ECLI:NL:RBOBR:2022:4566

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
22/181
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet WIA en de geschiktheid van geselecteerde functies

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar geen IVA-uitkering toe te kennen. Eiseres, die zich op 30 juni 2017 ziekmeldde, ontving een WGA-uitkering en stelde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Het UWV had echter vastgesteld dat zij per 13 juli 2021 wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 54,32%. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in een gewijzigd besluit. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat het UWV voldoende zorgvuldig onderzoek had gedaan en de geselecteerde functies geschikt waren voor eiseres, ondanks haar beperkingen. De rechtbank concludeert dat de duurzame beperkingen van eiseres niet leiden tot een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, en dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op een IVA-uitkering. De rechtbank draagt het UWV op het griffierecht aan eiseres te vergoeden, maar wijst de vergoeding van proceskosten af, omdat eiseres hier geen verzoek voor heeft gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 22/181

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV)
(gemachtigde: mr. C.J.G. Oom-Roumen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een uitkering te verstrekken voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering).
1.1.
Met het besluit van 13 juli 2021 heeft het UWV vastgesteld dat eiseres per 13 juli 2021 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 54,32%. De wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage heeft geen gevolgen voor de hoogte van de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres.
1.2.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Met het besluit van 27 december 2021 (het bestreden besluit I) heeft het UWV dat bezwaar gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 40,36%.
1.4.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.5.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft daarop schriftelijk gereageerd.
1.6.
Met het besluit van 19 mei 2022 (het bestreden besluit II) heeft het UWV een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Deze gewijzigde beslissing houdt in dat eiseres per 13 juli 2021 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en dat hiermee het bestreden besluit I wordt vervangen. Eiseres heeft laten weten het met dit nieuwe besluit niet eens te zijn.
1.7.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft daarop schriftelijk gereageerd.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Wat beoordeelt de rechtbank in deze procedure en wat is het oordeel?
2. Deze procedure is begonnen met een beroepschrift van eiseres tegen het bestreden besluit I. Omdat het UWV tijdens de beroepsprocedure dat besluit heeft vervangen door het bestreden besluit II, is het beroep van eiseres automatisch (‘van rechtswege’) gericht tegen het bestreden besluit II. [1] Op de zitting heeft eiseres het beroep tegen het bestreden besluit I ingetrokken. Dat betekent dat de rechtbank nog moet beoordelen of het bestreden besluit II juist is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit II ongegrond is. Dit betekent dat dit besluit juridisch juist is. De rechtbank legt hieronder uit welke feiten en omstandigheden hiervoor van belang zijn (punt 4), wat eiseres en het UWV vinden (punt 5) en hoe de rechtbank naar aanleiding daarvan naar het bestreden besluit II heeft gekeken (punten 6 tot en met 9). Helemaal onderaan deze uitspraak staat de conclusie en wat de gevolgen van deze uitspraak zijn (punt 10).
Relevante feiten en omstandigheden
4. Eiseres is werkzaam geweest als accountmanager telemarketing voor gemiddeld 26,11 uur per week. Zij heeft zich op 30 juni 2017 ziekgemeld. Vanaf 19 juli 2019 heeft eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%. Deze uitkering is vanaf 28 februari 2021 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Op 15 januari 2021 heeft eiseres zich per 8 januari 2021 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Deze melding heeft geleid tot de besluiten zoals hiervoor vermeld onder het kopje ‘Inleiding’.
De standpunten van partijen
5. In de gewijzigde beslissing op bezwaar (het bestreden besluit II) heeft het UWV gezegd dat eiseres per 13 juli 2021 volledig arbeidsongeschikt is, maar dat deze arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is.
5.1.
Eiseres is het daarmee niet eens. Zij vindt dat zij recht heeft op een IVA-uitkering. Eiseres stelt dat zij vanwege haar rug- en nekklachten meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar & beroep (B&B) van het UWV is aangenomen. Zo kan zij niet dagelijks herhalende bewegingen maken met haar armen en handen. Ook is zij niet in staat om 5 kg te tillen. Zij kan maximaal twee uur in dezelfde houding werken en daarna moet zij rusten of een half uur bewegen. Verder stelt eiseres dat haar fysieke beperkingen duurzaam zijn. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat het UWV functies heeft geselecteerd waarbij de hele dag in dezelfde zittende houding moet worden gewerkt. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat bij de duurzaamheidsbeoordeling de reservefunctie van telefonisch verkoper (SBC 315173) toch weer geschikt wordt geacht, terwijl die bij een eerdere beoordeling vanwege haar fysieke beperkingen ongeschikt werd geacht. Vanwege haar fysieke beperkingen vindt eiseres de functies receptionist (SBC 315120), wikkelaar (SBC 267053) en productiemedewerker industrie (SBC 111180) niet geschikt. Net als in de functie van telefonisch verkoper zijn dit functies waarin volgens eiseres overwegend moet worden gezeten, wat de reden was om laatstgenoemde functie ongeschikt te achten.
5.2.
Het UWV vindt dat de verzekeringsarts B&B de beperkingen van eiseres niet heeft onderschat en juist heeft opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Alle daarin opgenomen fysieke beperkingen zijn duurzaam. Met die beperkingen is een tweede FML (van 13 mei 2022) opgesteld om te kijken of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres ook duurzaam is. Dat is niet het geval, omdat alleen de duurzame beperkingen niet tot een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer leidt zoals blijkt uit het onderzoek van de arbeidsdeskundige B&B die daarvoor drie functies en een reservefunctie heeft geselecteerd. Het UWV vindt de drie door de arbeidsdeskundige B&B voor eiseres geselecteerde functies wel geschikt, omdat daarmee de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde belastbaarheid niet wordt overschreden. Wel is het UWV het met eiseres eens dat de reservefunctie telefonisch verkoper (SBC-code 315173) niet geschikt is. Omdat deze reservefunctie niet aan de (fictieve) schatting ten grondslag ligt, verandert dat niets aan de uitkomst dat de duurzame beperkingen van eiseres niet tot een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer leidt.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
6. De eisen waaraan de besluitvorming van het UWV moet voldoen, vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb). Rapporten van verzekeringsartsen moeten op grond daarvan aan een aantal voorwaarden voldoen:
  • zij moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen,
  • ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en
  • de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
Als een rapport van een verzekeringsarts niet voldoet aan de kwaliteitseisen die in het Sb zijn neergelegd, kan het bestreden besluit alleen al om die reden geen stand houden. [2]
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
7. Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig is geweest. Daarbij is het volgende van belang. Uit het rapport van de arts van het UWV van 22 juni 2021 blijkt dat het dossier is bestudeerd en dat eiseres op 21 juni 2021 is gezien op het spreekuur. Tijdens het spreekuur heeft de arts van het UWV een (uitgebreide) anamnese afgenomen en is eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook heeft de arts van het UWV kennisgenomen van de door eiseres naar het spreekuur meegebrachte informatie van de radioloog en de anesthesioloog. Het rapport van de van 22 juni 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B blijkt dat in bezwaar ook een dossierstudie is verricht. Daarnaast heeft op 20 december 2021 een spreekuur plaatsgevonden. Tijdens dit spreekuur is bij eiseres opnieuw een anamnese afgenomen en heeft de verzekeringsarts B&B lichamelijk en observerend psychisch onderzoek verricht.
De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts B&B aanvullend onderzoek had moeten doen of aanvullende medische informatie had moeten opvragen. Daarbij volgt de rechtbank de stelling van het UWV dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep – de hoogste rechter in Nederland op het gebied van het socialezekerheidsrecht (waar ook deze zaak onder valt) – volgt dat een verzekeringsarts in beginsel op zijn of haar eigen oordeel kan varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. [3] Verder is de rechtbank van oordeel dat de rapportages van de (verzekerings)artsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapportages logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
De inhoudelijke juistheid van het bestreden besluit II
8. De verzekeringsarts B&B heeft in haar rapport van 21 december 2021 over de fysieke klachten van eiseres gerapporteerd dat eiseres niet langdurig in een gedwongen houding kan werken en dat zij niet de hele dag dezelfde bewegingen kan maken. De verzekeringsarts B&B heeft hiermee rekening gehouden door in de FML beperkingen aan te nemen voor statische houdingen (rubriek 5). In het bijzonder is een beperking aangenomen op het beoordelingspunt 5.10 (overige beperkingen). Bij dit beoordelingspunt schrijft de verzekeringsarts B&B dat eiseres geen werkzaamheden kan doen waarin zij in een gedwongen houding moet werken. Zo moet bijvoorbeeld zitten worden afgewisseld met vertreden en verzitten. Ook heeft de verzekeringsarts B&B beperkingen aangenomen voor beoordelingspunt 4.1 (werken met toetsenbord en/of muis). De verzekeringsarts B&B schrijft bij dit beoordelingspunt dat eiseres verdeeld over de dag kan werken met toetsenbord en muis, waarbij voldoende mogelijkheid moet zijn om dit te onderbreken. Ook voor beoordelingspunt 4.21 is een beperking aangenomen, omdat eiseres volgens de verzekeringsarts B&B niet voortdurend dezelfde handelingen kan uitvoeren waarbij het lichaam in nek of rug eenzijdig wordt belast. De rechtbank heeft geen reden om aan de conclusies van de verzekeringsarts B&B te twijfelen.
8.1.
Eiseres heeft onvoldoende aangevoerd waaruit blijkt dat zij meer of zwaardere beperkingen heeft dan in de FML zijn opgenomen. Daarbij is van belang dat eiseres in beroep geen nieuwe medische verklaringen heeft overgelegd die haar stellingen kunnen onderbouwen. Het klachtenpatroon van eiseres en de aanpassing van haar dagindeling, kunnen niet volstaan als onderbouwing van haar stelling dat zij verdergaand beperkt is.
De beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen bij eiseres zijn vast te stellen. [4] Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.2.
Gelet op wat hiervoor is overwogen hoeft niet te worden beoordeeld of de extra door eiseres geclaimde beperkingen duurzaam zijn. Omdat niet is gebleken dat eiseres op deze punten beperkt is, kan zij daarop ook niet duurzaam beperkt zijn.
De functies
9. Eiseres voert aan dat de functies niet passend zijn, omdat in deze functies de hele dag in dezelfde houding moet worden gezeten. Op de zitting heeft eiseres nog toegelicht dat gesteld dat de functies in de praktijk anders zijn dan in de functiebeschrijving van het UWV is vermeld.
9.1.
De arbeidsdeskundige gaat bij de beoordeling van de geschiktheid voor een functie altijd uit van de belasting zoals deze in het CBBS is weergegevens. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan van de juistheid van het CBBS worden uitgegaan, tenzij een betrokkene de juistheid van het CBBS voldoende gemotiveerd bestrijdt, of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid. [5]
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B in het rapport van 16 mei 2022 duidelijk en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de werkzaamheden in de functies geschikt zijn voor eiseres. In de drie geselecteerde functies leveren de beoordelingspunten 4.21 en 5.10 een kenmerkende belasting op. De arbeidsdeskundige B&B heeft toegelicht dat in deze functies sprake is van meerdere taken, zodat niet voortdurend dezelfde handelingen hoeven te worden uitgevoerd. Het zijn overwegend zittende functies, maar eiseres kan vertreden door te lopen en te staan. Ten aanzien van beoordelingspunt 5.10 heeft de arbeidsdeskundige B&B toegelicht dat in de functies geen sprake is van continue werken in een gedwongen houding. De belastbaarheid van eiseres wordt daarom niet overschreden.
9.3.
In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om aan de informatie van de arbeidsdeskundige B&B te twijfelen. De persoonlijke ervaring van eiseres met werkzaamheden in de praktijk is onvoldoende om te onderbouwen dat in de functies meer belasting voorkomt.

Conclusie en gevolgen

10. Uitgaande van de duurzame beperkingen is eiseres in staat functies te vervullen die leiden tot een fictieve mate van arbeidsongeschiktheid van 22,87%. Het UWV heeft daarom terecht besloten dat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is en dus dat zij geen recht heeft op een IVA-uitkering. Het beroep tegen het bestreden besluit II is daarom ongegrond.
10.1.
Omdat het UWV bestreden besluit I niet heeft gehandhaafd, bepaalt de rechtbank dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
10.2.
Eiseres heeft op de zitting verklaard dat zij geen vergoeding van haar proceskosten (bestaande uit reiskosten) vraagt. Daarom zal de rechtbank het UWV niet veroordelen in de vergoeding daarvan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.C.Meulemans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Dat staat in artikel 4 van het Sb.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken CRvB 11 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4808, en CRvB 11 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP4330.
4.CRvB 3 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1691.
5.CRvB 3 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1349