Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 augustus 2022 in de zaken tussen
[naam], werknemer (zaaknummer SHE 21/509)
Inleiding
Feiten en omstandigheden
De standpunten
25 februari 2021.
Toepasselijke wetgeving en rechtspraak
Het oordeel van de rechtbank
9 januari 2021. De in beroep uitgewisselde standpunten zullen waar mogelijk worden betrokken bij de beoordeling. Opmerking verdient hierbij dat de in beroep ingenomen standpunten en medische onderbouwingen in enige mate een motivering achteraf betreffen, terwijl het gaat om de situatie in de periode dat re-integratie aan de orde was en de beoordeling van die periode door het UWV, zoals voorgeschreven in de Werkwijze poortwachter. De rechtbank overweegt als volgt.
Geen werkdag: vrijwel gelijk als een werkdag, echter gebruikt dan werktijd voor therapie,zo is vermeld in het medisch onderzoeksverslag van 14 juli 2020. De verzekeringsartsen menen daarom, zo begrijpt de rechtbank, dat uit het dagverhaal niet volgt dat recuperatiedagen nodig zijn. Het gaat echter volgens dit onderzoeksverslag en de FML van de bedrijfsarts niet (alleen) om recuperatie. De bedrijfsarts heeft naast werkdagen in de door hem opgestelde FML rekening gehouden met oefendagen, rust en behandelingen. De verzekeringsarts B&B heeft gelet op de complexe medische problematiek en de voorgeschiedenis niet inzichtelijk gemaakt waarom van werknemer verwacht mag worden dat hij vier uur per dag werkt en daarna op dezelfde dag zijn oefentherapie doet. Het argument dat de behandelaars niet voorschrijven dat werknemer langere rusttijden moet doormaken, is onvoldoende omdat het UWV geen rekening lijkt te houden met de oefentherapie (genoemd door Sewnath) of begeleid sporten (genoemd door Medinello) en de impact daarvan op werknemer.
bij meer uren of dagen werken: dan gaat de energie onderuit en wordt werknemer stijf en treden er meer klachten op.
Conclusie en gevolgen
€ 871,20, inclusief 21% btw. De factuur is opgesteld voor vier uur werk à € 180,00 per uur. Conform het Bpb in samenhang gelezen met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb en de artikelen 6 en 15 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, stelt de rechtbank het uurtarief vast op € 134,04, verhoogd met de omzetbelasting die daarover verschuldigd is. De kosten voor de door partijen ingeschakelde reumatoloog Gerards stelt de rechtbank vast op
€ 648,75 (vier uur x € 134,04 + 21% omzetbelasting).
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 10 augustus 2020;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van werkgeefster en werknemer tot een bedrag van € 4.007,75;
- gelast dat het UWV het griffierecht van € 360 vergoedt aan werkgeefster en het griffierecht van € 49 vergoedt aan werknemer.
29 augustus 2022.