Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van het geding
3.De feiten in het incident
4.Andere (collectieve) procedures in de dieselkwestie
5.De vorderingen in de hoofdzaak en in het incident
primair:
subsidiair:
primair en subsidiair:
6.De standpunten van partijen in het incident
litispendentie, aangezien deze zaak ziet op hetzelfde onderwerp en dezelfde rechtsbetrekking als de reeds aanhangige SDEJ-procedure. In beide procedures is de vraag aan de orde of Volkswagen AG onrechtmatig heeft gehandeld door schending van Verordening 715/2007 en de vermeende oneerlijke handelspraktijken. De vorderingen van VGDES in deze procedure en de vorderingen in de SDEJ-procedure zijn ook vrijwel identiek. Indien de WAMCA inderdaad op de SDEJ-procedure van toepassing is, dan is VGDES ( [A] ) onderdeel van die procedure zolang er geen opt-outverklaring is uitgebracht, en bestaat het gevaar van tegenstrijdig gezag van gewijsde. Daarnaast is volgens Volkswagen AG sprake van
verknochtheidtussen de onderhavige zaak en de SDEJ-procedure, omdat beide procedures inhoudelijk grotendeels met elkaar overeenstemmen, althans zodanig met elkaar samenhangen dat consistentie van beide uitspraken gewenst is. Voor zover in het kader van de gevorderde verwijzing een belangenafweging aan de orde zou zijn, voert Volkswagen AG aan dat zij een groot belang heeft bij uniforme behandeling van de vorderingen in deze procedure en die in de SDEJ-procedure door de rechtbank Amsterdam, waar de SDEJ-procedure al loopt. Het belang van VGDES bij beslechting van het geschil door de door haar aangezochte kantonrechter te ’sHertogenbosch weegt hier niet tegenop, aldus Volkswagen AG.
litispendentieis volgens VGDES geen sprake. De partijen in deze zaak en die in de SDEJ-procedure zijn niet dezelfde. VGDES ( [A] ) is materieel noch formeel partij bij de SDEJ-procedure en het door Volkswagen AG gestelde risico van tegenstrijdig gezag van gewijsde is niet aan de orde, omdat Volkswagen AG zich in de SDEJ-procedure juist op het standpunt stelt dat de rechtbank Amsterdam geen rechtsmacht toekomt, dat SDEJ niet-ontvankelijk is in haar vorderingen en dat de WAMCA niet van toepassing is op de ingestelde vorderingen. Voor het geval dat VGDES ( [A] ) onderdeel zal zijn van de SDEJ-procedure, zegt VGDES reeds nu (onvoorwaardelijk) toe dat in de SDEJ-procedure te zijner tijd een opt-outverklaring zal worden gedaan, zodat een uitspraak in die procedure ten opzichte van haar geen gezag van gewijsde zal hebben. De onderhavige zaak en de SDEJ-procedure hebben ook geen betrekking op hetzelfde onderwerp als bedoeld in artikel 220 Rv. De onderhavige zaak richt zich slechts tot één gedaagde, en hierin wordt slechts één verklaring voor recht en schadevergoeding gevorderd ten behoeve van één consument. In de SDEJ-procedure daarentegen is ten behoeve van tienduizenden consumenten een groot aantal vorderingen op verschillende grondslagen ingesteld tegen 67 gedaagden. SDEJ vordert primair vernietiging van de tienduizenden koopovereenkomsten die werden gesloten tussen consumenten en de autodealers, terwijl in de onderhavige procedure de dealer geen partij is. Het schadedebat in beide procedures is daarmee ook anders. Verder gaat het in deze zaak slechts over de onrechtmatige verkoop van één specifieke auto met een EA 189 motor; in de SDEJ-procedure gaat het daarentegen om de onrechtmatige verkoop van 61 modellen van verschillende automerken en niet alleen om die met een EA 189 dieselmotor. Anders dan in de onderhavige zaak, komen individuele omstandigheden van gedupeerde consumenten in de SDEJ-procedure niet aan de orde.
verknochtheidvan deze zaak met de SDEJ-procedure is volgens VGDES geen sprake. De SDEJ-procedure vertoont qua reikwijdte van het feitelijke en juridische debat zodanige verschillen met deze procedure, dat niet van inhoudelijke overeenstemming of samenhang tussen beide procedures kan worden gesproken. Ten slotte wijst VGDES erop dat haar belang bij het voorkomen van vertraging van de behandeling van deze procedure in geval van verwijzing en het voorkomen van een eventuele regimewijziging met bijbehorende hogere (griffie)kosten zwaarder moet wegen dan het door Volkswagen AG gestelde belang om het risico van tegenstrijdige beslissingen te voorkomen.
7.De beoordeling in het incident
verknochtheidis sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere, dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Van verknochtheid kan sprake zijn ook als het gaat om zaken tussen verschillende partijen.