In deze civiele zaak vorderden twee besloten vennootschappen (eiseressen) schadevergoeding van het Waterschap AA en Maas wegens wateroverlast die zij in 2016 en de daaropvolgende jaren hadden geleden. De eiseressen stelden dat het Waterschap onrechtmatig had gehandeld door niet aan zijn zorgplicht te voldoen, omdat het watersysteem niet voldeed aan de wettelijke normen voor wateroverlast. Het Waterschap betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat het watersysteem voldeed aan de normen en dat er geen wateroverlast was geweest na 2016. De rechtbank oordeelde dat de eiseressen niet voldoende bewijs hadden geleverd voor de schade in de jaren na 2016 en dat de schade in 2016 niet het gevolg was van onrechtmatig handelen van het Waterschap. De vorderingen werden afgewezen en de eiseressen werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E. Bartels op 13 juli 2022.