ECLI:NL:CRVB:2011:BQ4708

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5086 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K. Zeilemaker
  • K.J. Kraan
  • J.L.P.G. van Thiel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil over verrekening bovenwettelijke werkloosheidsuitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep was gegaan tegen een beslissing van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had op 7 augustus 2009 een uitspraak gedaan in een geschil over de verrekening van een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering met een ontbindingsvergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank onbevoegd was om over deze kwestie te oordelen, omdat er geen publiekrechtelijke grondslag voor de verrekeningskwestie bestond. Dit betekent dat de rechtbank zich had moeten verklaren voor onbevoegd. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en de rechtbank onbevoegd verklaard.

Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, als rechtsopvolger van de Centrale organisatie werk en inkomen, appellant onterecht had geïnformeerd over de toepasselijkheid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor heeft de Raad besloten dat de Raad van bestuur in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld, met een totaalbedrag van € 1.449,- aan kosten van rechtsbijstand en een vergoeding van het griffierecht van € 262,-. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste rechtsgang in geschillen over sociale zekerheidsrecht.

Uitspraak

09/5086 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te Sittard, (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 7 augustus 2009, 09/163 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als rechtsopvolger van de Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen (hierna: raad van bestuur)
Datum uitspraak: 12 mei 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De raad van bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Op verzoek van de Raad heeft de raad van bestuur nadere inlichtingen gegeven. Hierop heeft appellant schriftelijk gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2011. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M.J. van Weersch, werkzaam bij de DAS. De raad van bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.H.M.J. Arets, werkzaam bij Loyalis Maatwerkadministraties BV.
II. OVERWEGINGEN
1. Met ingang van 1 januari 2009 is krachtens de Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering, Stb. 2008, 600, de raad van bestuur in de plaats getreden van de raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen (hierna: CWI). Waar in deze uitspraak sprake is van de raad van bestuur, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de raad van bestuur van de CWI.
2. Bij de bestreden beslissing van 19 december 2008 is namens het bestuur ongegrond verklaard het bezwaar tegen de beslissing van 7 maart 2008 over de verrekening van de bovenwettelijke uitkering met de door de kantonrechter vastgestelde ontbindingsvergoeding van € 80.000,-. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen de beslissing van 19 december 2008 ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van de inlichtingen aan de Raad is tussen partijen niet meer in geschil en is ook de Raad van oordeel, dat voor de in geding zijnde verrekeningskwestie geen publiekrechtelijke grondslag bestaat. Dit brengt mee dat de bestreden beslissing van 19 december 2008 over appellants aanspraken geen publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt, zodat deze beslissing geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit brengt mee dat de rechtbank (sector bestuursrecht) niet bevoegd was over het beroep te oordelen en dat zij zich onbevoegd had moeten verklaren.
4. Met het oog op artikel 8:71 van de Awb stelt de Raad vast dat over het geschil met betrekking tot de verrekening van de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering met de
ontbindingsvergoeding uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
5. Het vorenstaande brengt mee dat de aangevallen uitspraak vernietigd moet worden en dat de Raad, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, de rechtbank onbevoegd zal verklaren.
6. Omdat het bestuur appellant inzake de toepasselijkheid van de Awb op het verkeerde been heeft gezet acht de Raad tenslotte termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het bestuur te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- aan kosten van rechtsbijstand voor het beroep bij de rechtbank en op € 805,- aan kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart de rechtbank onbevoegd;
Veroordeelt de raad van bestuur in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.449,-;
Bepaalt dat de raad van bestuur het door appellant betaalde griffierecht van in totaal
€ 262,- dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en K.J. Kraan en J.L.P.G. van Thiel als leden, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2011.
(get.) K. Zeilemaker.
(get.) N.M. van Gorkum.
HD