Overwegingen
6. Voor een weergave van de relevante wettelijke bepalingen en de beleidsregels van het UWV verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
Is de herziening in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel?
Het standpunt van eiseres
7. Eiseres is van mening dat de herziening in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel tot stand is gekomen. Het UWV heeft namens eiseres in Polen een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingediend. Hierop heeft eiseres vanuit Polen een bericht ontvangen dat zij geen recht heeft op die uitkering, omdat zij recht heeft op een ouderdomspensioen. Zij heeft namelijk de pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar voor vrouwen in Polen bereikt. Eiseres heeft zich naar aanleiding van het bericht uit Polen gedwongen gevoeld het ouderdomspensioen aan te vragen, omdat zij in de veronderstelling was dat zij geacht werd dit te doen. Zij had echter liever het aanvragen van het ouderdomspensioen nog uitgesteld om een hoger pensioen op te bouwen. Zij is de Nederlandse taal niet machtig en zij wist niet wat de gevolgen van het Poolse ouderdomspensioen voor haar WIA-uitkering waren. Het lag op de weg van het UWV om eiseres daarover naar behoren in te lichten. Zij wordt dubbel gestraft omdat haar uitkering is herzien èn omdat zij niet in staat is om een hoger Pools ouderdomspensioen op te bouwen.
Het oordeel van de rechtbank
8. Het UWV heeft alle relevante gegevens verzameld en op basis hiervan besluiten genomen. Dat eiseres gedwongen werd een ouderdomspensioen aan te vragen in Polen blijkt niet uit de stukken en is door eiseres ook niet nader onderbouwd met stukken. Namens het UWV is op de zitting van de rechtbank toegelicht dat ouderdomspensioenen, in tegenstelling tot arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, niet voor de verzekerde in het buitenland worden aangevraagd. Als de verzekerde het ouderdomspensioen niet aanvraagt, vindt ook geen herziening van de uitkering plaats: het gaat er om dat het pensioen daadwerkelijk wordt genoten. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen. Dat eiseres zich desondanks verplicht voelde om het Poolse ouderdomspensioen aan te vragen, moet naar het oordeel van de rechtbank daarom voor haar rekening en risico blijven. Als zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig was om de gevolgen van het aanvragen van een ouderdomspensioen uit Polen voor haar WIA-uitkering te begrijpen had het op haar weg gelegen hierover zelf nadere informatie in te winnen. Op de zitting van de rechtbank heeft eiseres naar voren gebracht dat zij die informatie in juni 2020 bij het UWV heeft ingewonnen, maar zij heeft deze stelling niet onderbouwd met een begin van bewijs. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Is de herziening in strijd met het vertrouwensbeginsel?
Het standpunt van eiseres
9. Eiseres stelt dat het UWV haar de toezegging heeft gedaan dat het ouderdomspensioen geen invloed zou hebben op haar WIA-uitkering.
Het oordeel van de rechtbank
10. Deze stelling treft geen doel. Een beroep op het vertrouwensbeginsel als hier aan de orde kan volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) alleen slagen als de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van 5 februari 2020. Van een toezegging (of andere uitlating) dat het Poolse ouderdomspensioen geen gevolgen zou hebben voor de WIA-uitkering is de rechtbank niet gebleken.
Is het gerechtvaardigd om onderscheid te maken tussen een Nederlands en een buitenlands ouderdomspensioen en is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel?
Het standpunt van eiseres
11. Eiseres voert aan dat het UWV haar bij brief van 28 april 2021 heeft meegedeeld dat het ontvangen van een transitievergoeding en een Nederlands ouderdomspensioen geen gevolgen heeft voor haar WIA-uitkering. Zij vraagt zich af wat het onderscheid is tussen een Nederlands en een Pools ouderdomspensioen en meent dat het onzorgvuldig en onrechtmatig en in strijd met het gelijkheidsbeginsel is om daarin onderscheid te maken.
Het oordeel van de rechtbank
12. In de uitspraak van de CRvB van 29 september 2021was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vergelijkbaar geval. In die zaak leidde een buitenlands ouderdomspensioen tot herziening van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Artikel 65, tweede lid, van de WAO luidt hetzelfde als artikel 73, tweede lid, van de Wet WIA. De CRvB heeft in de uitspraak overwogen dat indien sprake is van bijzondere omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever, dit aanleiding kan geven tot een andere uitkomst dan waartoe strikte toepassing van de wet leidt. Dit is het geval indien niet‑verdisconteerde omstandigheden die strikte toepassing zozeer in strijd doet zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Deze bijzondere omstandigheden kunnen slechts bij hoge uitzondering worden aangenomen. De CRvB zag geen aanleiding om artikel 65, tweede lid, van de WAO wegens bijzondere omstandigheden buiten toepassing te laten. Dat de betrokkene, naar hij had gesteld, de keuze had om het ouderdomspensioen te laten uitbetalen vanaf een later moment dan het moment waarop hij de leeftijd van 60 jaar had bereikt en dat het ouderdomspensioen diende ter compensatie voor de niet volledige AOW-opbouw, waren niet als zodanige omstandigheden aan te merken. De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van eiseres tot een ander standpunt te komen.
13. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Eiseres wordt namelijk niet anders behandeld dan andere personen met een ouderdomsuitkering uit een ander land dan Nederland.
Heeft het UWV de WIA-uitkering terecht met terugwerkende kracht herzien?
Het standpunt van eiseres
14. Eiseres voert onder verwijzing naar uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 januari 2017en van de CRvB van 11 september 2015aan dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de WIA-uitkering met terugwerkende kracht is herzien. In die uitspraken zijn richtlijnen opgenomen die het UWV hanteert voor de beantwoording van de vraag of het een betrokkene redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat tot een te hoog bedrag aan uitkering werd verstrekt. Het UWV heeft volgens eiseres met deze richtlijnen geen rekening gehouden. Zij voert verder aan dat het haar niet redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat zij te veel WIA-uitkering ontving. Zij dacht dat zij verplicht was om het Poolse ouderdomspensioen aan te vragen. Zij heeft niet de (juridische) kennis om de gevolgen van het ontvangen van een Pools ouderdomspensioen te begrijpen en het UWV heeft ook niet duidelijk gemaakt wat de gevolgen daarvan zijn.
Het standpunt van het UWV
15. Het UWV stelt zich op het standpunt dat het eiseres redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat zij te veel WIA-uitkering ontving, alleen al omdat zij het Poolse ouderdomspensioen ontvangt. In het toekenningsbesluit van 7 april 2020 is meegedeeld dat een toegekende buitenlandse uitkering invloed heeft op de WIA-uitkering. Het UWV wijst er ook op dat het gaat om een behoorlijk bedrag per maand.
Het oordeel van de rechtbank
16. Artikel 76, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet WIA verplicht het UWV om over te gaan tot herziening van de uitkering indien de uitkering tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
17. Het in artikel 3, derde lid, van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 van het UWV opgenomen beleid moet worden aangemerkt als buitenwettelijk, begunstigend beleid. Dit brengt mee dat de aanwezigheid en toepassing van dit beleid als een gegeven worden aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of dit beleid op consistente wijze is toegepast.
18. Het UWV stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat het eiseres redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat zij te veel WIA-uitkering ontving, alleen al gelet op wat in het toekenningsbesluit staat vermeld. Daarin wordt uitdrukkelijk vermeld dat een toegekende buitenlandse uitkering invloed heeft op de WIA-uitkering. Verder is niet gebleken dat het UWV informatie heeft gegeven waaruit eiseres mocht afleiden dat dit in haar geval anders lag. De rechtbank is verder niet gebleken dat het UWV geen juiste uitvoering aan de onder 14 genoemde richtlijnen heeft gegeven.
19. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen dringende redenen als bedoeld in artikel 76, derde lid, van de Wet WIA op grond waarvan het UWV geheel of gedeeltelijk van herziening had moeten afzien. Het UWV heeft daarom terecht met ingang van
1 juni 2020 de WIA-uitkering herzien.
Het standpunt van eiseres
20. Eiseres stelt zich op het standpunt dat gelet op wat zij hiervoor heeft aangevoerd de terugvordering tot € 0,- moet worden teruggebracht.
Het oordeel van de rechtbank
21. Nu het UWV terecht met ingang van 1 juni 2020 de WIA-uitkering heeft herzien, staat vast dat het UWV onverschuldigd WIA-uitkering aan eiseres heeft betaald. Het UWV is dan op grond van artikel 77, eerste lid, van de Wet WIA verplicht om tot terugvordering over te gaan. Slechts wanneer sprake is van dringende redenen kan het UWV afzien van terugvordering. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan alleen gesproken worden van dringende redenen wanneer er sprake is van onaanvaardbare (financiële of sociale) omstandigheden. Dat eiseres naar zij stelt een laag inkomen heeft is onvoldoende om van onaanvaardbare omstandigheden te spreken. Ook voor het overige is de rechtbank niet gebleken van zulke omstandigheden. Het UWV is terecht overgegaan tot terugvordering.
22. Het beroep is ongegrond.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.