ECLI:NL:CRVB:2011:BP4330

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3188 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van medische belastbaarheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de herziening van de uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45% terecht was. Appellant stelde dat zijn belastbaarheid onderschat was en dat er onvoldoende medisch onderzoek was verricht. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 11 februari 2011 behandeld.

De Raad overweegt dat de bezwaarverzekeringsarts appellant tweemaal heeft onderzocht en dat er geen aanwijzingen zijn dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd. Appellant had psychische klachten, rugklachten, longklachten en hoofdpijnklachten, maar de bezwaarverzekeringsarts heeft geen nieuwe informatie ontvangen die de vastgestelde belastbaarheid zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat de signaleringen van de bezwaararbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd zijn en dat de belasting in de geselecteerde functies de vastgestelde belastbaarheid niet overschrijdt.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

10/3188 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 23 april 2010, 09/2439 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 februari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.A. van Wieren, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.H.M.A. Swarts.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 1 april 2009 is de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering per 2 juni 2009 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.2. Bij besluit van 22 september 2009 (bestreden besluit) is het bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 1 april 2009 herroepen, een proceskostenvergoeding toegekend en de uitkering per 2 juni 2009 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid. Niet gebleken is dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Daarbij is overwogen dat appellant zijn stelling dat de belastbaarheid is onderschat niet met medische feiten of gegevens heeft onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door de bezwaararbeidsdeskundige geselecteerde functies passend te achten voor appellant. Overwogen is dat de signaleringen in voldoende mate zijn gemotiveerd door de bezwaararbeidsdeskundige en de functiebelastingen de belastbaarheid niet te boven gaan.
3. Appellant heeft het standpunt ingenomen dat hij meer beperkingen heeft dan door de bezwaarverzekeringsarts is aangenomen. Appellant stelt dat de bezwaarverzekeringsarts ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij de meer gespecialiseerde behandelaars. Appellant wijst op de MRI, waaruit blijkt dat hij met een hernia kampt, en de verwijzing naar de neurochirurg. Gelet op zijn beperkingen acht appellant zich niet in staat de geselecteerde functies te vervullen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Appellant is tweemaal onderzocht op een spreekuur van de verzekeringsarts. De bezwaarverzekeringsarts heeft appellant onderzocht op het spreekuur van 27 juli 2009. Appellant heeft psychische klachten, rugklachten, longklachten (COPD) en nek- en hoofdpijnklachten. De bezwaarverzekeringsarts heeft overwogen dat in de afgelopen jaren niets aan het licht is gekomen waarmee de door appellant ervaren klachten verklaard kunnen worden. De bezwaarverzekeringsarts heeft informatie ingewonnen bij de behandelend orthopedisch chirurg. Deze heeft meegedeeld dat een MRI-onderzoek is verricht. Bij appellant is sprake van een hernia van de cervicale wervelkolom en degeneratieve artrose. De orthopedisch chirurg heeft appellant verwezen naar een neuroloog/neurochirurg. Op basis van de informatie van de orthopedisch chirurg heeft de bezwaarverzekeringsarts de Functionele Mogelijkhedenlijst aangescherpt, omdat de belastbaarheid voor nek en armen lager is dan normaal.
4.2. De Raad verwerpt de stelling van appellant dat ten onrechte geen informatie is ingewonnen bij de neuroloog of neurochirurg naar wie appellant - blijkens de door de bezwaarverzekeringsarts ingewonnen informatie - door de orthopedisch chirurg is verwezen. Uit vaste jurisprudentie van de Raad - waaronder zijn uitspraak van 24 februari 1999, LJN AL0984 - volgt dat een verzekeringsarts op zijn eigen oordeel kan varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. De verzekeringsarts dient de behandelend sector te raadplegen indien een behandeling in gang gezet zal worden of reeds plaatsvindt en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de betrokkene, of indien de betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over zijn beperkingen. De Raad is niet gebleken dat appellant zich daadwerkelijk onder behandeling van een neuroloog of neurochirurg heeft gesteld. De Raad heeft geen reden te twijfelen aan de vaststelling van de bezwaarverzekeringsarts dat een eventuele indicatie voor een hernia-operatie niet afdoet aan de vastgestelde belastbaarheid en dat, indien de operatie later alsnog zou plaatsvinden, dit niet van invloed is op de situatie op de datum in geding. De bezwaarverzekeringsarts heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien nadere informatie bij behandelend sector in te winnen. Voorts overweegt de Raad dat van de zijde van appellant geen informatie van de behandelend sector is overgelegd.
4.3. Wat betreft de door appellant in hoger beroep herhaalde bezwaar- en beroepsgronden kan de Raad zich geheel vinden in hetgeen daaromtrent in de aangevallen uitspraak is overwogen.
4.4. De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat niet is gebleken dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is en er geen aanleiding is te twijfelen aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid.
4.5. Ten aanzien van de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit overweegt de Raad dat de bezwaararbeidsdeskundige de signaleringen - die bij de geselecteerde functies zijn gepresenteerd - van een toereikende motivering heeft voorzien. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de belasting in de functies de vastgestelde belastbaarheid niet overschrijdt.
5. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2011.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) N.S.A. El Hana.
NK