Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[vader] ,
[kind] ,
1.Het verdere verloop van het geding
- het tussenvonnis van 18 februari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald, en de daarin genoemde processtukken;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 29 juni 2021.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
[naam 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling weliswaar een nadere toelichting gegeven die inhoudt dat in dit geval tegen zijn verwachting in sprake was van een dunne baarmoederwand en dat je in een spoedsituatie niet precies voelt hoe het kindje ligt, maar daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter toch een onvoldoende lezing gegeven van wat tijdens de medische behandeling is voorgevallen […]”. Hieruit blijkt dat de rechter in het deelgeschil bij een juiste invulling van de verzwaarde motiveringsplicht tot hetzelfde oordeel zou zijn gekomen. De kantonrechter constateert dat in deze bodemprocedure geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht over wat zich tijdens de medische behandeling heeft afgespeeld. Dit betekent dat geen aanleiding bestaat voor een andere conclusie dan in de deelgeschilprocedure.