Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
einduitspraak van de meervoudige kamer van 28 januari 2022 in de zaak tussen
eenmanszaak [naam] ,
2. [naam] en [naam] ,
3. [naam] B.V.,
4. [naam] en [naam] ,
eenmanszaak [naam] ,
6. [naam] en [naam]
het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, verweerder
Efteling B.V.(de Efteling), te Kaatsheuvel,
Procesverloop
mr. L. Prinsen als waarnemer voor de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de Efteling zijn [naam] verschenen en de gemachtigde.
Overwegingen
Wet natuurbescherming (Wnb) voor 6,33 miljoen bezoekers per jaar. Deze aanvraag is volgens verweerder ontvankelijk en vergunbaar. Verweerder heeft het herstelbesluit gebaseerd op het rapport “bijlage stikstofdepositieberekeningen 5,35 miljoen bezoekers” van 10 september 2021 van DLV Advies (verder: het DLV-rapport) dat is opgesteld in opdracht van de Efteling. Verweerder merkt op dat de uitgangspunten in dit rapport verifieerbaar en controleerbaar zijn. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting bevestigd dat hij geen controles ter plaatse heeft uitgevoerd, maar wel heeft gekeken naar de milieujaarverslagen van de Efteling. Deze milieujaarverslagen zijn niet aan het herstelbesluit gehecht en zijn niet in de procedure overgelegd. Verweerder merkt ten overvloede in het herstelbesluit op dat hij de Efteling niet anders behandelt dan andere (agrarische) bedrijven.
Door het gebruik van andere invoergegevens bij het bepalen van de stikstofdepositie in de referentiesituatie in handhavingszaken en vergunningssituaties wordt impliciet de oorspronkelijke onherroepelijke natuurvergunning opzij gezet. Als die andere invoergegevens leiden tot substantiële verschillen in emissies ten opzichte van de emissies die zijn beoordeeld in de referentiesituatie, dan zou deze handelwijze ertoe leiden dat de gevolgen van deze verschillen op Natura 2000-gebieden niet passend zijn beoordeeld. De gevolgen van deze verschillen spelen echter wel een rol bij de beantwoording van de vraag of een nieuwe natuurvergunning noodzakelijk is en of handhaving ten opzichte van de referentiesituatie op zijn plaats is. Volgens de rechtbank doet dit afbreuk aan de rechtszekerheid die aan een onherroepelijke vergunning met formele rechtskracht kan worden ontleend. Normaliter moet van de rechtmatigheid van de onherroepelijke natuurvergunning worden uitgegaan, tenzij de natuurvergunning van 2016 evident onjuist is. Het gebruik van een ander verkeersmodel is onvoldoende om aan te nemen dat de natuurvergunning van 2016 en de onderliggende gegevens evident onjuist zijn. In ieder geval had verweerder de juistheid van deze nieuwe invoergegevens op een inzichtelijke wijze moeten verifiëren en controleren en verantwoorden in het herstelbesluit. Dat is in deze zaak volgens de rechtbank niet gebeurd, omdat verweerder in het herstelbesluit ten onrechte heeft volstaan met de enkele verwijzing naar een controle door de omgevingsdienst. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het verkeersmodel is gemaakt voor de bestemmingsplanprocedure en niet voor een vergunningsprocedure.
Het mes snijdt overigens aan twee kanten: als zou blijken dat emissies in de referentiesituatie zijn onderschat, dan zou het logischerwijs ook mogelijk moeten zijn om de emissies in de referentiesituatie naar beneden bij te stellen. De door verweerder toegelaten handelwijze zou betekenen dat bij handhaven op basis van de referentiesituatie (en op basis van het huidige artikel 2.7 van de Wnb) in iedere zaak een volledige herberekening van de bestaande vergunningssituatie onverkort wordt toegelaten. Dat maakt handhaven niet eenvoudig. De rechtbank neemt aan dat dit niet de bedoeling is geweest van de wetgever bij de wijziging van de Wnb van 1 januari 2020.
- Er is geen rekening mee gehouden dat het Eftelinghotel en het Bosrijk drukker bezocht kunnen worden.
- Er is geen rekening mee gehouden dat voller beladen vrachtwagens meer stikstof uitstoten. De extrapolatie is niet te controleren.
- De gebruikte cijfers komen niet terug in de verkeersstudie van Rho, behorende bij het bestemmingsplan.
- Ten onrechte is geen rekening gehouden met 606 pendelbussen die 74 dagen per jaar vanaf parkeerplaats P-Horst naar de hoofdentree rijden.
- De door Rho genoemde 8% aan toename van voertuigbewegingen komt niet terug in het advies van DLV, dat uitgaat van maximaal 5%.
1 september 2021 [9] op dat, als de stikstofemissie per saldo niet toeneemt, de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden op een afstand van meer dan 5 kilometer per saldo ook niet zal toenemen.
- Reductie dieselgebruik door het ‘elektrificeren’ van het wagenpark (naar de rechtbank aanneemt, het gebruik van elektrisch aangedreven wagens ten behoeve van het onderhoud en beheer van landschap en attracties). Daarnaast is gesteld dat de dieselwegtrein tussen het attractiepark en de vakantieparken is vervangen door een elektrische variant. Ook zijn alle bladblazers vervangen door elektrische bladblazers en is de aandrijving van de reddingsboot van de Gondoletta inmiddels elektrisch. De ijstent in de Winter Efteling (met een verwarming door dieselgeneratoren) is vervallen. Dit resulteert in een vermindering van 11% dieselverbruik.
- Het houtverbruik in de Efteling in de biomassacentrales en vuurkorven is verminderd van 629.000 kg hout per jaar naar 499.184 kg hout per jaar.
- Het aardasverbruik is fors verminderd door (onder andere) het vervangen van aardgasgestookte verwarmingskachels door elektrische kachels.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- vernietigt het herstelbesluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het handhavingsverzoek van eisers binnen tien weken na verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit en het vernietigde herstelbesluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,00 aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 4.174,50.