Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding met producties (genummerd 1 t/m 25);
- nagezonden producties ten behoeve van de mondelinge behandeling aan de zijde van [eiseres] (genummerd 26 t/m 38);
- de eis in reconventie met producties (genummerd 1 t/m 33);
- nagezonden producties ten behoeve van de mondelinge behandeling aan de zijde van Primeur Mode (genummerd 34 t/m 41);
- de mondelinge behandeling (zitting) die heeft plaatsgevonden op 26 april 2022, waar [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Primeur Mode heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is aan de zijde van Primeur Mode verschenen [A] . Beide gemachtigden hebben aan de hand van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd, het woord gevoerd.
2.De feiten
€ 714,60, volledig door. Per 1 juni 2021 heeft Primeur Mode laatstgenoemd bedrag eenzijdig en zonder aankondiging stopgezet. Brieven hierover van [eiseres] , aan de accountant van Primeur Mode en aan [A] , bleven onbeantwoord.
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
€ 500 per dag of dagdeel dat [eiseres] nalatig is aan het vonnis te voldoen, met een
5.De beoordeling in conventie
Bartelink/Ciris) en Hoge Raad, 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2030 en NJ 2005/484 (
Eggenhuizen/Unidek)). Volgens die rechtspraak - ook wel de ’15 april-arresten’ genoemd - is voor een uitzondering op deze regel alleen plaats als een wettelijk opzegverbod, zoals het opzegverbod bij ziekte ex artikel 7:670 lid 1 BW, aan die beëindiging in de weg staat of als partijen anders zijn overeengekomen.
De stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan van de dringende reden liggen in dit geval bij Primeur Mode.
Primeur Mode heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarop de aard en ernst van het doorsturen van voornoemde gegevens precies ziet. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat als niet, althans onvoldoende weersproken vast staat dat het e-mailadres [emailadres] van 2009 tot 2012 door Primeur Mode als zakelijk e-mailadres is gebruikt. Daarna is het als algemeen e-mailadres voor het gezin van [eiseres] in gebruik gebleven en dus niet (alleen) voor de echtgenoot van [eiseres] . [eiseres] zelf gebruikte dit adres ook zakelijk, in combinatie met het nieuwe zakelijke e-mailadres [emailadres] , aanvankelijk om thuis te kunnen werken en om documenten te kunnen printen en later omstreeks 2019, toen een laptop en een printer voor op het kantoor bij Primeur Mode zijn aangeschaft, om thuis op een desktop te kunnen werken. Het enige wat met het doorsturen van de gegevens per e-mail beoogd werd, was om thuis op een desktop de administratie van Primeur Mode te kunnen voeren en inkoopgesprekken voor te bereiden, zoals [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. De stelling van [A] ter zitting, dat hij hiervan als aandeelhouder niet op de hoogte was, acht de voorzieningenrechter ongeloofwaardig. [A] was immers direct en actief betrokken bij de dagelijkse bedrijfsvoering van Primeur Mode en wist van de hoed en de rand. Niet alleen heeft hij tot 2016 heeft samen met [eiseres] de inkoop gedaan, hij was en is tot op heden, zoals verklaard tijdens de mondelinge behandeling, dagelijks op de verkoopvloer aanwezig.
Dat [eiseres] de administratie van Primeur Mode grotendeels thuis voerde was bij [A] bekend, zoals hij heeft verklaard tijdens de mondelinge behandeling. Dat [A] dat niet gewenst achtte kan zo zijn, maar uit niets blijkt dat hij [eiseres] hierop op enig moment heeft aangesproken.
De eerdergenoemde werkwijze van [eiseres] van doorsturen van zakelijke gegevens naar privé e-mail om uit te printen en thuis te werken, is door de jaren heen uit gewoonte en met medeweten van Primeur Mode ontstaan. Aan Primeur Mode kan worden toegegeven dat het wellicht niet verstandig is geweest, omdat niet alleen [eiseres] maar ook haar echtgenoot (en zoon) toegang hadden tot het adres [emailadres] en sedert 2019 met de aanschaf van laptop en printer door Primeur Mode ook niet meer strikt noodzakelijk, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet, althans onvoldoende duidelijk wat voor negatieve gevolgen deze werkwijze heeft gehad voor Primeur Mode. Hierbij is van belang dat in de periode van 2009 tot 2012, respectievelijk 2019 Primeur Mode nog geen zakelijk
e-mailadres, respectievelijk printer had en daarom voornoemd privé e-mailadres van [eiseres] werd gebruikt ( [emailadres] ) en voor de periode na 2012 is niet gesteld of gebleken dat het doorsturen van zakelijke (inlog)gegevens naar dit adres een ander doel heeft gediend dan [eiseres] heeft verklaard. Op geen enkele wijze is gebleken dat er iets met de doorgestuurde informatie is gedaan door personen die van negatieve betekenis zijn voor Primeur Mode. Evenmin is gesteld of gebleken dat Primeur Mode hierdoor schade heeft geleden. Het handelen van [eiseres] in deze, hoe ‘onhandig’ ook, rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen ontslag op staande voet.
Primeur Mode stelt het ‘vast loonbedrag’ ad € 714,60 waar [eiseres] aanspraak op maakt een bonus betreft. Omdat Primeur Mode maanden gedwongen moest sluiten vanwege Corona en al geruime tijd verlieslatend was, was [A] van mening dat er geen aanleiding meer bestond om een bonus toe te kennen. Die regeling is dan ook stopgezet. Met betrekking tot het loon over de maand februari 2022, doet Primeur Mode - zoals de voorzieningenrechter begrijpt uit de in het geding gebrachte stukken - een beroep op verrekening.
De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om, zoals gevorderd, het netto equivalent van dit bruto bedrag bij wijze van gefixeerde schadevergoeding toe te wijzen. Primeur Mode zal tot betaling daarvan worden veroordeeld.
De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar per datum einde dienstverband dus vanaf 22 februari 2022.
[eiseres] voert daartoe aan dat een ontslag van een statutair bestuurder zonder redelijke grond al voldoende is voor de verschuldigdheid van een billijke vergoeding en dat die redelijke grond in haar geval ontbreekt. Een dringende reden voor ontslag op staande voet ontbreekt al helemaal.
16 maart 2022 in totaal € 3.440,58.
9 oktober 2033. Haar arbeidsovereenkomst had nog 11 jaar, 7 maanden en 17 dagen
€ 616.341,08, aldus [eiseres]
De rechtsgrond voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW is in beginsel reeds gegeven met het voorlopig oordeel dat er geen dringende reden is voor het gegeven ontslag op staande voet en dat is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Met andere woorden: Primeur Mode heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door [eiseres] ten onrechte ontslag op staande voet te geven. Dit maakt dat toekenning van een billijke vergoeding op zijn plaats is. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval en de rechter dient in de motivering van zijn oordeel inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid. De voorzieningenrechter neemt bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding de gezichtspunten van de uitspraken van de Hoge Raad in de afgelopen jaren (van ECLI:NL: HR:2017:1187 New Hairstyle tot ECLI:NL:HR:2020:955 Blue Circle) tot uitgangspunt.
Uit de New Hairstyle-beschikking blijkt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding uiteindelijk om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarbij kan rekening worden gehouden met de gevolgen van het ontslag, voor zover deze gevolgen zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter.
Medebepalend voor de hoogte van de billijke vergoeding is de verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst indien het ontslag op staande voet zich niet zou hebben voorgedaan. In dat kader is van belang dat [eiseres] als statutair directeur werkzaam was. Daarmee is haar positie niet vergelijkbaar met die van een gewone werknemer. De persoonlijke kwaliteiten waarop een statutair directeur wordt benoemd vormen in belangrijke mate de basis voor de ontwikkeling en daarmee de winstgevendheid van het bedrijf. Wanneer de resultaten tegenvallen of wanneer de bestuurder geen voldoende draagvlak bij de medewerkers of aandeelhouder meer heeft, kan de aandeelhouder het vertrouwen in de bestuurder verliezen. Dit verlies van vertrouwen is ook mogelijk wanneer de bestuurder van een en ander geen verwijt te maken valt. Een gebrek aan vertrouwen zal veelal ook leiden tot het vertrek van de bestuurder. Met dit afbreukrisico wordt in het algemeen rekening gehouden bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden zoals onder meer een hoge beloning, bonussen en een langere opzegtermijn. De kans op een aanzienlijke inkomensterugval, indien na ontslag niet aansluitend elders een gelijkwaardige functie wordt gevonden, wordt geacht daarin te zijn verdisconteerd. Voor een aanvullende voorziening is daarom slechts onder bijzondere omstandigheden reden.
De door [eiseres] gevorderde kosten voor haar medische behandeling worden niet meegenomen bij het vaststellen van de billijke vergoeding, omdat deze geen verband houden met de met de gevolgen haar het ontslag.
Dit betekent dat bij het vaststellen van de billijke vergoeding rekening wordt gehouden met een verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst van bijna 11 maanden vanaf de datum van haar ontslag (22 februari 2022) tot en met 18 januari 2023. Dat komt, uitgaande van een bruto maandsalaris van € 4.409,22 neer op een bedrag van € 47.597,21
(10 * € 4.409,22 + € 944,82 wegens salaris over de periode 22 tot en met 28 februari 2022 + € 2.560,19 wegens salaris over de periode 1 tot en met 18 januari 2023).
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om, zoals gevorderd, het netto equivalent van dit bruto bedrag bij wijze van voorschot op de billijke vergoeding toe te wijzen. Primeur Mode zal tot betaling daarvan worden veroordeeld.
De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.
€ 37.992,44 bruto. Primeur Mode heeft de hoogte van dat bedrag niet betwist.
€ 4.409,22 en uitgaande van de overige door [eiseres] ingegeven en door Primeur Mode niet weersproken gegevens, het netto equivalent van het bruto bedrag van € 37.992,44 aan transitievergoeding toewijzen.
1.016,00
6.De beoordeling in reconventie
€ 656,- aan salaris advocaat.
7.De beslissing
10 mei 2022 door mr. M. van den Brink.