ECLI:NL:RBOBR:2022:1778

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
2 mei 2022
Zaaknummer
21/659
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar met betrekking tot taxatiekosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is in geschil de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar. De eiser, die in beroep ging tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, betwistte de toekenning van slechts 1 uur vergoeding voor het ingebrachte taxatierapport van Phydias. De rechtbank hanteert de Haviltex-maatstaf om te beoordelen of er een mondelinge overeenkomst tussen partijen is tot stand gekomen, die is vastgelegd in een memo. De rechtbank concludeert dat partijen mondeling tot een afspraak zijn gekomen over de vergoeding van taxatiekosten, en dat verweerder zich aan deze afspraak heeft gehouden. De rechtbank oordeelt dat de gemaakte afspraken correct zijn nageleefd en dat de taxatiekosten zijn vergoed zoals overeengekomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/659

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, verweerder

(gemachtigde: A. Krkic).

Procesverloop

Met zijn beschikking van 29 februari 2020, vervat in een op die datum gedagtekend aanslagbiljet, heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) – voor zover nu van belang – de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [de woning] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2019, voor het kalenderjaar 2020, vastgesteld op € 187.000. In dit geschrift zijn tevens onder andere de aanslagen watersysteemheffing ingezetenen, zuiveringsheffing woningen en afvalstoffenheffing voor het kalenderjaar 2020 bekend gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 6 februari 2021 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder – voor zover nu van belang – de waarde van de woning verlaagd naar € 171.000.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Op 28 april 2021 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 13 augustus 2021 heeft verweerder het verweer aangevuld.
Op 28 december 2021 heeft eiser hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2022. De zaak is tegelijk, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak die is geregistreerd onder SHE 21/816. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] , kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] en [naam] . In de zaak SHE 21/816 wordt vandaag afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

Geschil en beoordeling
1. In beroep is uitsluitend in geschil de hoogte van de bij de bestreden uitspraak toegekende proceskostenvergoeding.
2. Verweerder heeft op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een bedrag van € 594,13 toegekend (1 punt van € 265 voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt van € 265 voor het verschijnen ter hoorzitting en € 64,13 (1 uur) voor het ingebrachte taxatierapport van Phydias.
3. Eiser betwist niet de hoogte van de proceskostenvergoeding in verband met het indienen van het bezwaarschrift en de hoorzitting, maar stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte slechts 1 uur heeft vergoed voor het ingebrachte taxatierapport.
Op grond van de ‘Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties’ (Staatscourant 2018, 28796), zoals deze geldt vanaf 1 juli 2018, dient voor het taxatierapport bij woningtaxaties een vergoeding van 2 uur x € 53 + 21% BTW te worden toegekend. De afspraak van 6 januari 2021 waar verweerder in de bestreden uitspraak naar verwijst, mede inhoudende dat voor taxatierapporten van Phydias met een slechte kwaliteit 1 uur in plaats van 2 uren wordt vergoed, is volgens eiser komen te vervallen, omdat verweerder zich niet aan zijn deel van de gemaakte afspraak heeft gehouden.
4. Op de zitting hebben partijen toegelicht dat op 6 januari 2021 overleg heeft plaatsgevonden over de afhandeling van bij verweerder ingediende bezwaren. Bij dit overleg waren aanwezig [naam] , [naam] en [naam] (directeur) van de BSOB en [naam] , directeur van het kantoor van eisers gemachtigde. Van dit overleg is door de heer [naam] op 29 januari 2021 een memo opgemaakt met vermelding “Afspraken werkwijze 2021 BSOB-Previcus” en waarin wat is besproken is vastgelegd. In dit memo zijn vervolgens door de heer [naam] wijzigingen (te herkennen aan onderstrepingen en doorhalingen) aangebracht en het aangepaste memo is op 8 maart 2021 per e-mail aan verweerder verzonden. Het memo heeft, voor zover van belang, met de aangebrachte wijzigingen, de volgende tekst:

“Taxatierapporten 2020

-
BSOB heeft de uitspraken waarbij een taxatierapport van Phydias is toegevoegd aangehouden. [naam] stelt voor om hier een compromis voor te sluiten. Afgesproken wordt datVvoor taxatierapporten van Phydias met een slechte kwaliteit
vergoeden we 1 uur i.p.v. 2 uur
vergoedt wordt.
De inschatting van [naam] is dat het hier om ca 40 taxatierapporten gaat. [naam] geeft aan dat het dan ook wel zo netjes is als BSOB de klachtenprocedure intrekt.
Bijgaand het overzicht met de aanslagnummers waar dit voor geldt. Deze zijn grotendeels afgehandeld reeds.”
5. Onderaan het memo is door de heer [naam] vermeld: “Graag per mail een bevestiging van de genoemde afspraken”.
6. Op de zitting is van de zijde van verweerder aangegeven dat er later in de betreffende tekst van het memo nog een wijziging door verweerder (de heer [naam] ) is aangebracht. De tekst “ [naam] geeft aan dat het dan ook wel zo netjes is als BSOB de klachtenprocedure intrekt.” is gewijzigd in: “ [naam] geeft aan dat het dan ook wel zo netjes zou zijn als BSOB de klachtenprocedure intrekt. Hij gaat hier over nadenken. (dit zal ook afhankelijk zijn van de uitspraak die volgt van de tuchtcommissie).”. Op de vervolgens aan het kantoor van eisers gemachtigde toegezonden versie is op dit punt geen wijziging meer aangebracht door een van de partijen.
7. In beroep heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat hij zich niet gebonden acht aan de afspraak dat slechts 1 uur per taxatie wordt vergoed omdat verweerder zich niet heeft gehouden aan zijn deel van de afspraak, namelijk het intrekken van de klachtenprocedure tegen de betreffende taxateur. Op de zitting heeft eiser zich op het (nadere) standpunt gesteld dat er in het geheel geen afspraak met verweerder over de vergoeding van de kosten van de taxatie tot stand is gekomen omdat de mailwisseling met verweerder niet heeft geleid tot een ondertekende overeenkomst met daarin de afspraken over de wijze van afhandelen van de bezwaren.
8. Verweerder bestrijdt niet dat de afspraken niet zijn ondertekend, maar stelt dat het memo de gemaakte afspraak bevat om 1 uur per taxatie te vergoeden. De stelling van eiser dat eiser(s gemachtigde) hiermee alleen akkoord ging onder de voorwaarde dat de klachtenprocedure door verweerder zou worden ingetrokken, is volgens verweerder onjuist.
9. Verweerder heeft voorts nog in het verweerschrift van 7 mei 2021 en 13 augustus 2021 uiteengezet waarom hij vindt dat een vergoeding van € 64,13 (1 uur x € 53 + 21% BTW) voldoende, zo niet teveel, is. Kort samengevat komen deze gronden op het volgende neer. Het taxatierapport is opgesteld door een persoon tegen wie ten minste één gegrond verklaarde klacht bij het Tuchtcollege van het NRVT (Nederlands Register Vastgoed Taxateurs) liep en ten minste één klacht nog loopt. Het taxatierapport is van slechte kwaliteit, kan geen deskundigenrapport worden genoemd en zou eigenlijk moeten worden aangeduid als taxatieverslag. Het indienen van een dergelijk verslag was niet noodzakelijk en had geen toegevoegde waarde. De vergoeding van 1 uur is meer dan voldoende, zo niet teveel. Verweerder verzoekt de rechtbank zich ook uit te laten over de onafhankelijkheid van de betreffende taxateur en over de vraag of taxatierapporten die niet voldoen aan de voorwaarden en vereisten die het NRVT stelt überhaupt voor een vergoeding in aanmerking komen.
Het oordeel van de rechtbank
10. De rechtbank stelt voorop dat de vraag wat tussen partijen op grond van een door hen gesloten overeenkomst (mondeling danwel schriftelijk) rechtens is, niet kan worden beantwoord door middel van alleen een taalkundige uitleg, maar dat de zogenoemde Haviltex-maatstaf toegepast dient te worden. Ingevolge de Haviltex-maatstaf (arrest van de Hoge Raad van 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981, 635 (Haviltex)), kan de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
11. Ook komt het bij de uitleg van een mondelinge overeenkomst aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de door hen gebezigde bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (arrest van de Hoge Raad van 4 september 2009, nr. 07/11019, ECLI:NL:HR:2009:BI6319). Uit het Haviltex-arrest volgt dat met een zuiver taalkundige uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet noodzakelijkerwijs duidelijkheid wordt verkregen over de inhoud daarvan. Anderzijds is het niet zo dat de tekst nimmer beslissend kan zijn. De rechter dient alle omstandigheden in aanmerking te nemen; de bewoording van de overeenkomst vormt één van die omstandigheden.
12. De rechtbank is van oordeel dat met de inhoud van het memo en wat daarover door partijen ter zitting naar voren is gebracht voldoende is vast komen te staan dat partijen mondeling tot een afspraak zijn gekomen over de afhandeling van de betreffende (bij partijen bekende) bezwaren waarbij taxaties van Phydias zijn overgelegd. De inhoud van de afspraak zoals die is vastgelegd in het memo wordt door zowel eiser als verweerder niet betwist. Dat de afspraak niet is voorzien van een ondertekening maakt dat niet anders en de rechtbank volgt eiser dan ook niet in het op de zitting ingenomen nadere standpunt dat er in het geheel geen afspraak tot stand is gekomen.
13. De afspraak houdt in, dat in geval van een door verweerder gegrond verklaard bezwaar voor de daarmee samenhangende taxatierapporten van Phydias met een slechte kwaliteit door verweerder 1 uur in plaats van 2 uur wordt vergoed. Dat de totstandkoming van de afspraak tussen partijen van enige (andere) voorwaarde afhankelijk was, zoals de voorwaarde van intrekking van de klachtprocedure door verweerder, is - anders dan eiser stelt -, uit de tekst van het memo niet op te maken. In zoverre is de later door verweerder daarop nog aangebrachte wijziging (zie onder 6.) en de daarover door verweerder gegeven toelichting op de zitting minder relevant. Met of zonder die wijziging is in het memo niet te lezen dat het intrekken van de klachtprocedure een voorwaarde was voor de overeengekomen vergoeding van 1 uur voor de taxaties. Ook de overige stukken in het dossier en al hetgeen door partijen naar voren is gebracht, kunnen niet leiden tot een andere conclusie.
14. In het beroepschrift heeft eiser niet betwist dat de onderhavige zaak een bezwaarprocedure betrof waarin een taxatierapport van Phydias is overgelegd waarop de afspraak van het vergoeden van 1 uur betrekking had. Dat er een afspraak was met die inhoud en strekking wordt ook bevestigd door eisers in het beroepschrift ingenomen standpunt ‘dat hij zich niet gebonden acht
aan de afspraak om slechts 1 uur per taxatie te vergoeden(…).’(cursivering door de rechtbank). Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen omstandigheden om eiser niet gebonden te achten aan die afspraak.
15. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder zich bij de bestreden uitspraak gehouden heeft aan de gemaakte afspraken en de taxatiekosten heeft vergoed zoals partijen die zijn overeengekomen. Wat eiser daarover heeft aangevoerd slaagt niet.
16. Dat betekent dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
17. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om het standpunt van verweerder zoals onder 9. is opgenomen te bespreken. Ook de overige in beroep door verweerder opgeworpen (algemene) vragen zal de rechtbank niet bespreken. Het geschil beperkt zich tot de inhoud van wat partijen zijn overeengekomen en of zij daaraan kunnen worden gehouden, zodat er geen plaats is voor de beantwoording van die (algemene) vragen. Voor zover verweerder verder heeft willen betogen dat de toekende vergoeding voor taxatiekosten te hoog is, ziet de rechtbank daarvoor geen aanknopingspunten, mede in het licht van de gemaakte afspraak dat 1 uur zou worden vergoed. Ook verweerder is aan die afspraak gebonden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F.E. van Olden-Smit, rechter, in aanwezigheid van M.J.J.M.C. van Schaijk LLB, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
29 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.