositieruimte voor een woningbouwproject als de woningen niet worden aangesloten op een distributienet voor aardgas.
Op aanvraag van het college van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten depositieruimte reserveren voor een woningbouwcluster in een gemeente.
Bij de aanvraag wordt een berekening verstrekt waaruit blijkt dat in het register voldoende depositieruimte beschikbaar is voor het cluster.
Gedeputeerde staten beslissen over de reservering van depositieruimte voor woningbouwclusters in de volgorde waarin de aanvragen zijn ontvangen.
Gedeputeerde staten reserveren alleen depositieruimte voor een woningbouwcluster als de woningen niet worden aangesloten op een distributienet voor aardgas.
1. Het bevoegd gezag reserveert alleen depositieruimte voor een gemeld PAS-project als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. voor het project gold een meldingsplicht op grond van artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof zoals dat luidde tot 1 januari 2017 of artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019;
b. voor het project is in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019 een melding gedaan;
c. het project is in de periode van 1 juli 2015 tot 29 mei 2019:
1°.volledig gerealiseerd, waaronder wordt verstaan dat installaties, gebouwen en infrastructuur waren opgericht;
2°.nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer heeft in die periode al wel een begin gemaakt met de realisatie, zoals aanleg of oprichting van installaties, gebouwen en infrastructuur; of
3°.nog niet begonnen, maar in die periode zijn al wel onomkeerbare en significante investeringsverplichtingen voor het project aangegaan;
d. voor de activiteit waarop de melding betrekking heeft, is geen toereikende en onherroepelijke Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning verleend;
e. als de melding betrekking heeft op een wijziging van een project dat geheel of gedeeltelijk was gerealiseerd voor 1 februari 2009 maar na de datum waarop artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn is gaan gelden voor het betrokken Natura 2000-gebied, dan is de totale stikstofdepositie die door het gewijzigde project wordt veroorzaakt op een voor stikstof gevoelige habitat in dat gebied niet groter dan de op het moment van de melding geldende grenswaarde, bedoeld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019;
f. als het project substantieel afwijkt van het gemelde project, veroorzaakt het gewijzigde project niet meer stikstofdepositie op een of meer voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden dan het gemelde project; en
g. de activiteit waarop het project betrekking heeft, wordt nog verricht.
2. Het eerste lid, onderdeel g, geldt niet als het project voldoet aan onderdeel c, onder 3°, van dat lid.
Artikel 2.8c
Het bevoegd gezag geeft bij het reserveren van depositieruimte voor gemelde PAS-projecten voorrang aan projecten ten aanzien waarvan het vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel een verzoek heeft ontvangen tot handhaving van artikel 2.7, tweede lid, van de wet. Als het na toepassing van de eerste zin noodzakelijk is om een keuze te maken tussen projecten, kiest het bevoegd gezag die combinatie van projecten die gezamenlijk voor een optimale benutting van de beschikbare depositieruimte zorgt.
Het bevoegd gezag kan alleen depositieruimte reserveren voor gemelde PAS-projecten die zijn geselecteerd met toepassing van artikel 2.8c.
Het bevoegd gezag kan de ruimte reserveren na ontvangst van een aanvraag om een Natura 2000-vergunning of omgevingsvergunning voor dat project.
Artikel 2.10, lid 4
Voor gemelde PAS-projecten draagt het bevoegd gezag terstond zorg voor:
a. afschrijving in het register van depositieruimte die aan dat project is toegedeeld;
b. doorhaling van gereserveerde depositieruimte als de betrokken vergunningaanvraag is ingetrokken of als een besluit is genomen op de betrokken aanvraag;
c. omzetting van toegedeelde in gereserveerde depositieruimte als de vergunning is vernietigd.