Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, in die zin dat de in het bestreden besluit opgenomen geluidsvoorschriften worden aangepast. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is een voorlopige voorziening en wat kan de voorzieningenrechter beslissen?
6. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort. Dat staat in artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht, ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daarvoor is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel staat dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus redenen hebben die maken dat hij de beslissing op het bezwaar niet kan afwachten en die een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de bodemzaak (in dit geval de beslissing op bezwaar). De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
Als sprake is van onverwijlde spoed, zal de voorzieningenrechter kijken of een – zoals gezegd voorlopig – oordeel is te geven over de vraag of het besluit rechtmatig is. Vervolgens maakt de voorzieningenrechter aan de hand daarvan een belangenafweging, waarbij verschillende elementen worden betrokken, met name:
in hoeverre duidelijk is dat (en in hoeverre valt te beoordelen of) aan het besluit een gebrek kleeft;
in hoeverre dat gebrek naar verwachting te herstellen valt in de beslissing op bezwaar;
of er een onomkeerbare situatie ontstaat als de gevraagde voorlopige voorziening wel of niet getroffen wordt;
hoe groot de mate van spoedeisendheid is.
Bij zo'n belangenafweging moeten alle belangen voor en tegen worden afgewogen; als de belangen aan de ene kant groot zijn, moeten de belangen aan de andere kant ook groot zijn om daar tegen op te kunnen wegen.
7. Omdat het muziekevenement op 18 augustus 2022 zal beginnen, is de vraag of sprake is van onverwijlde spoed niet in geschil. De voorzieningenrechter zal daarom beoordelen of een voorlopig rechtmatigheidsoordeel kan worden gegeven over het bestreden besluit.
Voorlopig rechtsmatigheidsoordeel
8. Het muziekevenement is een terugkerend evenement, dat al jarenlang tegelijk met de kermis wordt gehouden in de Eikenboomgaard, een straat in het centrum van Oss. Verzoekers wonen aan de [adres] in Oss.
9. De burgemeester heeft bij eerdere besluiten van 15 mei 2017 en 7 augustus 2017 vergunningen verleend voor de evenementen Muziekboulevard 2017 op 25 en 26 mei 2017, respectievelijk Kermis Eikenboomgaard 2017 van 15 tot en met 24 augustus 2017. Bij uitspraak van 11 juli 2018heeft de rechtbank het beroep dat verzoekers hadden ingesteld tegen deze besluiten gegrond verklaard en de door de burgemeester verleende evenementenvergunningen vernietigd. Naar aanleiding van dergelijke evenementen hebben verzoekers al eerder verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend bij onderhavige rechtbank. Die hebben geleid tot uitspraken van 4 mei 2018en 10 augustus 2018.
8. Bij uitspraak van 10 juli 2019 heeft de Afdeling voor de bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)het hoger beroep van de burgemeester tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 juli 2018 ongegrond verklaard. Over het evenementenbeleid, dat de burgemeester destijds aan zijn besluiten ten grondslag had gelegd, hebben de rechtbank en de Afdeling geoordeeld dat dit niet zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd was. Uit de overwegingen van de rechtbank en de Afdeling blijkt (samengevat) dat de burgemeester bij de voorbereiding van de besluiten onvoldoende onderzoek had gedaan naar de relevante feiten en belangen. De in 2017 verleende evenementenvergunningen zijn vernietigd omdat de burgemeester die niet op het geldende beleid heeft kunnen baseren, omdat de burgemeester zich daarbij wat betreft geluidswaarden op onjuiste veronderstellingen had gebaseerd en omdat de burgemeester bij de afweging van de belangen geen doorslaggevend gewicht heeft mogen toekennen aan de belangen van de stad Oss en de horeca.
In dit verband heeft de Afdeling in zijn uitspraak van 11 juli 2019 onder meer het volgende overwogen:
“Een inventarisatie van de geluidsisolerende werking van de gevels van (een aantal van) omliggende (maatgevende) woningen is niet gemaakt en inzicht in de verwachte binnenwaarde van die woningen was er niet. Naar het oordeel van de Afdeling had dit wel in de rede gelegen. Een afweging van de belangen om te beoordelen of geluidshinder onaanvaardbaar is, kan - zoals de rechtbank ook heeft overwogen - niet worden verricht als geen inzicht bestaat in de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het belang van de Muziekboulevard en de kermisfeesten voor de stad Oss en voor de horeca is in het beleid uitvoerig tot uitdrukking gebracht. Inzicht in de mate van hinder aan de zijde van de omwonenden lijkt in het geheel niet te zijn onderzocht. Dit klemt te meer nu achteraf uit een geluidsonderzoek van DPA Caubergh-Huygen B.V. van 24 juli 2018 is gebleken dat de gevels van verschillende woningen aan de Eikenboomgaard geen goede geluidwerende kwaliteit hebben (minder dan 20 dB(A)) en bij de Muziekboulevard en de kermisfeesten in 2017 binnenwaarden werden gemeten die hoger zijn dan 60 dB(A). De waarde van 60 dB(A) - waarbij overigens wordt afgeweken van de in de Nota "Evenementen met een luidruchtig karakter" geadviseerde binnenwaarde van 50 dB(A) - moet volgens het rapport als uiterste grenswaarde worden beschouwd.”
9. Omdat de Muziekboulevard en de kermisfeesten jaarlijks terugkerende evenementen zijn heeft de Afdeling in zijn uitspraak van 10 juli 2019 ook overwogen dat verzoekers en andere partijen erbij gebaat zijn dat voor toekomstige aanvragen meer duidelijkheid ontstaat over de wijze van besluitvorming door de burgemeester. Daarom heeft de Afdeling burgemeester opdracht gegeven om met inachtneming van zijn uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van verzoekers tegen de vergunningen van 15 mei 2017 en 7 augustus 2017.
9. Tijdens de zitting heeft de burgemeester bevestigd dat naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bij besluiten van 31 oktober 2019 de evenementenvergunningen voor de Muziekboulevard 2017, de kermisfeesten 2017 en de kermisfeesten 2018 zijn herroepen en alsnog geweigerd. Desgevraagd heeft de burgemeester tijdens de zitting verklaard dat na de uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2019 echter geen nadere inventarisatie van de geluidsisolerende werking van de gevels van de omliggende woningen is gemaakt en ook geen onderzoek is verricht naar de binnenwaarde en mate van geluidshinder voor omwonenden, zoals in de uitspraak van de Afdeling is vermeld. De burgemeester heeft er op gewezen dat mede naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling wel een nieuw gemeentelijk evenementenbeleid is vastgesteld, dat met ingang van 1 januari 2021 inwerking is getreden.
10. De burgemeester heeft tijdens de zitting onder meer gesteld dat het bij het bestreden besluit in 2022 vergunde evenement kleinschaliger is dan de kermisfeesten in 2017 en 2018, dat het muziekevenement anders dan in die jaren zal plaatsvinden op een afgesloten terrein met kaartverkoop en toegangscontrole, dat de locatie van het muziekevenement in de Eikenboomgaard is gewijzigd en dat de afstand tussen het podium en de woning van verzoekers en de afstand naar het dichtstbijzijnde meetpunt in 2022 aanmerkelijker groter is dan in 2017 en 2018. De burgemeester stelt verder dat vergeleken met de muziekevenementen die in eerdere jaren vergund zijn, in 2022 sprake zal zijn van een ander geluidsniveau, dat niet belastender is dan het geluid van de kermis, dat voorheen op de aangewezen locatie was geplaatst.
11. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de aanvraag voor de vergunning is ingediend op 10 juni 2022, maar dat de burgemeester het bestreden besluit pas heeft genomen op 8 augustus 2022, slechts anderhalve week voorafgaand aan het beoogde evenement. De burgemeester heeft geen overtuigende redenen genoemd, die de lange duur van deze besluitvorming rechtvaardigen. Niet alleen komt door deze handelwijze -waarvan verzoekers hebben gesteld dat dit vaste praktijk is van de burgemeester is- de rechtsbescherming en de mogelijkheid van verzoekers om hun bezwaren goed te onderbouwen in het gedrang, maar ook de voorzieningenrechter wordt daardoor belemmerd in het geven van een inhoudelijk voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
12. Dit klemt te meer omdat de burgemeester eerst tijdens de zitting de stelling heeft beargumenteerd dat de belastende geluidskenmerken van het muziekevenement niet vergelijkbaar zijn met de evenementen in voorgaande jaren en dat het geluidsniveau van het muziekevenement 2022 vergelijkbaar is met dat van de kermis in 2017 en 2018 op dezelfde locatie. Aan die argumenten kan de voorzieningenrechter overigens niet de betekenis toekennen die de burgemeester daaraan gehecht wil zien. Als al moet worden aangenomen dat de tijdens de zitting toegelichte stellingen van de burgemeester juist zijn, dan neemt dit niet weg dat de burgemeester heeft verzuimd om in het kader van de voorbereiding van het bestreden besluit de (nadere) onderzoeken te verrichten, die de Afdeling in de uitspraak van 10 juli 2019 heeft voorgeschreven en die nodig zijn om een goede afweging van de belangen te kunnen maken om te beoordelen of de geluidshinder onaanvaardbaar is. Deze onderzoeken zijn ook aangewezen voor een muziekevenement dat de door de burgemeester gestelde kenmerken heeft.
13. In het geldende evenementenbeleid van de gemeente Oss is vermeld dat voor iedere evenementenlocatie in de stad een ‘zorgvuldige afweging van de belangen van de ondernemers, horeca, winkeliers, organisatoren van evenementen, omwonenden en andere belanghebbenden gewenst’ is. Zoals de burgemeester tijdens de zitting heeft erkend is de in het evenementenbeleid voorgeschreven belangenafweging bij het bestreden besluit en de totstandkoming daarvan onvoldoende kenbaar en inzichtelijk gemaakt.