Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 9 juni 2021 in de zaak tussen
[eisers 1] ,
[eisers 2]
[eisers 3]
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres 4
Noordkade Ontwikkeling B.V., te Veghel (vergunninghoudster), gemachtigde: mr. C. Schipperus.
Procesverloop
[naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] , bijgestaan door hun gemachtigden. Namens eiseres 4 zijn verschenen [naam 1] en de heer [naam 2] alsmede de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en de deskundige H.A.C. Simons. Namens vergunninghoudster is de gemachtigde verschenen.
Overwegingen
30 juli 2020 zes weken ter inzage gelegd. Eisers hebben hiertegen zienswijzen ingediend. Naar aanleiding hiervan zijn er aanvullende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden.
Door aan te geven dat het hotel als wenselijke ontwikkeling wordt gezien omdat daarmee onder andere de silo’s kunnen worden behouden, heeft verweerder niet gesteld dat het bouwen van het hotel noodzakelijk is voor het behoud van de silo’s. Niet valt in te zien waarom verweerder het belang bij het behoud van de silo’s niet heeft kunnen betrekken bij de besluitvorming. Deze grond slaagt niet.
8 april 2020 een voorbereidingsbesluit is genomen waarbij door de gemeenteraad is aangegeven dat er een bestemmingplan wordt voorbereid voor het CHV-terrein, lijkt dit bestemmingsplan eerder de aangewezen mogelijkheid te zijn om het parkeren voor het gehele CHV-terrein te regelen.
In aanvulling op de uitspraak van 27 januari 2020 is de rechtbank van oordeel dat beide onderdelen van het Silotel ook een geurgevoelig object zijn in de zin van de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018 (Beleidsregel). De geurbelasting vanwege het bedrijf van eiseres 4 zal bij een actualisatie van haar omgevingsvergunning worden beoordeeld door GS op basis van de Beleidsregel. De rechtbank acht niet aannemelijk dat GS hierbij de geurbelasting op de binnentuin en het dakterras buiten beschouwing zullen laten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder heeft verzuimd om op dit onderdeel GS om advies te vragen (hetgeen voor alle partijen veel duidelijkheid had kunnen verschaffen).
27 januari 2020 al naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft in overweging 14.3 deze grond uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. Op grond van de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:789) geldt voor gronden waarover bij uitspraak reeds een oordeel is gegeven, dat dit oordeel met de uitspraak in rechte is komen vast te staan. Deze grond slaagt niet.
Beslissing
- verklaart de beroepen van eisers 2 tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen van eisers 1, 2, 3 en 4 tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 26 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht te vergoeden (€ 178,00,00 aan eisers 1 en 3, € 354,00 aan eiseres 4 en € 712,00 aan eisers 2);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers 1, 3 en 4, elk afzonderlijk, tot een bedrag van € 1.068,00 en in de proceskosten van eisers 2 tot een bedrag van
Rechtsmiddel
Bijlage
artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens en beschiden over:
artikel 3.3overeenkomstig worden toegepast.
artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, houdt het bevoegd gezag, in afwijking van
artikel 3.9, eerste lid, onderscheidenlijk
artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht, de beslissing aan, indien er geen grond is de vergunning te weigeren maar voor het gebied waarin de activiteit zal worden verricht vóór de dag van ontvangst van de aanvraag: