ECLI:NL:RBOBR:2022:2456
Rechtbank Oost-Brabant
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in civiele procedure met hybride zitting
Op 25 mei 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.R. Knoester. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. A. de Boer, de rechter die betrokken was bij een civiele procedure met zaaknummer C/01/370980 / HA ZA 21-337. Verzoekster was van mening dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was gekomen, omdat aan een andere partij de mogelijkheid was geboden om via een videoverbinding deel te nemen aan de mondelinge behandeling, zonder dat de overige partijen daar tijdig over waren geïnformeerd.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 12 mei 2022, waarbij verzoekster aanwezig was en haar bezwaren uiteenzette. De rechter had echter laten weten niet te zullen verschijnen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de zitting hybride te houden een procedurele beslissing was en dat dergelijke beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de rechter en dat de communicatie over de zitting niet voldoende was om te concluderen dat de rechter partijdig was.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.