ECLI:NL:RBOBR:2022:1959

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
C/01/380549 / KG ZA 22-157
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van statutair bestuurder en de gevolgen voor de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], een statutair directeur van Primeur Mode B.V., en haar werkgever, Primeur Mode B.V. [eiseres] was sinds 2009 statutair directeur en had een langdurige dienstverband bij het bedrijf. De werkgever heeft [eiseres] op 22 februari 2022 ontslagen op staande voet, met als reden dat zij het geheimhoudingsbeding uit haar arbeidsovereenkomst zou hebben geschonden door vertrouwelijke bedrijfsinformatie te delen met haar echtgenoot. [eiseres] heeft hiertegen geprotesteerd en vorderingen ingesteld voor achterstallig loon, een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Primeur Mode niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag op staande voet. Hierdoor is het aannemelijk dat in een bodemprocedure zal blijken dat het ontslag niet rechtsgeldig was. De rechtbank heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallig loon, de billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen. De vorderingen van Primeur Mode in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/380549 / KG ZA 22-157
Vonnis in kort geding van 10 mei 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. van den Heuvel te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIMEUR MODE B.V.,
gevestigd te Helmond,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.M. Schipper te Eindhoven.
Partijen zullen hierna “ [eiseres] ” en “Primeur Mode B.V.” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties (genummerd 1 t/m 25);
  • nagezonden producties ten behoeve van de mondelinge behandeling aan de zijde van [eiseres] (genummerd 26 t/m 38);
  • de eis in reconventie met producties (genummerd 1 t/m 33);
  • nagezonden producties ten behoeve van de mondelinge behandeling aan de zijde van Primeur Mode (genummerd 34 t/m 41);
  • de mondelinge behandeling (zitting) die heeft plaatsgevonden op 26 april 2022, waar [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Primeur Mode heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is aan de zijde van Primeur Mode verschenen [A] . Beide gemachtigden hebben aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd, het woord gevoerd.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter bepaald dat uiterlijk op 10 mei 2022 vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Primeur mode is een modezaak die gespecialiseerd is in damesmode in het hogere segment. Naast Primeur Mode is First Class gevestigd, dat zich richt op de jongere vrouw. Enig aandeelhouder van Primeur Mode is Belco Holding B.V. en enig aandeelhouder van Belco Holding B.V. is [A] (hierna genoemd: “ [A] ”). [A] is op [datum] 2022 81 jaar is geworden.
2.2.
[eiseres] is op 26 augustus 1996 voor het eerst bij Primeur Mode in dienst getreden. Aanvankelijk werkte [eiseres] daar als verkoopmedewerkster. Over de jaren heen groeide [eiseres] door binnen de organisatie. Zij kreeg een leidinggevende functie. [eiseres] en [A] , de oprichter van Primeur Mode, zijn verschillende keren in gesprek gegaan om de voorwaarden voor een overname van de winkel te bespreken. Voor het eerst in 2005 en later nog eens in 2008, maar van een overname is het nooit gekomen. Op 1 januari 2009 werd [eiseres] statutair directeur van Primeur Mode.
2.3.
[A] kondigde in 2016 bij de nieuwjaarsborrel een verandering van beleid aan en nieuwe taken voor elk personeelslid. Een collega van [eiseres] zou de nieuwe rechterhand van [A] worden. Deze actie van [A] kwam voor [eiseres] als een complete verrassing. De aanvankelijk goede verstandhouding tussen [A] en [eiseres] verslechterde hierdoor.
In 2018 heeft tussen [A] en [eiseres] op verzoek van [eiseres] een gesprek plaatsgevonden. Het gesprek had ten doel om de taken te (her)verdelen en schriftelijk vast te leggen, maar [A] was daar niet toe bereid.
2.4.
Primeur Mode is vanaf 2018 verlieslatend. Daarbij kwam de coronapandemie, waardoor de modezaak maandenlang gedwongen moest sluiten. Per 18 januari 2021 heeft [eiseres] zich ziekgemeld met een burn-out.
2.5.
Aanvankelijk betaalde Primeur Mode het salaris van [eiseres] , inclusief bonus ad
€ 714,60, volledig door. Per 1 juni 2021 heeft Primeur Mode laatstgenoemd bedrag eenzijdig en zonder aankondiging stopgezet. Brieven hierover van [eiseres] , aan de accountant van Primeur Mode en aan [A] , bleven onbeantwoord.
Op 6 december 2021 ontving [eiseres] een brief van [A] waarin haar werd gevraagd om zo snel mogelijk haar telefoon, auto en administratie in te leveren. Hierop heeft [eiseres] zich tot haar gemachtigde gewend, die op 20 december 2021 per brief aanspraak heeft gemaakt op de achterstallige (loon-)betalingen, wettelijke verhoging en ziektekosten. Voorts is in de desbetreffende brief uiteengezet dat de telefoon en de auto arbeidsvoorwaarden zijn die niet zomaar eenzijdig kunnen worden ingetrokken gedurende de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] vanwege een burn-out, die is ontstaan door werk gerelateerde problematiek.
Bij brief van 7 januari 2022 heeft de gemachtigde van Primeur Mode hierop gereageerd. De vorderingen van [eiseres] worden van de hand gewezen. Daarbij wijst Primeur Mode erop dat bij haar de stellige indruk ontstaat dat [eiseres] doelbewust aanstuurt op een conflict.
Bij brief van 12 januari 2022 antwoordt de gemachtigde van [eiseres] dat [eiseres] absoluut niet aanstuurt op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar dat zij slechts aanspraak maakt op de arbeidsvoorwaarden waar zij recht op heeft.
Op 3 februari 2022 heeft de gemachtigde van Primeur Mode inhoudelijk gereageerd op voornoemde brief van [eiseres] van 12 januari 2022. Tevens wordt [eiseres] met deze brief opgeroepen voor het bijwonen van een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) op 21 februari 2022, waarvoor het voorgenomen ontslag van [eiseres] als statutair-directeur is geagendeerd. De oproeping voor de AVA is op 7 februari 2022 door [eiseres] via de deurwaarder ontvangen. Op 21 februari 2022 is [eiseres] bij de AVA aanwezig geweest. De AVA heeft in haar vergadering van 21 februari 2022 besloten om [eiseres] met onmiddellijke ingang uit haar functie van statutair directeur te ontslaan, vanwege langdurige en stelselmatige overtreding van het overeengekomen geheimhoudingsbeding, waardoor er geen vertrouwen meer is in een goede voortzetting van de overeenkomst met de vennootschap
2.6.
Op 22 februari 2022 ontving [eiseres] een brief waarin haar arbeidsrechtelijk ontslag op staande voet werd verleend. De ontslaggronden heeft Primeur Mode als volgt uiteengezet:
“ (…) Cliënte heeft eind januari, begin februari onderzoek laten doen aan een gecrashte computer bij haar op kantoor. Uit dit onderzoek is gebleken dat u gedurende zeer lange tijd nagenoeg alle belangrijke bedrijfsinformatie hebt gedeeld met de heer [naam] , uw echtgenoot.
Gebleken is dat u langdurig en op grote schaal het geheimhoudingsbeding heeft overtreden zoals u dat met cliënte bent overeengekomen in de overeenkomst van 2 december 2008, welke is ingegaan op 1 januari 2009. In deze overeenkomst is de volgende bepaling opgenomen:
"Artikel 13:
13.1
werknemer is verplicht absolute geheimhouding te betrachten, zowel tijdens als na
beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omtrent hetgeen hem/ haar ten aanzien van werkgever en de relaties daarvan ter ore is gekomen dan wel is waargenomen."
Op overtreding van dit artikel zijn boetes overeengekomen.
Uw zakelijke emailadres was: [emailadres] . Uw privé e-mailadres is
[emailadres] . Het emailadres van uw echtgenoot is [emailadres] en
[emailadres]
Voor de AVA van 21 februari 2022 zijn u een 44-tal e-mailberichten overhandigd.
Uit de reacties blijkt dat de echtgenoot daadwerkelijk inzage en toegang had tot laatstgenoemd emailadres, ook vanaf zijn mobiele telefoon. Er zijn veel voorbeelden waaruit blijkt dat u de emailberichten aan [emailadres] en aan [emailadres] heeft verzonden.
De uitkomst van het onderzoek van eind januari / begin februari heeft het vermoeden van cliënte bevestigd dat u stelselmatig, langdurig en op grote schaal vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met in ieder geval uw echtgenoot. Stelselmatig wil zeggen dat u vele berichten naar uw echtgenoot hebt verzonden, soms ook naar uzelf in privé. Bijna dagelijks heeft u berichten van zakelijke aard doorgezonden naar het e-mailadres van uw echtgenoot. Langdurig wil zeggen dat inmiddels bekend is dat u dat vanaf ongeveer 2012 heeft gedaan. In deze periode beschikte u over het zakelijke emailadres: [emailadres] . Als de periode dat u thans arbeidsongeschikt bent daarvan wordt afgetrokken, dan blijft er nog ongeveer 10 jaar over waarin dit is gebeurd. Op grote schaal wil zeggen dat cliënte beschikt over zeer veel berichten waarin dat is geschied.
Ik heb de beschikking over aan uw echtgenoot doorgezonden berichten met verkoopcijfers,
balansgegevens, loonadministratie gegevens, loongegevens, gegevens van klanten, met
klantenlijsten, contactgegevens met IT leveranciers. Er zijn aangiftes loonheffingen, gegevens over de webshop, loonstroken van medewerkers die naar het privé e-mailadres van uw echtgenoot verzonden moesten worden.
Er zijn inloggegevens gedeeld met uw echtgenoot en uw privé e-mailadres. Ook inlog gegevens om bij vertrouwelijke omzetinformatie te komen zijn naar de echtgenoot verzonden. U heeft balansgegevens over diverse jaren gedeeld met uw echtgenoot. Over vele jaren zijn zgn excelsheets met aangepaste "doorverkoopcijfers" afkomstig van de echtgenoot, naar uw cliënte verzonden. Informatie in verband met een overwogen overstap van accountant wordt gedeeld met de echtgenoot. De echtgenoot reageert daar ook inhoudelijk op. Ook inloginformatie met betrekking tot docufiller is gedeeld met de echtgenoot. De echtgenoot reageert op een aanmaning van een leverancier die naar zijn e-mailadres is verzonden.
De contactpersoon van [B] ging ervanuit dat u en uw echtgenoot de eigenaar waren van de modezaken. U heeft deze contactpersoon in de waan gelaten. Er is rechtstreeks email contact geweest tussen uw echtgenoot en de vertegenwoordiger van [B] . Er is zelfs uitleg gegeven over het kassasysteem aan uw echtgenoot. Er is geen sprake van verwisseling met uw zoon en uw echtgenoot.
U bekleedde een vertrouwenspositie als statutair directeur. U was in deze hoedanigheid bekend met alle ins en out van het bedrijf. U heeft dit vertrouwen grovelijk beschaamd door te handelen zoals u, naar thans blijkt, gedurende jaren gedaan heeft. U hebt nagenoeg alle bedrijfsinformatie over een periode van vele jaren, waarvan u wist of kon weten dat deze vertrouwelijk was, met uw echtgenoot gedeeld. Daarmee heeft u het tussen cliënte en u overeengekomen geheimhoudingsbeding grovelijk geschonden. Dat rekent cliënte u zeer zwaar aan. U had de hoedanigheid van statutair directeur. U was in de positie om te kunnen weten dat u door aldus te handelen het overeengekomen geheimhoudingsbeding schond. U had hier geen toestemming voor van de heer [A] van cliënte. U wist van de inhoud van de arbeidsovereenkomst.
Wat cliënte steekt is het incident waarin uw echtgenoot nadat hij de laptop heeft ingeleverd, de voorspelling heeft gedaan aan een van de medewerkers dat cliënte na 3 maanden op zou houden te bestaan.
U heeft tijdens de AVA aangegeven dat het emailadres [emailadres] door u zakelijk werd gebruikt. Echter, in bijna alle gevallen is de e-mail afkomstig van of verzonden naar [emailadres] . U beschikte over een eigen zakelijk e-mail adres. U beschikte eveneens over een eigen privé mailadres. U heeft geen goede verklaring gegeven voor het feit dat u nagenoeg alle vertrouwelijke bedrijfsinformatie ook naar uw echtgenoot heeft verzonden. U heeft daarnaast aangevoerd dat uw zoon [C] betrokken was bij het contact van [B] . Deze heer heeft echter verklaard met u en uw echtgenoot contact te hebben gehad, en uw zoon niet genoemd. Deze heer gaf tevens aan dat hij er van uit ging dat u en uw echtgenoot eigenaar waren van de modezaken.
Dat alles overziend en overwegend, en na u gisteren gehoord te hebben, heeft cliënte besloten u op staande voet te ontslaan. Dit betekent dat er geen rechtsbetrekking meer is tussen Primeur Mode B.V. en u en er ook arbeidsrechtelijk een einde komt aan het dienstverband. Tijdens de AVA is gisteren aan het statutaire bestuurder-schap een einde gekomen.
Cliënte is van mening dat door uw bovengenoemde daden, eigenschappen en/of gedragingen van haar redelijkerwijze niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Hieronder schaart cliënte dat er ten tijde van uw uitval wegens ziekte zeer veel onvrede was bij de medewerkers van cliënte over uw stijl van leidinggeven. Daarbij worden vraagtekens geplaatst bij uw zakelijk inzicht door in het zicht van de sluiting voor een zeer hoog bedrag nieuwe collectie in te kopen, terwijl er zeer veel voorraad lag en er al 3 jaar op rij rode cijfers worden geschreven. Cliënte heeft volstrekt geen vertrouwen meer in de voortzetting van de samenwerking. Deze daden, eigenschappen en/of gedragingen vormen voor ons dan ook (ieder voor zich dan wel in combinatie met elkaar) een dringende reden om de arbeidsovereenkomst met u onverwijld op te zeggen. Wij bevestigen u dan ook dat de arbeidsovereenkomst met u vanwege het bovenstaande heden onverwijld is opgezegd. (…)”.
Verder maakt Primeur Mode in deze ontslagbrief aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding van één maand ten bedrage van € 4.210,-. Dit bedrag is door Primeur Mode verrekend met de eindafrekening.
2.7.
Op 6 april 2022 heeft [eiseres] bij de rechtbank een verzoekschrift tot toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:682 BW, gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 1 BW en transitievergoeding ex artikel 7:763 lid 1 sub a BW, alsmede daarmee samenhangende verzoeken ex artikel 7:686a lid 3 BW ingediend.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert bij wijze van voorlopige voorziening bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) Primeur Mode met onmiddellijke ingang te veroordelen tot betaling van het netto equivalent van het brutobedrag van € 6.278,27 ten titel van het restant van het achterstallig loon over de periode van juni 2021 tot en met 22 februari 2022, althans een voorschot daarop;
b) Primeur Mode met onmiddellijke ingang te veroordelen tot betaling van het netto
equivalent van het bruto bedrag van € 3.312,64 ten titel van de inmiddels verschuldigde
wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over het onder a gevorderde;
c) Primeur Mode met onmiddellijke ingang te veroordelen tot betaling van het netto
equivalent van het brutobedrag van € 619.781,66, ten titel van de billijke vergoeding, althans een voorschot daarop;
d) Primeur Mode met onmiddellijke ingang te veroordelen tot betaling van het netto
equivalent van het brutobedrag van € 18.581,71, ten titel van de gefixeerde schade-vergoeding, althans een voorschot daarop;
e) Primeur Mode met onmiddellijke ingang te veroordelen tot betaling het netto equivalent
van het brutobedrag van € 37.992,44, ten titel van de transitievergoeding, althans een voorschot daarop;
f) Primeur Mode met onmiddellijke ingang te veroordelen tot betaling van de wettelijke
rente over de bedragen als genoemd onder a, b, c, d en e vanaf de dag van verzuim,
tot aan de dag der algehele voldoening;
g) Primeur Mode met onmiddellijke ingang te veroordelen in de kosten van deze procedure,
waaronder begrepen het salaris van de advocaat van eiseres, te vermeerderen met
de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis, alsmede met
veroordeling van gedaagde in de nakosten.
3.2.
Primeur Mode B.V. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Primeur Mode B.V. vordert bij wijze van voorlopige voorziening bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiseres] met onmiddellijke ingang te veroordelen tot betaling van een bedrag - als
voorschot op de verbeurde boetes (in verband met schending van het geheimhoudingsbeding) - ad € 800.000;
2. [eiseres] te gebieden de haar door Primeur Mode ter beschikking gestelde auto (merk
Volkswagen, type Polo) met bijbehorende documenten en (reserve-)
sleutels binnen 2 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan Primeur
Mode ter beschikking te stellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500 per dag of dagdeel dat [eiseres] nalatig is aan het vonnis te voldoen, met een
maximum van € 10.000;
3. [eiseres] te veroordelen tot betaling van een bedrag als voorschot van € 2.000 ten
behoeve van het onrechtmatig gebruik van de auto die in eigendom toebehoort aan
Primeur Mode;
4. [eiseres] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de bedragen zoals
onder punt 1 en punt 3 gevorderd vanaf de dag van verzuim tot aan de dag der
algehele voldoening;
5. [eiseres] te veroordelen in de proceskosten van de procedure in reconventie, daaronder
begrepen de nakosten.
4.2.
[eiseres] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering die deels uit een loonvordering bestaat. Door Primeur Mode wordt de spoedeisendheid van dit kort geding bestreden, maar als niet, althans onvoldoende weersproken staat vast dat [eiseres] door het verleende ontslag op staande voet geen inkomen meer heeft en dat zij hierdoor geen ziektewetuitkering van het UWV zal ontvangen. Dit vindt de voorzieningenrechter voldoende reden om [eiseres] in haar vorderingen te ontvangen.
5.2.
In deze procedure moet worden beoordeeld of de vorderingen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat toewijzing bij wijze van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De beslissing wordt daarom gebaseerd op feiten die zijn erkend of niet weersproken, dan wel voorshands aannemelijk zijn geworden.
Verband vennootschapsrechtelijk ontslag en een arbeidsrechtelijk ontslag
5.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [eiseres] een ‘dubbele’ rechtspositie heeft. Zij is (statutair) bestuurder van Primeur Mode en werknemer. Voor de rechtspositie van [eiseres] als bestuurder gelden de regels van het vennootschapsrecht, zoals opgenomen in Boek 2, titel 2, afdeling 5, artikel 239 ev. van het Burgerlijk Wetboek (BW) en voor de rechtspositie als werknemer de regels van het arbeidsrecht, zoals opgenomen Boek 7, titel 10, afdeling 9, artikel 7:667 ev. BW.
5.4.
Op een ontslag van [eiseres] als statutair bestuurder, een vennootschapsrechtelijk ontslag, is artikel 2:244 lid 1 BW van toepassing. Op een ontslag van [eiseres] als werknemer, een arbeidsrechtelijk ontslag, is (onder andere) artikel 7:671 lid 1 BW van toepassing.
5.5.
Een vennootschapsrechtelijk ontslag(besluit) heeft volgens rechtspraak van de Hoge Raad in beginsel ook de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder tot gevolg (zie: Hoge Raad, 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2713 en NJ 2005/838 (
Bartelink/Ciris) en Hoge Raad, 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2030 en NJ 2005/484 (
Eggenhuizen/Unidek)). Volgens die rechtspraak - ook wel de ’15 april-arresten’ genoemd - is voor een uitzondering op deze regel alleen plaats als een wettelijk opzegverbod, zoals het opzegverbod bij ziekte ex artikel 7:670 lid 1 BW, aan die beëindiging in de weg staat of als partijen anders zijn overeengekomen.
5.6.
[eiseres] kan geen vernietiging vragen van het arbeidsrechtelijk ontslag op staande voet op 22 februari 2022. Die mogelijkheid bestaat niet voor een werknemer die ook bestuurder is van een besloten of naamloze vennootschap, zoals [eiseres] .
Dat een werknemer die ook bestuurder is geen vernietiging kan vragen van een arbeidsrechtelijke opzegging, zoals een ontslag op staande voet, volgt ook uit artikel 2:244 lid 3 BW. Volgens dat artikel kan door de rechter namelijk geen veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap en de bestuurder worden uitgesproken. Artikel 2:244 lid 3 BW staat overigens alleen in de weg aan de vernietiging van een arbeidsrechtelijke opzegging, niet aan de nietigheid of vernietiging van een vennootschapsrechtelijk ontslag(besluit) (zie: Hoge Raad, 26 oktober 1984, ECLI:NL:HR:2005:AS2713 en NJ 1985/375 (Sjardin/Sjartec)).
5.7.
Een werknemer die ook bestuurder is, kan op grond van artikel 7:682 lid 3 BW wel een billijke vergoeding vragen, naast een vergoeding wegens een onregelmatige opzegging en een transitievergoeding, namelijk als er geen redelijke grond was voor de opzegging of die opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Een dergelijk verzoek kan echter niet leiden tot vernietiging van die opzegging.
Ontslag op staande voet rechtsgeldig?
5.8.
[eiseres] stelt dat zij zonder gegronde reden zowel vennootschapsrechtelijk als arbeidsrechtelijk is ontslagen.
[eiseres] heeft ter zitting toegelicht dat zij de regelmatigheid van het vennootschappelijk ontslag van [eiseres] , waaraan - kort gezegd - hetzelfde ten grondslag is gelegd dan het arbeidsrechtelijke ontslag (namelijk dat [eiseres] langdurig en op grote schaal het geheimhoudingsbeding heeft overtreden zoals overeengekomen in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst) in dit kort geding niet langer aan haar vorderingen ten grondslag legt. In het navolgende zal de voorzieningenrechter daarvan dan ook uitgaan.
5.9.
Volgens [eiseres] houdt haar ontslag op staande voet geen stand, Van een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW is geen sprake. Als voornaamste dringende reden voert Primeur Mode aan dat [eiseres] langdurig en op grote schaal het geheimhoudingsbeding heeft overtreden zoals overeengekomen in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst. Volgens [eiseres] is echter het geheimhoudingsbeding niet geschonden en als het geschonden zou zijn, dan is de schending niet ernstig genoeg voor een ontslag op staande voet. De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt.
5.10.
Op basis van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van de partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van de reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, dienen alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking te worden genomen, zoals de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, de aard van de dienstbetrekking, de duur ervan en de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld, alsook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zouden hebben.
5.11.
Voor de beoordeling van de vraag of het door Primeur Mode aan [eiseres] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [eiseres] opgegeven redenen zoals vermeld in de ontslagbrief van 22 februari 2022 maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de daarin genoemde ontslaggronden. Uit deze brief volgt dat Primeur Mode [eiseres] in de kern verwijt dat zij - in strijd met het in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding – stelselmatig, langdurig en op grote schaal vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met haar echtgenoot, zoals verkoopcijfers, balansgegevens, loonadministratie gegevens, gegevens van klanten en klantenlijsten, contactgegevens met IT leveranciers en gegevens over de webshop. Ook heeft [eiseres] inloggegevens gedeeld met haar echtgenoot op e-mailadres [emailadres] en met haar privé e-mailadres (ook om bij vertrouwelijke omzetinformatie te komen), terwijl [eiseres] in deze periode beschikte over een zakelijk e-mailadres, namelijk: [emailadres] .
Verder heeft [eiseres] volgens Primeur Mode de contactpersoon van [B] in de waan gelaten dat zij en haar echtgenoot de eigenaar waren van de modezaken.
Daarnaast ‘steekt het’ Primeur Mode dat de echtgenoot van [eiseres] , nadat hij de laptop heeft ingeleverd, de voorspelling heeft gedaan aan een van de medewerkers van Primeur Mode dat Primeur Mode na drie maanden zou ophouden te bestaan. Volgens Primeur Mode heeft [eiseres] in haar vertrouwenspositie van statutair directeur, het vertrouwen van Primeur Mode grovelijk beschaamd door nagenoeg alle bedrijfsinformatie over een periode van vele jaren te delen met haar echtgenoot en aldus te handelen in strijd met het geheimhoudingsbeding.
5.12.
Het geheimhoudingsbeding zoals opgenomen in artikel 13 van de arbeids-overeenkomst luidt als volgt:
“Artikel 13. Geheimhouding
13.1.
Werknemer is verplicht absolute geheimhouding te betrachten, zowel tijdens als na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omtrent hem/haar ten aanzien van werkgever en de relaties daarvan ter ore is gekomen, dan wel is waargenomen.”
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] niet heeft betwist dat zij (inlog)gegevens heeft doorgestuurd naar het e-mailadres [emailadres] of naar haar privé e-mailadres, terwijl [eiseres] na 2012 beschikte over een zakelijk e-mailadres, te weten [emailadres] . Hiermee staat echter nog geenszins vast dat [eiseres] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Daarvoor is nader feitenonderzoek nodig, waarvoor in kort geding geen ruimte is. Maar zelfs indien veronderstellenderwjjze ervan wordt uitgegaan dat het geheimhoudingsbeding is geschonden, dan staat daarmee nog niet de aard en ernst vast van hetgeen [eiseres] verweten wordt.
De stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan van de dringende reden liggen in dit geval bij Primeur Mode.
5.13.
Voorop wordt gesteld dat het niet zo is dat elke overtreding van een beding uit de arbeidsovereenkomst, in dit geval overtreding van het geheimhoudingsbeding (zoals hiervoor is weergegeven onder 5.10.) leidt tot een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet.
Primeur Mode heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarop de aard en ernst van het doorsturen van voornoemde gegevens precies ziet. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat als niet, althans onvoldoende weersproken vast staat dat het e-mailadres [emailadres] van 2009 tot 2012 door Primeur Mode als zakelijk e-mailadres is gebruikt. Daarna is het als algemeen e-mailadres voor het gezin van [eiseres] in gebruik gebleven en dus niet (alleen) voor de echtgenoot van [eiseres] . [eiseres] zelf gebruikte dit adres ook zakelijk, in combinatie met het nieuwe zakelijke e-mailadres [emailadres] , aanvankelijk om thuis te kunnen werken en om documenten te kunnen printen en later omstreeks 2019, toen een laptop en een printer voor op het kantoor bij Primeur Mode zijn aangeschaft, om thuis op een desktop te kunnen werken. Het enige wat met het doorsturen van de gegevens per e-mail beoogd werd, was om thuis op een desktop de administratie van Primeur Mode te kunnen voeren en inkoopgesprekken voor te bereiden, zoals [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. De stelling van [A] ter zitting, dat hij hiervan als aandeelhouder niet op de hoogte was, acht de voorzieningenrechter ongeloofwaardig. [A] was immers direct en actief betrokken bij de dagelijkse bedrijfsvoering van Primeur Mode en wist van de hoed en de rand. Niet alleen heeft hij tot 2016 heeft samen met [eiseres] de inkoop gedaan, hij was en is tot op heden, zoals verklaard tijdens de mondelinge behandeling, dagelijks op de verkoopvloer aanwezig.
Dat [eiseres] de administratie van Primeur Mode grotendeels thuis voerde was bij [A] bekend, zoals hij heeft verklaard tijdens de mondelinge behandeling. Dat [A] dat niet gewenst achtte kan zo zijn, maar uit niets blijkt dat hij [eiseres] hierop op enig moment heeft aangesproken.
De eerdergenoemde werkwijze van [eiseres] van doorsturen van zakelijke gegevens naar privé e-mail om uit te printen en thuis te werken, is door de jaren heen uit gewoonte en met medeweten van Primeur Mode ontstaan. Aan Primeur Mode kan worden toegegeven dat het wellicht niet verstandig is geweest, omdat niet alleen [eiseres] maar ook haar echtgenoot (en zoon) toegang hadden tot het adres [emailadres] en sedert 2019 met de aanschaf van laptop en printer door Primeur Mode ook niet meer strikt noodzakelijk, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet, althans onvoldoende duidelijk wat voor negatieve gevolgen deze werkwijze heeft gehad voor Primeur Mode. Hierbij is van belang dat in de periode van 2009 tot 2012, respectievelijk 2019 Primeur Mode nog geen zakelijk
e-mailadres, respectievelijk printer had en daarom voornoemd privé e-mailadres van [eiseres] werd gebruikt ( [emailadres] ) en voor de periode na 2012 is niet gesteld of gebleken dat het doorsturen van zakelijke (inlog)gegevens naar dit adres een ander doel heeft gediend dan [eiseres] heeft verklaard. Op geen enkele wijze is gebleken dat er iets met de doorgestuurde informatie is gedaan door personen die van negatieve betekenis zijn voor Primeur Mode. Evenmin is gesteld of gebleken dat Primeur Mode hierdoor schade heeft geleden. Het handelen van [eiseres] in deze, hoe ‘onhandig’ ook, rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen ontslag op staande voet.
5.14.
De verder door Primeur Mode aangedragen dringende redenen, namelijk dat [eiseres] de contactpersoon van [B] in de waan zou hebben gelaten dat zij en haar echtgenoot eigenaar waren van de modezaken en dat dat de echtgenoot van [eiseres] , nadat hij de laptop heeft ingeleverd, de voorspelling heeft gedaan aan een van de medewerkers van Primeur Mode dat Primeur Mode na drie maanden zou ophouden te bestaan, worden door [eiseres] gemotiveerd betwist en rechtvaardigen naar het oordeel van de kantonrechter evenmin een ontslag op staande voet. Wat daar verder ook van zij, door Primeur Mode had volstaan kunnen worden met een andere, minder zware sanctie, zoals het geven van een waarschuwing.
5.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Primeur Mode haar stellingen ten aanzien van het bestaan van een dringende reden niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd. Derhalve is aannemelijk dat in een bodemprocedure komt vast te staan dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven.
5.16.
Hetgeen partijen verder in het hiervoor weergeven kader nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen nadere bespreking meer, omdat dit in het licht van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
5.17.
Nu in het voorgaande is geconcludeerd dat geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet, is er ruimte voor toekenning van de transitievergoeding, billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding. Voor de bepaling van de omvang daarvan dient te worden vastgesteld welk salaris als uitgangspunt moet worden genomen.
Achterstallig loon
5.18.
De eerste vordering van [eiseres] betreft het achterstallig loon over de periode van juni 2021 tot en met 22 februari 2022 en bestaat uit twee onderdelen: (1) Primeur Mode heeft vanaf juni 2021 ten onrechte maandelijks een vast loonbedrag ad € 714,60 niet uitbetaald en (2) Primeur Mode heeft ten onrechte het salaris over de maand februari 2022 niet voldaan. Aan haar stellingen met betrekking tot het vast loonbedrag (1) legt [eiseres] ten grondslag dat zij dit de afgelopen 12 jaar iedere maand als bonus heeft ontvangen en dat dit onder alle omstandigheden hetzelfde is gebleven.
Primeur Mode stelt het ‘vast loonbedrag’ ad € 714,60 waar [eiseres] aanspraak op maakt een bonus betreft. Omdat Primeur Mode maanden gedwongen moest sluiten vanwege Corona en al geruime tijd verlieslatend was, was [A] van mening dat er geen aanleiding meer bestond om een bonus toe te kennen. Die regeling is dan ook stopgezet. Met betrekking tot het loon over de maand februari 2022, doet Primeur Mode - zoals de voorzieningenrechter begrijpt uit de in het geding gebrachte stukken - een beroep op verrekening.
De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
Bonus
Het maandelijkse bedrag van € 714,60 dat door Primeur Mode niet meer betaald wordt en waarop [eiseres] aanspraak maakt, staat op de loonstrook vermeld als “bonus” .
Zoals [eiseres] onweersproken heeft gesteld wordt de bonus vanaf 2010 maandelijks door Primeur Mode betaald (€ 5000,00 : 12 = € 714,60), dus ook na 2018 toen Primeur Mode verlieslatend werd.
De vraag die voorligt is of [eiseres] in de gegeven omstandigheden recht heeft op het maandelijkse bedrag van € 714,60 en deze bonus tot een vast onderdeel van haar salaris is gaan behoren.
De vraag of een vaste gedragslijn als een arbeidsvoorwaarde kan worden aangemerkt, kan niet in algemene zin beantwoord worden. Het gaat erom hoe partijen zich in het concrete geval ten opzichte van elkaar hebben gedragen en wat zij tegen elkaar hebben gezegd, en welke betekenis zij aan die gedragingen en uitingen in redelijkheid mochten toekennen. Hierbij kunnen verschillende gezichtspunten van belang zijn, zoals: de inhoud van de gedragslijn, de aard van de arbeidsovereenkomst en de positie die de werkgever en de werknemer jegens elkaar innemen, de lengte van de periode gedurende welke de werkgever de desbetreffende gedragslijn heeft gevolgd, en de aard van de voor- en nadelen die voor de werkgever en de werknemer uit de gedragslijn voortvloeien (zie HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:976, FNV/ Pontmeyer).
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van de bonus sprake is van een verworven recht die als vaste arbeidsvoorwaarde is gaan gelden, althans dat het in het licht van goed werkgeverschap niet redelijk is om de volledige bonus aan haar te onthouden. Primeur Mode stelt dat geen sprake is van een vaste bonus omdat dit niet is overeengekomen.
5.19.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op de bestendige gedragslijn gedurende de afgelopen 12 jaar [eiseres] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij ook na mei 2021 dezelfde bonus zou ontvangen. Daarnaast mocht [eiseres] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij ook na mei 2021 dezelfde bonus zou ontvangen, omdat Primeur over het functioneren van [eiseres] geen waarschuwingen heeft gegeven of anderszins factoren heeft gemeld die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat de uitkering van een bonus als gebruikelijk niet of voor een lager bedrag zou plaatsvinden. De door Primeur Mode opgegeven reden, verlieslatende situatie van Primeur Mode sedert 2018 versterkt door Corona overtuigt geenszins en wordt door Primeur Mode ook niet verder onderbouwd. Eerder is (meer) aannemelijk dat het stopzetten van de bonus nu juist het gevolg is geweest van de tussen [eiseres] en Primeur Mode / [A] als bovenomschreven ontstane strubbelingen. De gevorderde betaling van de bonus ten bedrage van € 714,60 per maand vanaf juni 2021 zal dan ook worden toegewezen. Dit betekent overigens ook dat voor de berekening van de transitievergoeding de bonus als looncomponent moet worden meegenomen.
Restant salaris over de maand februari 2022
5.20.
Tussen partijen is niet in geschil dat Primeur Mode het salaris van [eiseres] (volledig) dient door te betalen tot aan 22 februari 2022. Omdat hiervoor (onder rechtsoverweging 5.13 tot en met 5.15 voorshands is geoordeeld dat er geen sprake is van een dringende reden voor onverwijlde opzegging, kan Primeur Mode (als bevrijdend verweer) er geen beroep op doen dat de verder onbetwiste vordering van achterstallig salaris over de maand februari 2022 rechtsgeldig is verrekend met een door [eiseres] aan Primeur Mode verschuldigde gefixeerde schadevergoeding.
5.21.
Slotsom is dat het door [eiseres] bij dagvaarding onder a) gevorderde zal worden toegewezen. De wettelijke verhoging over dit bedrag wordt toegewezen tot het maximum van 50%, omdat geen gronden zijn gebleken voor matiging van dit percentage.
De gevorderde wettelijke rente over voornoemde bedragen is toewijsbaar vanaf de dag van verzuim tot de dag der voldoening.
Gefixeerde schadevergoeding
5.22.
Ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, nu door Primeur Mode geen opzegtermijn in acht is genomen. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW zal in de bodemprocedure een vergoeding worden toegewezen die gelijk is aan het bedrag van het loon over de tijd dat de arbeidsovereenkomst nog zou hebben geduurd als regelmatig was opgezegd. Dit is het loon over de periode vanaf 22 februari 2022 tot en met 30 juni 2021, te weten: (6/28 * € 4.409,22) + 4 * € 4.409,22 = € 18.581,71 bruto.
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om, zoals gevorderd, het netto equivalent van dit bruto bedrag bij wijze van gefixeerde schadevergoeding toe te wijzen. Primeur Mode zal tot betaling daarvan worden veroordeeld.
De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar per datum einde dienstverband dus vanaf 22 februari 2022.
Billijke vergoeding
5.23.
[eiseres] vordert als (voorschot op een) billijke vergoeding het netto equivalent van het brutobedrag van € 619.781,66, ten titel van de billijke vergoeding.
[eiseres] voert daartoe aan dat een ontslag van een statutair bestuurder zonder redelijke grond al voldoende is voor de verschuldigdheid van een billijke vergoeding en dat die redelijke grond in haar geval ontbreekt. Een dringende reden voor ontslag op staande voet ontbreekt al helemaal.
De gevolgen van het ontslag zijn groot voor [eiseres] . Zij is 55 jaar oud en kampt met de gevolgen van een burn-out die zij heeft opgelopen door het gedrag van haar werkgever. De kansen van [eiseres] op de arbeidsmarkt zien er niet rooskleurig uit. Verder komt zij door het gegeven ontslag op staande voet niet in aanmerking voor een Ziektewetuitkering. Tevens voerde Primeur Mode onnodig druk uit gedurende haar ziekteperiode door eenzijdig haar loonaanspraken in te trekken en zonder reden over te gaan tot statutair ontslag, alsmede ontslag op staande voet. Dit alles heeft uiteraard een zeer negatief effect gehad op haar gezondheidstoestand. Daarmee handelt Primeur Mode ernstig verwijtbaar ex artikel 7:682 lid 3 sub b BW. Als dat ernstig verwijtbaar handelen niet had plaatsgevonden, had [eiseres] de kosten voor haar medische behandelingen niet hoeven te maken. Deze bedragen per
16 maart 2022 in totaal € 3.440,58.
Verder heeft [eiseres] ruim 25,5 jaar bij Primeur Mode gewerkt. Op haar functioneren is nooit iets aan te merken geweest. Indien Primeur Mode haar niet zonder reden op staande voet had ontslagen in strijd met het opzegverbod bij ziekte en het ernstig verwijtbaar handelen achterwege was gebleven, had [eiseres] nog tot aan haar pensioen bij Primeur Mode
gewerkt. Dan was [eiseres] niet eens arbeidsongeschikt geraakt. Op basis van hetgeen [eiseres]
maandelijks inclusief vakantietoeslag verdiende (€ 4.409,22) vertegenwoordigt haar
arbeidsovereenkomst een bepaalde waarde tot het einde van haar dienstverband. Haar
arbeidsovereenkomst is geëindigd op 22 februari 2022. [eiseres] is AOW-gerechtigd per
9 oktober 2033. Haar arbeidsovereenkomst had nog 11 jaar, 7 maanden en 17 dagen
voortgeduurd. Dat zijn 139 maanden * € 4.409,22 = € 612.881,58. [eiseres] heeft nog 260
(loon)dagen in 2033 (_ € 4.409,22 * 12)/260 = € 203,50. Tel daar 17 dagen (verschil tussen
22 februari en 9 maart) bij op * € 203,50 = € 3.459,50. De waarde van haar arbeidsovereenkomst tot pensioendatum bedraagt dus € 612.881,58 + € 3.459,50 =
€ 616.341,08, aldus [eiseres]
5.24.
Primeur Mode heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij van mening is dat [eiseres] geen recht heeft op de billijke vergoeding. Daarvoor is het té ernstig wat [eiseres] heeft gedaan en is het geschade vertrouwen te groot. Primeur Mode vertrouwde [eiseres] volledig, heeft het salaris tijdens ziekte volledig doorbetaald en heeft als goed werkgever gehandeld, in tegenstelling tot [eiseres] , aldus Primeur Mode.
Daarnaast voert Primeur Mode aan dat indien de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen dit onherroepelijk het einde van Primeur Mode zal betekenen en het verlies van het dienstverband van alle aldaar werkzame medewerksters.
5.25.
De voorzieningenrechter oordeelt met betrekking tot de gevorderde billijke vergoeding als volgt.
De rechtsgrond voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW is in beginsel reeds gegeven met het voorlopig oordeel dat er geen dringende reden is voor het gegeven ontslag op staande voet en dat is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Met andere woorden: Primeur Mode heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door [eiseres] ten onrechte ontslag op staande voet te geven. Dit maakt dat toekenning van een billijke vergoeding op zijn plaats is. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval en de rechter dient in de motivering van zijn oordeel inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid. De voorzieningenrechter neemt bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding de gezichtspunten van de uitspraken van de Hoge Raad in de afgelopen jaren (van ECLI:NL: HR:2017:1187 New Hairstyle tot ECLI:NL:HR:2020:955 Blue Circle) tot uitgangspunt.
Uit de New Hairstyle-beschikking blijkt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding uiteindelijk om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarbij kan rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag, voor zover deze gevolgen zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter.
Medebepalend voor de hoogte van de billijke vergoeding is de verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst indien het ontslag op staande voet zich niet zou hebben voorgedaan. In dat kader is van belang dat [eiseres] als statutair directeur werkzaam was. Daarmee is haar positie niet vergelijkbaar met die van een gewone werknemer. De persoonlijke kwaliteiten waarop een statutair directeur wordt benoemd vormen in belangrijke mate de basis voor de ontwikkeling en daarmee de winstgevendheid van het bedrijf. Wanneer de resultaten tegenvallen of wanneer de bestuurder geen voldoende draagvlak bij de medewerkers of aandeelhouder meer heeft, kan de aandeelhouder het vertrouwen in de bestuurder verliezen. Dit verlies van vertrouwen is ook mogelijk wanneer de bestuurder van een en ander geen verwijt te maken valt. Een gebrek aan vertrouwen zal veelal ook leiden tot het vertrek van de bestuurder. Met dit afbreukrisico wordt in het algemeen rekening gehouden bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden zoals onder meer een hoge beloning, bonussen en een langere opzegtermijn. De kans op een aanzienlijke inkomensterugval, indien na ontslag niet aansluitend elders een gelijkwaardige functie wordt gevonden, wordt geacht daarin te zijn verdisconteerd. Voor een aanvullende voorziening is daarom slechts onder bijzondere omstandigheden reden.
5.26.
Primeur Mode voert aan dat het vereiste wederzijds vertrouwen er niet meer is. Zij noemt naast de schending van de geheimhoudingsplicht, als voornaamste tekortkomingen: 1. aanhoudend belabberde financiële positie van Primeur Mode (sedert 2018 verlieslatend);
2. toenemend algemeen disfunctioneren (autoritair leiderschap, afwezigheid op de werkvloer, onverantwoord inkoopbeleid tijdens Corona, onverantwoord gebrek aan taakverdeling medewerkers).
5.27.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] als statutair directeur / dagelijkse beleidsbepaler direct verantwoordelijk was voor het slechte bedrijfsresultaat en dat zij het tij niet heeft kunnen keren. Eerder het tegendeel is het geval gebleken. De noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen [eiseres] als statutair bestuurder en de AVA is daardoor al ruim voor de ziekmelding van [eiseres] op 18 januari 2021 in toenemende mate onder ernstig druk komen te staan. Dit blijkt onder meer uit de in het geding gebrachte, door [A] handgeschreven nieuwjaarspeech van 2016, waarin hij zichtbaar - en naar [eiseres] onweersproken heeft gesteld zonder waarschuwing vooraf - ingrijpt in het beleid en de dagelijkse leiding van Primeur Mode, dat exclusief tot het takenpakket van [eiseres] behoorde. [eiseres] heeft dat laten gebeuren. Evenmin is [eiseres] in staat gebleken de bestaande problemen het hoofd te bieden en de negatieve omzetspiraal in positieve zin om te buigen. Daarbij komt dat, naar Primeur Mode gemotiveerd en onweersproken heeft gesteld, [eiseres] geen draagvlak meer had bij haar medewerkers. Dit alles heeft er uiteindelijk toe geleid dat het noodzakelijk wederzijdse vertrouwen tussen de aandeelhouder en [eiseres] in de loop van 2020 volledig weg was. [eiseres] kon er in de gegeven omstandigheden dan ook allerminst op vertrouwen dat zij tot haar pensioengerechtelijke leeftijd als statutair bestuurder bij Primeur Mode zou kunnen aanblijven. Daarbij komt dat gezien de leeftijd van [A] (81 jaar) ook met een overname dan wel sluiting van Primeur Mode rekening gehouden moet worden.
5.28.
De arbeidsovereenkomst van [eiseres] zou, zonder ontslag op staande voet en zonder verlenging van de loondoorbetalingsverplichting van Primeur Mode bij ziekte, eerst na twee jaar arbeidsongeschiktheid kunnen eindigen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de arbeidsovereenkomst dan ook zou zijn geëindigd. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij ervan uit mocht gaan dat haar arbeidsovereenkomst tot het bereiken van haar pensioengerechtelijke leeftijd zou hebben geduurd. Gelet op de hiervoor in 5.27 genoemde omstandigheden kon [eiseres] niet verwachten dat zij na twee jaar arbeidsongeschiktheid nog zou kunnen terugkeren als statutair directeur en werknemer.
De door [eiseres] gevorderde kosten voor haar medische behandeling worden niet meegenomen bij het vaststellen van de billijke vergoeding, omdat deze geen verband houden met de met de gevolgen haar het ontslag.
Dit betekent dat bij het vaststellen van de billijke vergoeding rekening wordt gehouden met een verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst van bijna 11 maanden vanaf de datum van haar ontslag (22 februari 2022) tot en met 18 januari 2023. Dat komt, uitgaande van een bruto maandsalaris van € 4.409,22 neer op een bedrag van € 47.597,21
(10 * € 4.409,22 + € 944,82 wegens salaris over de periode 22 tot en met 28 februari 2022 + € 2.560,19 wegens salaris over de periode 1 tot en met 18 januari 2023).
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om, zoals gevorderd, het netto equivalent van dit bruto bedrag bij wijze van voorschot op de billijke vergoeding toe te wijzen. Primeur Mode zal tot betaling daarvan worden veroordeeld.
De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.
Transitievergoeding
5.22.
Naast de billijke vergoeding verzoekt [eiseres] om toekenning van de wettelijke transitievergoeding. Volgens [eiseres] bedraagt de wettelijke transitievergoeding
€ 37.992,44 bruto. Primeur Mode heeft de hoogte van dat bedrag niet betwist.
De berekening van [eiseres] komt de voorzieningenrechter juist voor.
De voorzieningenrechter zal daarom, uitgaande van een bruto maandinkomen van
€ 4.409,22 en uitgaande van de overige door [eiseres] ingegeven en door Primeur Mode niet weersproken gegevens, het netto equivalent van het bruto bedrag van € 37.992,44 aan transitievergoeding toewijzen.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding is, in lijn met artikel 7:686a lid 1 toewijsbaar vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 22 maart 2022.
Proceskosten
5.23.
Primeur Mode zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
 dagvaarding € 125,03
 griffierecht € 314,00
 salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.455,03
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de 15de dag nadat Primeur Mode schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand.
5.24.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Gelet op dat wat eerder is overwogen in rechtsoverweging 5.11 tot en met 5.13 is niet voorshands aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat [eiseres] het geheimhoudingsbeding, zoals overeengekomen in artikel 13 van de arbeids-overeenkomst, heeft geschonden. Reeds om die reden is de vordering van Primeur Mode onder 1 (om [eiseres] met onmiddellijke ingang te veroordelen tot betaling van een bedrag – als voorschot op de verbeurde boetes (in verband met schending van het geheimhoudingsbeding) - ad € 800.000) niet toewijsbaar.
Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat Primeur Mode [eiseres] in gebreke heeft gesteld met betrekking tot het overtreden van het geheimhoudingsbeding, zoals vereist in de zin van artikel 6:93 BW. Sterker nog, [A] heeft voor de ziekmelding van [eiseres] nooit een punt van gemaakt van de werkwijze van [eiseres] , terwijl dit onder zijn ogen gebeurde. Ook hierom is de vordering van Primeur Mode onder 1. niet toewijsbaar.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht in het kader van het boetebeding zoals opgenomen in artikel 17 van de arbeidsovereenkomst, behoeft geen nadere bespreking meer, omdat dit in het licht van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
6.2.
Niet in geschil is dat de door Primeur Mode aan [eiseres] ter beschikking gestelde auto aan Primeur Mode toebehoort en na haar ontslag aan Primeur Mode moet worden geretourneerd. Echter, tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiseres] met betrekking tot deze bedrijfsauto zich op een haar toekomend retentierecht beroept en dat Primeur Mode hiervan op de hoogte is. Primeur Mode heeft op dit verweer van [eiseres] niet nader inhoudelijk gereageerd. Reeds daarom zal het door Primeur Mode gevorderde gebod tot inleveren van de bedrijfsauto en de daaruit voortvloeiende vordering tot betaling van een voorschot voor het onrechtmatig gebruik van de auto in deze kort geding procedure worden afgewezen.
6.3.
Vorenstaande betekent dat het door Primeur Mode onder 2, 3 en 4 gevorderde (zie rechtsoverweging 4.1) evenmin toewijsbaar is.
6.4.
Primeur Mode zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op
€ 656,- aan salaris advocaat.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter,
In conventie:
7.1.
veroordeelt Primeur Mode met onmiddellijke ingang tot betaling van het netto equivalent van het brutobedrag van € 6.278,27 ten titel van achterstallig loon over de periode juni 2021 tot en met 22 februari 2022;
7.2.
veroordeelt Primeur Mode met onmiddellijke ingang tot betaling van het netto
equivalent van het bruto bedrag van € 3.312,64 ten titel van wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over € 6.278,27;
7.3.
veroordeelt Primeur Mode met onmiddellijke ingang tot betaling van de wettelijke
rente over de bedragen als genoemd onder 7.1. en 7.2. vanaf de dag van verzuim,
tot aan de dag der voldoening;
7.4.
veroordeelt Primeur Mode met onmiddellijke ingang tot betaling van een voorschot op het netto equivalent van het brutobedrag van € 47.597,21, ten titel van de billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der voldoening;
7.5.
veroordeelt Primeur Mode met onmiddellijke ingang tot betaling van het netto
equivalent van het brutobedrag van € 18.581,71, ten titel van de gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
7.6.
veroordeelt Primeur Mode met onmiddellijke ingang tot betaling het netto equivalent van het brutobedrag van € 37.992,44, ten titel van de transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
7.7.
veroordeelt Primeur Mode in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.455,03, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15de dag nadat Primeur Mode schriftelijk tot betaling van deze kosten is aangemaand;
7.8.
veroordeelt Primeur Mode in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat (niet met btw belast);
7.9.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.1
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie:
7.11.
wijst de vorderingen af;
7.12.
veroordeelt Primeur Mode in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 656,-;
7.13.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op
10 mei 2022 door mr. M. van den Brink.