ECLI:NL:RBOBR:2021:1668
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil over bovenwettelijke uitkering en privaatrechtelijke grondslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een bovenwettelijke uitkering ontvangt op grond van de Regeling bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid Arbeidsvoorziening, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de Regeling berust op een privaatrechtelijke grondslag, wat betekent dat de bestreden brieven geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor is de rechtbank onbevoegd om van de beroepen kennis te nemen.
Eiseres had bezwaar gemaakt tegen verschillende besluiten van verweerder, waaronder kortingen op haar uitkering en een terugvordering van een bedrag. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de brieven en handelingen van verweerder geen publiekrechtelijke rechtshandelingen zijn en dus geen besluiten in de zin van de Awb. Dit leidt tot de conclusie dat partijen hun geschillen uitsluitend bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om de door eiseres betaalde griffierechten te vergoeden, omdat verweerder eiseres op het verkeerde been heeft gezet door te stellen dat de Awb van toepassing was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.