ECLI:NL:RBOBR:2022:2850

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
C/01/366419 / HA ZA 21-10
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid waterschap voor schade door wateroverlast

In deze civiele zaak vorderden twee besloten vennootschappen (eiseressen) schadevergoeding van het Waterschap AA en Maas wegens wateroverlast die zij in 2016 en de daaropvolgende jaren hadden geleden. De eiseressen stelden dat het Waterschap onrechtmatig had gehandeld door niet aan zijn zorgplicht te voldoen, omdat het watersysteem niet voldeed aan de wettelijke normen voor wateroverlast. Het Waterschap betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat het watersysteem voldeed aan de normen en dat er geen wateroverlast was geweest na 2016. De rechtbank oordeelde dat de eiseressen niet voldoende bewijs hadden geleverd voor de schade in de jaren na 2016 en dat de schade in 2016 niet het gevolg was van onrechtmatig handelen van het Waterschap. De vorderingen werden afgewezen en de eiseressen werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E. Bartels op 13 juli 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/366419 / HA ZA 21-10
Vonnis van 13 juli 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP AA EN MAAS,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. P.C. Adriaanse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseressen] (eiseressen gezamenlijk, enkelvoud), [eiseres 1] en [eiseres 2] , en het Waterschap genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 april 2021
  • de akte overlegging producties 21 t/m 25 van [eiseressen]
  • de akte overlegging productie 14 van het Waterschap
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 januari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiseressen] stelt in 2016, en in de daarop volgende jaren, schade te hebben geleden als gevolg van wateroverlast op (een deel van) de bij haar in gebruik zijnde percelen door inundatie vanuit de watergang de [naam watergang] . Zij vordert het Waterschap te veroordelen tot vergoeding van die schade. Zij stelt dat het Waterschap aansprakelijk is voor die schade omdat het Waterschap onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet aan zijn zorgplicht te voldoen. Primair omdat, zo stelt [eiseressen] , het watersysteem van het Waterschap niet aan de (wettelijke) normen voor wateroverlast voldoet en subsidiair omdat het Waterschap te laat is overgegaan tot het treffen van adequate maatregelen.
2.2.
Het Waterschap betwist dat sprake was van wateroverlast (als gevolg van inundatie) in de jaren ná 2016, stelt dat het watersysteem bij de percelen van [eiseressen] voldeed en voldoet en betwist dat hij niet tijdig en/of niet adequaat maatregelen heeft getroffen.
2.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat [eiseressen] voor wat betreft de gestelde schade in de jaren 2017 en volgende niet voldaan heeft aan haar stelplicht en dat ten aanzien van de gestelde schade in 2016 niet vast staat dat deze het gevolg is van onrechtmatig handelen (of nalaten) van het Waterschap en wijst de vordering af.

3.De feiten

3.1.
[eiseressen] heeft een aantal percelen (kadastraal bekend gemeente [plaats] [kadastrale aanduiding 1] , [kadastrale aanduiding 2] en [kadastrale aanduiding 3] en [kadastrale aanduiding 4] , [kadastrale aanduiding 5] , [kadastrale aanduiding 6] , [kadastrale aanduiding 7] en [kadastrale aanduiding 8] ), gelegen in het stroomgebied van de [naam watergang] in gebruik voor de productie van frambozenplanten.
3.2.
De bij [eiseressen] in gebruik zijnde grond is gelegen in het beheersgebied van het Waterschap. Dit omvat het stroomgebied van de Aa en haar zijrivieren, alsmede het Noord-Brabantse deel van het stroomgebied van de Maas vanaf Waalwijk en het gebied ten oosten daarvan.
3.3.
De [naam watergang] is een A-watergang in beheer en onderhoud bij het Waterschap, die uitmondt in de Maas . Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de Maas .
3.4.
In mei 2018 is [eiseressen] een nadeelcompensatieprocedure gestart in verband met de schade die zij stelt te hebben geleden en te lijden als gevolg van de (laatste) peilopzet van de Maas (in 2013) in het kader van het Tracébesluit Zandmaas/Maasroute – Aanvulling 1 en een verzoek ingediend bij het natschadeloket tot vergoeding van die schade. In deze bestuursrechtelijke procedure is nog geen (definitieve) uitspraak gedaan.
3.5.
Van eind mei tot en met eind juni 2016 is er in de omgeving van de percelen van [eiseressen] (en in het hele beheersgebied van het Waterschap) heel veel neerslag gevallen. Er was sprake van een langdurige natte periode die gepaard ging met extreme buien. De gevallen neerslag in de maanden mei en juni was aanzienlijk hoger dan gemiddeld.

4.De vordering

4.1.
[eiseressen] vordert samengevat -:
A. een verklaring voor recht dat het Waterschap onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseressen] en aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [eiseressen] geleden schade,
B. het Waterschap te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.022.359,48 aan tot en met 2018 geleden schade,
C. het Waterschap te veroordelen om de vanaf 2019 door [eiseressen] geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat,
alles vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten.

5.Het geschil en de beoordeling

Vooraf
Verzoek tot aanhouding
5.1.
[eiseressen] wijst op de nadeelcompensatieprocedure van [eiseressen] bij Rijkswaterstaat en stelt zich op het standpunt dat het van belang is de (nieuwe) deskundigenrapportage in die procedure af te wachten om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. Volgens [eiseressen] bestaat er samenhang tussen beide procedures omdat in beide procedures de vraag is wat de oorzaak is van de wateroverlast en of er sprake is van causaal verband tussen die oorzaak en de schade.
De rechtbank ziet geen reden om die rapportage af te wachten. De nadeelcompensatieprocedure heeft betrekking op het verband tussen de peilopzet van de Maas (een rechtmatig overheidsoptreden) en de (permanente) schade die [eiseressen] daardoor stelt te ondervinden. In de onderhavige procedure is de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen van het Waterschap en of er causaal verband is tussen de (gestelde) schade en dat onrechtmatig handelen. Dit betreft twee verschillende rechtsvragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen vrees is voor tegenstrijdige beslissingen en ziet geen reden om de zaak aan te houden in afwachting van de (nadere) rapportage in de nadeelcompensatieprocedure.
Schadevoorvallen na 2016
5.2.
[eiseressen] vordert vergoeding van schade als gevolg van wateroverlast in 2016 en de daarop volgende jaren. Het Waterschap voert aan dat [eiseressen] niet duidelijk maakt in welke periode en op welke plaats(en) zich in de jaren 2017 en 2018 (en daarna) wateroverlast heeft voorgedaan en stelt zich op het standpunt dat [eiseressen] daarom niet heeft voldaan aan haar stelplicht.
De rechtbank is met het Waterschap van oordeel dat [eiseressen] haar stelling dat de wateroverlast en schade (zoals deze zich heeft voorgedaan in 2016) zich hebben herhaald of hebben voortgezet in 2017 en 2018 (en vanaf 2019) onvoldoende concreet heeft onderbouwd. Uit de (algemene) stellingen van [eiseressen] valt niet af te leiden waar, wanneer en hoe lang die wateroverlast, al dan niet als gevolg van inundatie, zich in de jaren na 2016 zou hebben voorgedaan. Omdat [eiseressen] heeft nagelaten haar stellingen op dit punt nader/voldoende te concretiseren, ook niet naar aanleiding van het door het Waterschap daartegen gevoerde verweer, heeft zij niet voldaan aan haar stelplicht en is de vordering ten aanzien van de schade geleden na 2016 reeds om die reden niet toewijsbaar.
Dat betekent dat alleen het schadevoorval in mei/juni 2016 en de daaruit voortvloeiende schade ter beoordeling voor ligt. De vordering tot vergoeding van schade geleden in de jaren 2017 en volgende wordt afgewezen.
Ten aanzien van het schadevoorval mei/juni 2016
5.3.
Beoordeeld moet worden of het Waterschap aansprakelijk is voor de door [eiseressen] geleden schade als gevolg van de wateroverlast in mei/juni 2016. Daarvoor is, gelet op de stellingen van [eiseressen] , van belang of het watersysteem al dan niet voldoet aan de daarvoor geldende (wettelijke) normen en of het Waterschap al dan niet tijdig (adequate) maatregelen heeft genomen ter voorkoming van de gestelde schade als gevolg van wateroverlast. De rechtbank zal in het hiernavolgende op deze vragen ingaan.
Voldoet het watersysteem aan de daarvoor geldende normen?
5.4.
[eiseressen] baseert de door haar gestelde aansprakelijkheid van het Waterschap voor de schade als gevolg van de wateroverlast in mei/juni 2016 primair op het standpunt dat het Waterschap jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat het watersysteem van het Waterschap ter plaatse van haar percelen niet voldoet aan de normen voor wateroverlast, de zogenaamde NBW-normen, en ook anderszins niet voldoet aan de wettelijke normen.
Zij verwijst daarvoor naar de door het Waterschap uitgevoerde systeemtoets in 2014, het rapport van [bedrijfsnaam] (bijlage 7 bij dagvaarding) en het rapport van de heer [A] (bijlage 1 bij prod. 5 bij dagvaarding).
5.5.
Het Waterschap erkent dat uit de watersysteemtoets 2014 bleek dat onder bepaalde omstandigheden sprake was van een knelpunt als gevolg waarvan het watersysteem ter plaatse niet aan de NBW-norm voldeed. In een wintersituatie met hoge waterstanden in de Maas waarbij afsluiter AKW245 gesloten zou zijn, zou het watersysteem op de lagere delen van de percelen van [eiseressen] inderdaad niet voldoen aan de norm. Het Waterschap stelt daarvoor maatregelen genomen te hebben om er voor te zorgen dat het watersysteem ook in die situatie aan de norm kan voldoen door een noodpomp te plaatsen en dat zij, anders dan [eiseressen] stelt, die noodpomp als het nodig was ook daadwerkelijk had geplaatst.
[eiseressen] heeft er nog op gewezen dat in de watersysteemtoets ook staat vermeld dat voor de oplossing van het knelpunt gekeken had moeten worden naar het vergroten van te kleine profielen en dat het Waterschap daar niet toe is overgegaan. Het Waterschap heeft daarop toegelicht dat het inzetten van een noodpomp de meest effectieve maatregel is die in de hiervoor omschreven situatie genomen kan worden en dat er dan ook geen aanleiding was om (ook) de profielen te vergroten. Bovendien volgt uit de systeemtoets niet, zo stelt het Waterschap, dat sprake is van te kleine profielen. Dat is door [eiseressen] niet betwist.
5.6.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het is de vraag of het watersysteem vanwege het knelpunt niet aan de normen voldeed, gelet op de hiervoor genoemde maatregelen die het Waterschap in dat verband ter beschikking stonden (het plaatsen van een noodpomp). Deze vraag kan echter onbeantwoord blijven, omdat zij niet relevant is voor het schadevoorval. De omstandigheden waaronder het knelpunt zich voor zou (kunnen) doen, deden zich immers ten tijde van het schadevoorval niet voor. Er was geen sprake van een wintersituatie en gesteld noch gebleken is dat ten tijde van het schadevoorval sprake was van hoge waterstanden in de Maas en een gesloten afsluiter.
De rechtbank is daarom van oordeel dat, voor zover het knelpunt al als een tekortkoming van het Waterschap moet worden aangemerkt, dit niet lijdt tot aansprakelijkheid van het Waterschap voor de schade als gevolg van de overlast in mei/juni 2016. Dat er causaal verband is tussen de wateroverlast/schade en het knelpunt/de tekortkoming is immers gesteld noch gebleken.
5.7.
Dat het watersysteem ter plaatse van de percelen van [eiseressen] anderszins niet aan de wettelijke NBW-norm voldoet volgt naar het oordeel van de rechtbank niet uit de rapportage van [bedrijfsnaam] (hierna ook [bedrijfsnaam] ) en het rapport van de heer [A] .
Uit het rapport van [bedrijfsnaam] blijkt niet dat zij het watersysteem heeft getoetst aan de wettelijke NBW-normen en uit haar rapport, noch uit haar conclusie blijkt dat [bedrijfsnaam] op basis van haar toets tot de conclusie komt dat het watersysteem niet voldoet aan de NBW-norm.
In het rapport van de heer [A] leest de rechtbank niet dat deze van oordeel is dat er sprake is van een tekortkoming van het Waterschap op dit punt. In zijn rapport (bijlage 1 bij prod. 5 bij dagvaarding) geeft de heer [A] weliswaar aan dat er causaal verband bestaat tussen de peilopzet van de Maas en de door [eiseressen] geleden schade en dat daarbij de extreme neerslag op 30 mei 2016, in combinatie met het falen van de afwatering een rol hebben gespeeld, maar in een latere brief (overgelegd als prod. 25 door [eiseressen] ) merkt [A] echter op dat zijn opmerking dat sprake is van ‘falen van de afwatering’ niet vanzelfsprekend falen van de waterbeheerder inhoudt. Voor het overige heeft [A] geen omstandigheden genoemd op grond waarvan een eventuele tekortkoming van het Waterschap kan worden aangenomen.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de rapportage van [bedrijfsnaam] (en [A] ) evenmin dat sprake is van schending door het Waterschap van andere ‘wettelijke’ normen.
5.8.1.
[eiseressen] stelt in dit verband dat [bedrijfsnaam] heeft onderzocht in hoeverre het watersysteem voldoet aan de daarvoor geldende normen en daarbij niet alleen gekeken heeft naar de NBW-norm maar ook onderzoek heeft gedaan naar de maatgevende afvoer en drooglegging omdat voor de bij [eiseressen] in gebruik zijnde percelen geldt dat er jaarrond sprake is van overlast door hoge grondwaterstanden terwijl de NBW-norm een inundatienorm is. De normen voor de maatgevende afvoer zijn, zo stelt [eiseressen] , vastgelegd in het Cultuurtechnisch Vademecum en een watersysteem is “op orde” als het de maatgevende afvoer daadwerkelijk kan afvoeren zonder te inunderen en de drooglegging gehaald kan worden. De conclusie van [bedrijfsnaam] is, volgens [eiseressen] , dat het watersysteem bij een maatgevende afvoer niet voldoet aan de vereiste droogleggingsnorm.
5.8.2.
Het Waterschap betwist -onder verwijzing naar het rapport van de heer [B] , overgelegd als bijlage 14.2 bij dagvaarding- de juistheid van de uitgangspunten en conclusies in het rapport van [bedrijfsnaam] . Het Waterschap stelt dat naast maatgevende afvoer ook andere afvoeren belangrijk zijn voor een goed watersysteem en geeft aan dat bij de beoordeling van het watersysteem niet de richtlijnen van het Cultuurtechnisch Vademecum worden gehanteerd. Deze richtlijnen zijn, zo stelt het Waterschap, geen wettelijke normen, zijn bovendien achterhaald en hebben een verdrogend effect op de omgeving.
Daarnaast heeft het Waterschap, onder verwijzing naar het rapport van [B] (prod.14.2 dagv.) en het (onderliggende) hydrologische opnamerapport (prod 9. cva), gemotiveerd gesteld dat de maatgevende afvoer door [bedrijfsnaam] onjuist is bepaald en niet op de juiste wijze is verwerkt, dat onjuiste uitgangspunten zijn gehanteerd voor de drooglegging en het gehanteerde model en dat de resultaten verkeerd zijn geïnterpreteerd, en ook dat onjuiste uitgangspunten zijn gehanteerd voor de duikers in het systeem en maaiveldhoogtes onjuist zijn berekend.
5.8.3.
Dat de richtlijnen van het Cultuurtechnisch Vademecum van toepassing zijn naast de NBW-normen is door [eiseressen] niet (nader) onderbouwd en op de stelling van het Waterschap dat sprake is van onjuiste uitgangspunten en berekeningen in het rapport van [bedrijfsnaam] is door [eiseressen] niet inhoudelijk gereageerd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiseressen] , gelet op de gemotiveerde betwisting van het gestelde in het rapport van [bedrijfsnaam] , haar stelling dat het watersysteem niet aan andere ‘wettelijke’ normen voldoet, onvoldoende (nader) heeft onderbouwd.
5.8.4.
[eiseressen] heeft bewijs aangeboden van haar stelling dat het watersysteem niet voldoet aan de (wettelijke) normen. Voor een bewijsopdracht is geen plaats omdat, zoals hiervoor overwogen, de rechtbank van oordeel is dat [eiseressen] niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
Heeft het Waterschap tijdig adequate maatregelen genomen?
5.9.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseressen] op dit punt als volgt.
5.9.1.
[eiseressen] stelt dat het Waterschap al geruime tijd vóór de wateroverlast in 2016 er van op de hoogte was dat het watersysteem ter plaatse van de percelen van [eiseressen] gevoelig(er) was voor neerslag als gevolg van de peilopzet. Zij verwijst naar een rapport van [E] van 15 april 2009 (overgelegd als bijlage 1 bij bijlage 6 bij
dagvaarding) waarin wordt onderkend dat sprake kan zijn van vernattingsschade (als gevolg van de peilopzet), een rapport van [E] uit 2014 waarin de [naam watergang] als knelpunt wordt genoemd, en het Waterbeheerplan 2016-2021 van het Waterschap waarin het gebied wordt aangeduid als knelpunt. [eiseressen] stelt ook vóór 30 mei 2016 vele keren contact gehad te hebben met het Waterschap en daarbij te hebben gewezen op de hoge waterpeilen en de problemen die dat oplevert
Door desondanks geen actie en maatregelen te nemen om schade als gevolg van hoge waterstanden te voorkomen heeft het Waterschap, zo stelt [eiseressen] , zijn zorgplicht geschonden. [eiseressen] acht het daarbij van belang dat het Waterschap financiële middelen heeft ontvangen op grond van (artikel 5 van) de bestuursovereenkomst tussen Rijkswaterstaat en (o.a.) het Waterschap voor uit te keren schadevergoedingen en kosten voor maatregelen ter voorkoming van schade.
5.9.2.
Daarnaast stelt [eiseressen] zich op het standpunt dat het Waterschap te laat en niet adequaat heeft gereageerd op de melding per e-mail van 30 mei 2016 van [eiseressen] over de hoge waterstand. Pas op 23 juni heeft het Waterschap enkele sloten gemaaid. Volgens [eiseressen] blijkt uit het rapport van [bedrijfsnaam] dat de wateroverlast voorkomen had kunnen worden als de watergangen direct waren geveegd. Pas in december 2016 heeft het Waterschap meer sloten gemaaid en duikers doorgespoten.
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseressen] haar stelling dat het Waterschap gehouden was preventief, dat wil zeggen vóór het schadevoorval van mei/juni 2016, maatregelen te nemen, onvoldoende heeft onderbouwd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.10.1.
Voor de beoordeling geldt het volgende juridisch kader.
Uit het arrest Bargerbeek van de Hoge Raad (Hoge Raad 9 oktober 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4240) volgt dat wanneer een waterschap een bepaalde waterloop in onderhoud heeft, dit nog niet betekent dat hij op die enkele grond het uitblijven van overstromingen moet garanderen. Hoe ver de onderhoudsplicht van een waterschap gaat, ter vermijding van het onder water lopen van laag gelegen gronden door verstopping van waterwegen, hangt af van verschillende factoren. Bij het uitoefenen van zijn onderhoudsplicht heeft het waterschap een zekere beleidsvrijheid. In het arrest West-Friesland (Hoge Raad 8 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2813) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat van een waterschap mag worden verlangd dat, wanneer een klacht binnenkomt over het waterpeil, het waterschap daarop adequaat dient te reageren door naar aanleiding van die klacht een onderzoek in te stellen en zo nodig, afhankelijk van de uitkomst daarvan, de noodzakelijke en mogelijke maatregelen te treffen. Een waterschap hoeft echter niet steeds uit eigen beweging te onderzoeken of een ingeland last heeft van te hoge of te lage waterstanden en op basis daarvan al maatregelen te nemen vooruitlopend op een aangekondigde weersomstandigheid. Het waterschap heeft een zekere beleidsvrijheid, maar die gaat niet zo ver dat diens optreden slechts marginaal zou kunnen worden getoetst, zo oordeelde de Hoge Raad in het arrest Rijnstromen (Hoge Raad 9 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5302)
Kort en goed is hier de maatstaf of het Waterschap, in aanmerking genomen de concrete omstandigheden van het geval en de verschillende bij zijn beleid betrokken belangen en zijn beperkte middelen, beneden de zorg van een goed beheerder is gebleven (Zie o.a. de arresten van het Hof ’s-Hertogenbosch van 7 juli 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2507 (r.o. 3.5.1- 3.5.3) en 8 september 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2762 (r.o. 3.4.3)
5.10.2.
Uit de stellingen van [eiseressen] volgt niet dat het Waterschap wist of had kunnen voorzien dat er bij [eiseressen] op enig moment problemen zouden gaan ontstaan of dat er concrete aanleiding was, laat staan een juridische verplichting, om in verband met de peilopzet maatregelen te nemen. Dat er sprake was van concrete meldingen of klachten van [eiseressen] over wateroverlast vóór mei/juni 2016 wordt door het Waterschap betwist.
Eventuele nadelige gevolgen van de peilopzet (zoals vernattingsschade) worden beoordeeld in de nadeelcompensatieprocedure. Dat het knelpunt (of de knelpunten, dat heeft [eiseressen] niet duidelijk gemaakt) genoemd in het rapport van [E] van 2014 en het Waterbeheerplan waar [eiseressen] naar verwijst wel noopte(n) tot het nemen van (preventieve) maatregelen is door [eiseressen] onvoldoende onderbouwd en toegelicht. Dat rapport en het waterbeheerplan heeft zij niet in het geding gebracht en zij heeft niet toegelicht op welk(e) knelpunt(en) dit betrekking heeft. Evenmin heeft zij toegelicht welke maatregelen het Waterschap in dit verband had moeten/kunnen nemen. De beschikbaarheid van financiële middelen voor het nemen van maatregelen ter voorkoming van schade (als gevolg van de peilopzet) brengt daarin geen verandering.
5.10.3.
[eiseressen] heeft ook gesteld dat zij voorafgaand aan de wateroverlast van mei/juni 2016 heeft geklaagd over het onderhoud van de watergangen en het Waterschap heeft verzocht deze (beter) te onderhouden en (ook) de duikers schoon te spuiten.
Het Waterschap betwist klachten/meldingen te hebben ontvangen met betrekking tot het onderhoud van de watergangen en de duikers en stelt dat deze conform de maaikalender en het onderhoudsplan zijn geschoond/onderhouden. [eiseressen] heeft dit niet, althans niet voldoende gemotiveerd, nader weersproken. Dat het maaibeleid na 2016 is aangepast, zoals door [eiseressen] is gesteld en door het Waterschap is erkend, betekent niet dat er in de periode daarvoor onvoldoende onderhoud is gepleegd. Ten aanzien van het onderhoud van de duikers heeft de heer [C] (Waterschap) toegelicht dat er altijd wat zand in de duiker zit en het bovendien een momentopname betreft. Dat [eiseressen] , zoals zij stelt, heeft geconstateerd dat zich op een bepaald moment zand bevond in een duiker, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende om te concluderen dat deze niet voldoende wordt onderhouden, laat staan dat álle duikers onvoldoende zijn onderhouden.
5.10.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is door [eiseressen] , onder verwijzing naar een uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2010:BL8690) nog gesteld dat het Waterschap in dit kader ook in strijd met de zorgplicht heeft gehandeld door tijdens de besluitvorming over en na de peilopzet van de Maas onvoldoende onderzoek te doen naar de hoogteligging van de percelen van [eiseressen] . Dat en waarom er aanleiding was om daar onderzoek naar te doen is door [eiseressen] niet (voldoende) onderbouwd. De nadelige gevolgen van de peilopzet komen, zoals hiervoor reeds overwogen, aan de orde in de nadeelcompensatieprocedure.
Dat de uitspraak waarnaar [eiseressen] verwijst, die ziet op de vernietiging van een Tracébesluit, betrekking heeft op een vergelijkbare situatie als hier thans aan de orde is, blijkt dan ook niet.
5.10.5.
[eiseressen] heeft ter zitting verklaard dat het Waterschap op de hoogte was van de problemen op haar bedrijf omdat [eiseressen] al vóór mei 2016 vele keren contact heeft gehad met het Waterschap (de heer [D] ) en daarbij heeft gewezen op de hoge waterpeilen en de problemen die dat opleverde en daar uitdrukkelijk bewijs van aangeboden. Het Waterschap stelt dat er bij hem geen meldingen van wateroverlast zijn geregistreerd vóór mei 2016. Dat [eiseressen] in de gesprekken met het Waterschap heeft geklaagd over iets anders dan de nadelige effecten van de peilopzet, of dat gesproken is over maatregelen om wateroverlast in geval van hevige regenval zoals in mei/juni 2016 het geval was te voorkomen, is gesteld noch gebleken. Voor een bewijsopdracht op dat punt is dan ook geen plaats. Gesteld noch gebleken is dat er (anderszins) sprake was van meldingen die het Waterschap noopten tot het treffen van (preventieve) maatregelen.
5.11.
Ook de stelling dat het Waterschap na de melding van wateroverlast door [eiseressen] op 30 mei 2016 niet tijdig maatregelen heeft getroffen en de genomen maatregelen als niet adequaat kwalificeren, is naar het oordeel van de rechtbank, door [eiseressen] onvoldoende onderbouwd. Daarvoor is het volgende van belang.
5.11.1.
Volgens [eiseressen] heeft het Waterschap pas op 23 juni 2016 actie ondernomen: de [naam watergang] is toen (deels) gemaaid en de duiker(s) is/zijn doorgespoten. Die maatregelen hadden, zo stelt [eiseressen] , wel enig effect op de afstroming van het water maar waren niet afdoende.
5.11.2.
Het Waterschap heeft aangevoerd dat de extreme regenval in mei/juni 2016 resulteerde in een grote hoeveelheid klachten en meldingen van wateroverlast in het hele gebied en er prioriteiten gesteld moesten worden waarbij is gekozen om de situatie elders (rondom Boxmeer) als eerste te verbeteren. Volgens het Waterschap gaf de aard en inhoud van de melding van [eiseressen] , waarin niet werd geklaagd over (te) hoge waterstand, onvoldoende onderhoud of inundatie vanuit de [naam watergang] , geen aanleiding voor direct/eerder optreden. Toen op 21 juni 2016 werd vernomen dat er nog steeds water op het land van [eiseressen] stond, heeft het Waterschap opdracht gegeven de [naam watergang] extra te maaien en is een duiker (onder de inrit naar perceel [kadastrale aanduiding 4] ), schoongemaakt.
5.11.3.
De rechtbank is, anders dan [eiseressen] , van oordeel dat het Waterschap onder de omstandigheden als door het Waterschap omschreven, in de melding van [eiseressen] geen aanleiding hoefde te zien om direct of eerder maatregelen te treffen in verband met de wateroverlast bij [eiseressen] . Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat door [eiseressen] niet (althans onvoldoende onderbouwd) is gesteld dat de wateroverlast/schade voorkomen had kunnen worden als de [naam watergang] direct was gemaaid en de duiker direct was doorgespoten. Dat uit het rapport van [bedrijfsnaam] blijkt dat de schade voorkomen had kunnen worden als er eerder gemaaid was, zoals door [eiseressen] is gesteld, is door het Waterschap (gemotiveerd) betwist en door [eiseressen] niet nader toegelicht.
5.11.4.
[eiseressen] heeft haar stelling dat de (op 23 juni 2016) genomen maatregelen niet afdoende waren niet nader toegelicht. Ook geeft zij niet aan welke (andere) maatregelen het Waterschap had moeten nemen. Zonder die nadere toelichting kan niet beoordeeld worden of de maatregelen al dan niet als adequaat kwalificeren. Op de zitting is zijdens [eiseressen] naar voren gebracht dat de maatregelen van 23 juni 2016 (en het uitgebreidere onderhoud uitgevoerd op 16 december 2016) niet afdoende waren aangezien zij nog te maken had met hoge grondwaterstanden als gevolg van de peilopzet van de Maas . Zoals reeds eerder overwogen, zijn de gevolgen van de peilopzet in de Maas aan de orde in de nadeelcompensatiezaak. In de zaak die nu ter beoordeling voorligt gaat het om de maatregelen genomen om de gevolgen van de wateroverlast in mei/juni 2016 te beperken.
Deze stelling wordt daarom, als onvoldoende onderbouwd, verworpen.
Conclusie en de proceskosten
5.12.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat het Waterschap jegens [eiseressen] onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen van [eiseressen] zullen daarom worden afgewezen.
5.13.
[eiseressen] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Waterschap worden begroot op:
- griffierecht 4.200,00
- salaris advocaat
7.998,00(2 punt × tarief VIII € 3.999,00)
Totaal € 12.198,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, aan de zijde van Waterschap tot op heden begroot op € 12.198,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiseressen] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseressen] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.