Uitspraak
16.4217 ZW
9 mei 2016, 15/6821 (aangevallen uitspraak)
mr. F.A. Put.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld voor appellante, die zich op 24 mei 2013 ziek had gemeld. Appellante, die laatstelijk werkzaam was als docente, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv dat haar ziekengeld per 30 juli 2015 zou beëindigen, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de medische oordelen van het Uwv en de aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de functies die aan appellante zijn voorgehouden, medisch geschikt zijn. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt ondersteunt. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding is om het medisch oordeel van het Uwv onjuist te achten.
De Raad heeft ook de argumenten van appellante over de functie van schadecorrespondent beoordeeld. Appellante betoogde dat deze functie niet passend is vanwege deadlines en productiepieken. De Raad oordeelt dat het Uwv overtuigend heeft aangetoond dat de functie van schadecorrespondent in dit geval geen onredelijke belasting met zich meebrengt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond.