Overwegingen
1. Het festival “Muziekboulevard” is een jaarlijks evenement dat dit jaar voor de 15e keer georganiseerd wordt in de gemeente Oss. Op verschillende plaatsen in de gemeente staan tijdens het festival podia opgesteld waarop optredens plaatsvinden. Vergunninghoudster (de Stichting Eikenboomgaard Horeca, waarin de horeca-ondernemers die aan de Eikenboomgaard zijn gevestigd, zijn verenigd) heeft met het bestreden besluit een evenementenvergunning gekregen voor het plaatsen van een podium, bar, trap, tent, terrasmeubilair en overkapping aan de Eikenboomgaard. De Eikenboomgaard is een straat in het centrum van Oss. Verzoekers wonen aan de [adres] , pal aan het terrein waar het evenement wordt opgebouwd en plaatsvindt. De afstand tot hun woning is enkele meters; de hekken die de overkapping van het festival begrenzen, staan bij verzoekers voor op de stoep.
2. De burgemeester heeft een vergunning verleend voor het evenement “Muziekboulevard 2018” op 10 mei 2018. In het aanvullend besluit van 3 april 2018 heeft de burgemeester daaraan het volgende geluidsvoorschrift verbonden:
“1.2.1
Het gemiddelde geluidsniveau veroorzaakt door het maken van muziek en geluid tijdens het evenement en de soundcheck mag niet meer bedragen dan 90 dB(A) en 102 dB(C) gemeten op de meetpunten M1 en M2, zoals aangegeven op de bijbehorende tekening.”
Het meetpunt M1 ligt ter hoogte van de woning van verzoekers. Het meetpunt M2 ligt in de buurt van het podium.
3. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning en deze voorlopige voorziening gevraagd omdat zij de geluidsoverlast die met het evenement gepaard gaat, niet acceptabel vinden. Ze vinden dat de burgemeester niet genoeg rekening heeft gehouden met hun belangen bij het nemen van het bestreden besluit. Ze wijzen op de “Nota evenementen met een luidruchtig karakter” (de Nota) uit 1996, opgesteld door de Inspectie Milieuhygiëne in Limburg. Die Nota is in vaste rechtspraak aanvaard als uitgangspunt voor de beoordeling of geluidsoverlast van een evenement aanvaardbaar is of niet. De vergunde geluidsnormen zijn volgens verzoekers niet in overeenstemming met die Nota. In de Nota staat dat, om de grens van het optreden van “onduldbare hinder” niet te overschrijden, moet worden uitgegaan van een maximaal equivalent geluidsniveau (LAeq) op de gevel van woningen overdag en ’s avonds van 70 à 75 dB(A) (waarbij is uitgegaan van een gemiddelde gevelisolatie van 20 à 25 dB(A)). Verzoekers willen dat het bestreden besluit geschorst wordt, wat erop neer zou komen dat het evenement dit jaar aan de locatie Eikenboomgaard niet doorgaat. Zij vinden de Eikenboomgaard, een smalle straat met woningen, niet geschikt voor een evenement als dit.
4. In het evenementenbeleid van de gemeente Oss (het beleid) is vastgelegd dat de maximale geluidsbelasting bij evenementen die vallen onder de categorie “geluidsbelasting hoog” maximaal 90 dB(A) en 102 dB(C) mag worden vergund. Muziekboulevard valt in die categorie.
Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
5. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort. Dat staat in artikel 6:16 van de Awb. Met andere woorden: het besluit blijft van kracht, ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daarvoor is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel staat dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus redenen hebben die maken dat hij de beslissing op het bezwaar niet kan afwachten en die een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de bodemzaak (in dit geval de beslissing op bezwaar). De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
6. Als sprake is van onverwijlde spoed, zal de voorzieningenrechter kijken of een – zoals gezegd voorlopig – oordeel is te geven over de vraag of het besluit rechtmatig is. Vervolgens maakt de voorzieningenrechter aan de hand daarvan een belangenafweging, waarbij verschillende elementen worden betrokken, met name:
- in hoeverre duidelijk is dat (en in hoeverre valt te beoordelen of) aan het besluit een gebrek kleeft;
- in hoeverre dat gebrek naar verwachting te herstellen valt in de beslissing op bezwaar;
- of er een onomkeerbare situatie ontstaat als de gevraagde voorlopige voorziening wel of niet getroffen wordt;
- hoe groot de mate van spoedeisendheid is.
Bij zo'n belangenafweging moeten alle belangen pro en contra worden afgewogen; als de belangen aan de ene kant groot zijn, moeten de belangen aan de andere kant ook groot zijn om daar tegen op te kunnen wegen.
7. Aangezien Muziekboulevard 2018 op Hemelvaartsdag 2018 (10 mei 2018) plaatsvindt, bestaat over de vraag of sprake is van onverwijlde spoed geen discussie. De voorzieningenrechter zal daarom direct bezien of een voorlopig rechtmatigheidsoordeel kan worden gegeven over het bestreden besluit.
8. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen het vergunde (en in het beleid opgenomen) geluidsniveau en het geluidsniveau dat in de Nota “Evenementen met een luidruchtig karakter”, waarop verzoekers een beroep hebben gedaan, veel verschil zit. De Nota gaat zoals gezegd uit van een maximale gevelbelasting van 70 à 75 dB(A) om de grens van “onduldbare hinder” niet te overschrijden. Het beleid en de evenementenvergunning zitten daar dus met 90 dB(A)/102 dB(C) ruim boven.
9. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 11 mei 2016geoordeeld dat niet op objectieve gronden is vast te stellen wanneer een omwonende onduldbare geluidshinder ondervindt. Het oordeel of sprake is van onaanvaardbare hinder, is niet alleen afhankelijk van de maximaal vergunde grenswaarde. Het is ook afhankelijk van de vraag of het bestuursorgaan aan de belangen die met de activiteit zijn gediend, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft mogen toekennen.
10. De vraag is dus hoe de burgemeester de belangen die met het evenement zijn gediend heeft afgewogen tegen de belangen van verzoekers. In het bestreden besluit is daarover het volgende vermeld. Het beleid is in 2014/2015 op een zorgvuldige manier tot stand gekomen, na overleg met bewoners uit het centrum. Evenementen zijn heel belangrijk voor de gemeente Oss en voor de aantrekkelijkheid van het stadscentrum. Ze dragen bij aan een levendige gemeente, een positief imago, de stadspromotie van de gemeente en ze stimuleren de economie. De burgemeester vindt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan moet worden afgeweken van het beleid. Onduldbare hinder moet ook worden beoordeeld aan de hand van andere omstandigheden waar de bewoners mee worden geconfronteerd. Vooral de duur en het aantal evenementen is dan van belang. Hoewel het evenement Muziekboulevard 2018 waarschijnlijk voor verzoekers ernstige geluidshinder zal geven, kan die hinder nooit helemaal worden weggenomen. Vergunninghoudster heeft voldoende maatregelen genomen om de hinder zoveel mogelijk te beperken, zoals digitale inregeling van het geluid door één geluidsbedrijf, het plaatsen van één in plaats van (zoals vorig jaar) twee podia en het plaatsen van meetapparatuur. Er is geen sprake van een zodanige belasting van het woon- en leefklimaat dat de evenementenvergunning in redelijkheid, bij afweging van alle betrokken belangen, niet verleend zou mogen worden.
11. In het verweerschrift heeft de burgemeester verder nog verwezen naar haar besluit op bezwaar van 21 maart 2018, dat gaat over de editie van Muziekboulevard vorig jaar (2017) en over de “Kermis Eikenboomgaard 2017”. Die zaak speelt tussen verzoekers, de burgemeester en een aantal derden als vergunninghouders. In die zaak is door de rechtbank Oost-Brabant in maart 2018 een tussenuitspraak gedaanen op 8 mei 2018 is er een tweede zitting gepland. In de tussenuitspraak is vastgesteld dat de burgemeester het bezwaar van verzoekers gegrond had verklaard, maar geen nieuwe beslissing op hun bezwaren had genomen. Verder is in de tussenuitspraak vermeld dat de burgemeester tijdens de zitting heeft toegezegd dat gebrek te zullen herstellen bij een nieuw besluit op bezwaar. Dat is het besluit van 21 maart 2018, dat zich tussen de gedingstukken bevindt.
12. In dat besluit is vermeld dat uit metingen is gebleken dat de vergunde geluidsnorm van 90 dB(A)/102 dB(C) nodig is voor de beleving van het muziekevenement. Ook tijdens de zitting van de voorzieningenrechter is door de burgemeester en vergunninghoudster gesteld dat een geluidsniveau zoals in de Nota is opgenomen (70 à 75 dB(A)) niet volstaat, omdat het geluid van de festivalbezoekers dan de muziek overstemt. Volgens vergunninghoudster en de burgemeester is dat vorig jaar ook gebleken, toen het geluidsniveau door omstandigheden enige tijd teruggeschroefd moest worden tot 75 dB(A). De artiesten wilden stoppen met optreden, omdat ze vonden dat het zo geen zin meer had. In het besluit van 21 maart 2018 is verder vermeld dat hinder ook van andere factoren afhankelijk is, zoals bekendheid met het evenement, de opstelling, houding en bereikbaarheid van de organisator, de duur, persoonlijke beleving, wildplassen, vandalisme et cetera.
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester met dit alles niet goed heeft gemotiveerd dat zij aan de belangen die zijn gediend met het evenement, redelijkerwijs een doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat de maatregelen die vergunninghoudster volgens het bestreden besluit treft, los staan van het feit dat het vergunde geluidsniveau nu eenmaal 90 dB(A)/102 dB(C) is. De maatregelen voorkomen dus niet dat dat maximale geluidsniveau kan en mag worden benut.
Dat evenementen voor de gemeente Oss belangrijk zijn, neemt de voorzieningenrechter zonder meer aan, maar daarmee wordt nog niet helder waarom een geluidsniveau van 90 dB(A)/102 dB(C) nodig is voor het houden van een evenement. Tijdens de zitting heeft vergunninghoudster gezegd dat de artiesten in hun contracten vaak laten opnemen dat zij minimaal 100 dB(A) willen kunnen produceren (bij de bron) en dat ze bij een minder hoog geluidsniveau niet willen optreden. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn voor de noodzaak van het vergunde geluidsniveau van 90 dB(A)/102 dB(C) op de gevel van woningen, maar dat standpunt is pas op de zitting naar voren gebracht en niet nader onderbouwd. Bovendien is daarmee nog niet duidelijk hoeveel geluid het produceren van 100 dB(A) bij de bron (het podium), op de gevel van woningen veroorzaakt en daarmee is dus niet duidelijk of het vergunde geluidsniveau nodig is.
Hinder is volgens de burgemeester van meer elementen afhankelijk. Dat klopt, maar in deze zaak ligt de vraag voor welke mate van
geluidsbelasting onaanvaardbare hinder veroorzaakt. De normen uit de Nota vormen daarbij een uitgangspunt waarvan de Afdeling heeft geoordeelddat bij naleving daarvan in beginsel geen sprake is van onduldbare hinder. De voorzieningenrechter vindt niet dat zaken als wildplassen en vandalisme kunnen worden betrokken bij de vraag naar welk aantal decibellen maximaal kan worden vergund voordat sprake is van onduldbare hinder. De burgemeester moet dat soort zaken vanzelfsprekend wel meenemen in haar besluitvorming, maar zij kunnen niet het aantal te vergunnen decibellen beïnvloeden. Wat wel een rol zou kunnen spelen, is hoe vaak een evenement als dit jaarlijks plaatsvindt op de desbetreffende plek. Maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat de frequentie die hier aan de orde is (tien dagen per jaar inclusief de kermis) in dit geval niet maakt, dat de hoogte van het aantal vergunde decibellen als minder onduldbaar kan worden gezien. Tien keer per jaar een evenement dat de hele middag en avond tot aan het begin van de nacht duurt, is niet gering.
14. Het bestreden besluit is dus niet voldoende gemotiveerd, omdat er niet duidelijk uit wordt waarom aan de belangen die zijn gediend met het evenement, redelijkerwijs een doorslaggevend gewicht mogen worden toegekend. Dat brengt de voorzieningenrechter bij de belangenafweging die zij in het kader van deze voorlopige voorzieningprocedure moet maken: is er aanleiding om een voorlopige maatregel te treffen?
15. De belangen aan de zijde van de burgemeester en vergunninghoudster zijn groot. Muziekboulevard 2018 is een groot evenement en ook het deel ervan dat plaatsvindt aan de Eikenboomgaard is niet gering in omvang. Er zijn – zo spreekt vanzelf – grote (financiële en andere) belangen gemoeid met de organisatie van het evenement. Het zomaar niet laten doorgaan van het evenement is dus een erg vergaande maatregel. De voorzieningenrechter is er bovendien niet van overtuigd dat, zoals verzoekers stellen, de locatie aan de Eikenboomgaard per definitie niet geschikt is voor het houden van het festival. Dat dat zo is, is in deze voorlopige voorzieningprocedure in elk geval niet aannemelijk gemaakt door verzoekers. Daarom vormt het gebrek in het bestreden besluit geen aanleiding om nu, bij wijze van voorlopige voorziening, de evenementenvergunning te schorsen.
16. Maar wat dan wel? Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter gevraagd welk aantal decibellen (op de gevel) volgens de burgemeester en vergunninghoudster minimaal nodig is om de 100 dB(A) die de artiesten willen kunnen produceren op het podium, te kunnen halen. Daarop is geantwoord dat een toegestaan geluidsniveau van 85dB(A) op de gevel daarvoor minimaal nodig is. De burgemeester heeft gezegd dat het mogelijk is een splitsing aan te brengen tussen de meetpunten M1 en M2 (zie punt 3 van deze uitspraak). Bij meetpunt M2 is een toegestaan geluidsniveau van 90 dB(A) volgens de burgemeester en vergunninghoudster absoluut noodzakelijk, omdat dat meetpunt dichtbij het podium is gelegen. Bij meetpunt M1, ter hoogte van de woning van verzoekers, hangen geluidsboxen. Het geluidsniveau daarvan kan, zo hebben de burgemeester en vergunninghoudster desgevraagd meegedeeld, worden geregeld. Het is dus mogelijk om het geluidsniveau op meetpunt M1 lager te doen zijn dan op meetpunt M2. Daarbij komt dat het meetpunt M1volgens de burgemeester en vergunninghoudster is gelegen aan het hek aan de festivalzijde en niet aan de woninggevelzijde. Aan het hek is een geluidwerend doek bevestigd dat volgens metingen van vorig jaar – zo is onbetwist door de burgemeester gesteld – het geluid op de gevel nog met 4 decibel verlaagt. Met andere woorden: een geluidsniveau, gemeten op meetpunt M1, van 85 dB(A) resulteert in een gevelbelasting op de woning van verzoekers van 81 dB(A), aldus de burgemeester.
Verzoekers hebben tijdens de zitting gezegd dat 81 beter is dan 90, maar dat voor hen voorop blijft staan dat zij de locatie als zodanig niet geschikt vinden en willen dat de evenementenvergunning in haar geheel wordt geschorst. Dat vindt de voorzieningenrechter zoals hierboven al is overwogen, in dit geval geen optie. Wel ziet zij aanleiding voor het treffen van de volgende ordemaatregel.
17. De voorzieningenrechter verbindt aan de evenementenvergunning een gewijzigd geluidsvoorschrift, ter vervanging van het voorschrift zoals is opgenomen onder 1.2.1 van het wijzigingsbesluit van 23 april 2018 (zie punt 3 van deze uitspraak). Het gewijzigde voorschrift komt als volgt te luiden:
“1.2.1
Het gemiddelde geluidsniveau veroorzaakt door het maken van muziek en geluid tijdens het evenement en de soundcheck mag niet meer bedragen dan 85 dB(A) en 97 dB(C) gemeten op meetpunten M1, zoals aangegeven op de bijbehorende tekening.
Het gemiddelde geluidsniveau veroorzaakt door het maken van muziek en geluid tijdens het evenement en de soundcheck mag niet meer bedragen dan 90 dB(A) en 102 dB(C) gemeten op meetpunt M2, zoals aangegeven op de bijbehorende tekening.”
18. Omdat de voorzieningenrechter een ordemaatregel treft, bepaalt zij dat de burgemeester het griffierecht aan verzoekers moet vergoeden, en wordt de burgemeester veroordeeld in de proceskosten. Die worden met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.002,– (één punt voor het verzoekschrift, één punt voor de zitting, waarde per punt € 501,–).