ECLI:NL:RBOBR:2020:742

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
01/990004-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groot strafproces tegen verdachten van cocaïne-invoer en witwassen

In de zaak tegen negen verdachten, waaronder [verdachte], heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in de zogenaamde 'Megazaak Gadolinium'. De verdachten werden beschuldigd van het medeplegen van de invoer van grote hoeveelheden cocaïne vanuit Zuid- en Midden-Amerika naar Nederland, alsook van witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten betrokken waren bij de invoer van meer dan 5000 kg cocaïne, met een leidende rol voor [verdachte]. De rechtbank verwierp de betrouwbaarheid van de verweren van de verdachten en legde hen zware straffen op, variërend van dertien jaar gevangenisstraf voor [verdachte] tot lagere straffen voor de andere betrokkenen. De rechtbank oordeelde dat de vertraging in de procedure in de risicosfeer van de verdachten lag en dat er geen compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn werd gegeven. De rechtbank legde ook verbeurdverklaring op van de in beslag genomen goederen, waaronder een Audi Q5 en een geldbedrag van € 40.900.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/990004-15
Datum uitspraak: 13 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1984] ,
wonende te [postcode] , [straatnaam 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 september 2016, 30 november 2016, 20 februari 2017, 22 februari 2017, 14 juni 2017, 2 oktober 2017, 12 juni 2018, 5 november 2018, 6 november 2018, 27 november 2018, 24 januari 2019, 20 februari 2019, 27 februari 2019, 26 juni 2019, 17 september 2019, 18 september 2019, 19 september 2019, 25 september 2019, 1 oktober 2019, 2 oktober 2019, 8 oktober 2019, 9 oktober 2019, 10 oktober 2019, 29 oktober 2019, 31 oktober 2019 en 6 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna in enkelvoud: de officier van justitie) en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 augustus 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 februari 2017 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
(zaakdossier Bananen)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 te Amsterdam en/of Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Geleen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
althans opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ongeveer) 3.150 kilogram en/of (ongeveer) 628 kilogram, in elk geval (een) grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 14 juli 2015 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Geleen en/of Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit of feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het meermalen opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
binnen het grondgebied van Nederland brengen van (ongeveer) 3.150 kilogram en/of (ongeveer) 628 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
-zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
-voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
-een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) en/of mailberichten verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of -een of meer (met het beveiligingsprogramma PGP beveiligde) telefoons voorhanden gehad en/of communicatie gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of
-met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
-een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van genoemde hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of -(een) deklading(en) (bananen) laten regelen en/of
-een ruimte laten regelen voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en) en de genoemde hoeveelheden cocaïne en/of voornoemde ruimte(n) bezocht op het moment van aflevering en/of
-een of meer electrotrucks gehuurd en/of laten huren en/of bemiddeld in het huren hiervan;
2.
(zaaksdossier Ananassen)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 april 2016 te Heemstede en/of Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
-zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
-voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers is/heeft hij / hebben/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
-een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
-een of meer (met het beveiligingsprogramma PGP beveiligde) telefoons voorhanden gehad en/of communicatie gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of
-met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of -een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
-het bedrijf [bedrijf 22] als ontvanger van te importeren ananassen uit Panama laten oprichten en/of
-een of meermalen afgereisd naar Panama en/of Colombia en/of
-(een) deklading(en) (ananassen) laten regelen en/of
-(een) ruimte(n) geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en) en/of die ruimte(n) (meermalen) bezocht (ten tijde van de aflevering);
3.
(zaaksdossier Raamsdonksveer)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 december 2015 tot en met 21 december 2015 te Raamsdonksveer, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, althans opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(ongeveer) 1015,46 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer (tot op heden onbekend gebleven) mededader(s)
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 december 2015 tot en met 21 december 2015 te Raamsdonksveer, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, althans opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
(ongeveer) 1015,46 kilogram, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
bij / tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte en/of zijn mededader(s) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 21 december 2015 te Raamsdonksveer en/of Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichting heeft verschaft door
-een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
-een of meer (met het beveiligingsprogramma PGP beveiligde) telefoons voorhanden gehad en/of communicatie gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of
-met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
-een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of -opdracht gegeven om een chauffeur/transportbedrijf en/of een of meer vervoersmiddel(en) te regelen en/of een ruimte te regelen voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en) en/of
-de vrachtwagen op de snelweg met de container begeleid toen deze naar de die ruimte reed en/of
-een of meermalen afgereisd naar Colombia;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 21 december 2015 te Raamsdonksveer en/of Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1015 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
-zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
-voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers is/heeft hij / hebben/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
-een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms-bericht(en) verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
-een of meer (met het beveiligingsprogramma PGP beveiligde) telefoons voorhanden gehad en/of communicatie gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of
-met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
-een of meer betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of -opdracht gegeven om een chauffeur/transportbedrijf en/of een of meer vervoersmiddel(en) te regelen en/of een ruimte te regelen voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en) en/of
-de vrachtwagen op de snelweg met de container begeleid toen deze naar de die ruimte reed en/of
-een of meermalen afgereisd naar Colombia;
4.
(zaakdossier Witlof)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 21 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen
(van) voorwerpen, te weten
-40.900 euro, althans (een) geldbedrag(en) en/of
-een (personen)auto (merk Audi, type Q5)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op die voorwerpen waren,
en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen voorhanden hebben
gehad
en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of gebruikt heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig
misdrijf;
5.
(zaaksdossier Witlof)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen
(van) voorwerpen, te weten
-een of meer geldbedrag(en), tot een totaalbedrag van 23.224,64 euro, althans (een) geldbedrag(en),
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op die voorwerpen waren,
en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen voorhanden hebben
gehad
en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of gebruikt heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig
misdrijf;
6.
(zaaksdossier Deklading)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 21 juni 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Hillegom en/of Amsterdam, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen
(van) een of meer geldbedrag(en), althans een of meer voorwerp(en), te weten
-256.950 euro en/of 213.050 euro en/of
-141.900 euro
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op die voorwerpen waren
en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen voorhanden hebben
gehad
en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of gebruikt heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig
misdrijf,
en hij, verdachte en/of zijn mededader(s), van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
7.
(zaaksdossier Samen)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 21 juni 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of Hillegom en/of Amsterdam en/of Bilthoven en/of Amersfoort en/of Heemstede en/of Geleen en/of Maarssen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en een of meer natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
-het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
het opzettelijk aanwezig hebben
van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
-het voorbereiden en/of bevorderen van een feit of feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet
en/of
-het (gewoonte)witwassen van een of meer voorwerp(en);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. De officier van justitie kan in de vervolging (ten aanzien van alle zaaksdossiers) worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Feit 1: zaaksdossier Bananen
Het standpunt van de officier van justitie.
Primair
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen cocaïne naar Nederland is vervoerd vanuit Antwerpen, zodat om die reden vrijspraak van het primair ten laste gelegde wordt gevorderd.
Subsidiair
Naar het oordeel van de officier van justitie is het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft, samen met anderen, voorbereidingshandelingen gepleegd die ertoe geleid hebben dat via [bedrijf 25] in de tenlastegelegde periode twee ladingen bananen met cocaïne in Antwerpen zijn ingevoerd met als bestemming [bedrijf 25] in Geleen.
Het standpunt van de verdediging.
Primair
Er heeft geen invoer van cocaïne naar Nederland plaatsgevonden, de aangetroffen cocaïne is immers in Antwerpen achtergebleven. Vrijspraak dient daarom te volgen voor het primair tenlastegelegde.
Subsidiair
Vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte] bij dit feit betrokken is, dient hij vrijgesproken te worden.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding.
De rechtbank zal hieronder veelvuldig verwijzen naar documenten uit het dossier. Dit betreft administratie, waaronder facturen, transportdocumenten, e-mails en overeenkomsten. Daarnaast put zij uit bevindingen van verbalisanten. De rechtbank zal bij elke bron die zij noemt in een voetnoot de vindplaats noemen. Daar waar de rechtbank bewijs voor het tenlastegelegde feit 1 haalt uit verklaringen of taps/chats, zal zij de relevante delen daaruit opnemen bij de bewijsmiddelen en bij het vonnis voegen. Met betrekking tot de in de voetnoten genoemde documenten zal de rechtbank grotendeels volstaan met het noemen van de relevante inhoud daarvan.
De rechtbank zal beginnen met het eerste tenlastegelegde feit (zaaksdossier Bananen) in een breder verband beschouwd. Dit is nodig omdat het samenwerkingsverband van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn doorwerking heeft in nagenoeg alle deeldossiers. Dat betekent dat de inleiding veelomvattend is. Een andere reden voor de lengte van de inleiding is gelegen in de grootte van het complete dossier. Dat komt weer door het uitgebreide en zeer actieve netwerk waarin een en ander zich afspeelde.
Op grond van de in de bijlage opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen en de in de tekst genoemde voetnoten komt de rechtbank tot de volgende vaststellingen, overwegingen en conclusies. De door de verdediging gevoerde bewijsverweren vinden daarin voor zover aan de orde hun weerlegging.
A.
Bewijsoverweging: zaaksdossier Bananen
Feitelijke invoer
Op 7 juli 2015 is door de Belgische douane in de haven van Antwerpen in een container geladen met bananen een hoeveelheid van 3.597,08 kilo cocaïne aangetroffen. De container was afkomstig van het motorschip [naam motorschip 1] , dat vanuit Turbo (Colombia) via Portsmouth (UK) op 6 juli 2015 in Antwerpen was aangekomen.
Op 14 juli 2015 is door de Belgische douane in de haven van Antwerpen in een container geladen met bananen een hoeveelheid van 627,65 kilo cocaïne aangetroffen. De container was afkomstig van het motorschip [naam motorschip 2] , dat vanuit Turbo (Colombia) via Portsmouth (UK) op 13 juli 2015 in Antwerpen was aangekomen.
Feit van algemene bekendheid is dat de haven van Antwerpen voor zeeschepen uitsluitend te bereiken is via het Nederlandse gedeelte van de Westerschelde. De voornoemde twee hoeveelheden cocaïne zijn aldus per schip binnen het grondgebied van Nederland gebracht. De rechtbank is daarom, anders dan de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde bestanddeel “binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht” bewezen kan worden verklaard. De rechtbank ziet zich in dit oordeel gesteund door meerdere rechterlijke uitspraken, zie onder meer de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 31 juli 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BX5435, alsmede van 18 april 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:3076.
Betrokkenheid en wetenschap verdachten
De rechtbank zal schetsen of en op welke wijze verdachten betrokken zijn bij de invoer van de hierboven genoemde cocaïne. Daar waar verdachten betrokken waren bij de invoer van deze ladingen is hun handelen slechts als misdrijf te bewijzen als zij het opzet hadden op het invoeren van de hoeveelheid cocaïne. Daarvoor is onder meer vereist dat zij moeten hebben geweten van de in de containers aanwezige hoeveelheden cocaïne. De rechtbank zal hieronder dan ook nader ingaan op de vraag of verdachten die wetenschap hadden. Alle verdachten hebben als verweer gevoerd dat bij hen die wetenschap ontbrak.
De rechtbank zal hieronder benoemen wat zij heeft aangetroffen in het dossier en daarbij telkens tussentijds haar conclusies bespreken. Voor de leesbaarheid van de tekst zullen die gedeelten bij dit zaaksdossier
vetgedruktzijn.

Begin samenwerking [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]

Op 12 november 2014 is [bedrijf 23] (hierna ook: [bedrijf 23] of [bedrijf 23] ) opgericht, op naam van [partner medeverdachte 1] . [1]
Op 1 november 2014 werd een bankrekening ( [rekeningnummer 15] ) op naam van [bedrijf 23] geopend bij de [bank] . [2]
In de Medion laptop die is aangetroffen bij een zoeking op 7 juni 2016 op de [straatnaam 2] te Heemstede (kantoorpand [bedrijf 23] waar [medeverdachte 2] werkte) werden Spaanstalige facturen van een Colombiaans bedrijf aangetroffen die zagen op boxes fresh green cavendish banana. [3] Deze facturen dateerden van respectievelijk 15 november 2014, 4 en 12 december 2014 en waren gericht aan [medeverdachte 1] . [4] De bestemming leek - vrij vertaald - de haven van Antwerpen te zijn.
Passend bij de aantallen zoals genoemd in de facturen van december 2014 zijn er een tweetal Sea Way Bills aangetroffen van [bedrijf 24] , een bedrijf in Medellín, Colombia, waarin staat vermeld dat er 960 boxes verzonden worden aan [bedrijf 23] [straatnaam 3] Amersfoort, met daarbij als contactgegevens: [telefoonnummer 1] [e-mailadres 1] en [e-mailadres 1] . [5]
Passend bij het aantal boxes vermeld op de factuur van 15 november is een certificaat aangetroffen van [bedrijf 24] waarop eveneens [bedrijf 23] staat vermeld. [6]
In dezelfde periode werden er door het bedrijf [bedrijf 25] (waarvoor in oktober en november 2014 nieuwe bankrekeningen [7] en een nieuwe directeur [8] werden geregistreerd) eveneens bananen ontvangen met als afzender [bedrijf 24] . Uit een aantal Sea Way Bills blijkt dat zeker twee van de bovengenoemde vrachten bananen voor [bedrijf 23] het schip ( [schipnaam 1] en [schipnaam 2] ) gedeeld heeft met de bananen voor [bedrijf 25] . [9]
In Bunschoten zijn op respectievelijk 4 december 2014, 24 december 2014 en 2 januari 2015 contante geldbedragen (€ 3.000,00, € 3.000,00 en € 15.000,00) gestort op de bankrekening van [bedrijf 23] . [10]
Er zijn op 6 januari 2015 bananen aangekomen in Amersfoort op het adres van [bedrijf 23] [11]
Op 12 januari 2015 heeft [medeverdachte 2] een bedrag overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 23] inzake vrachtkosten bananen. [12]
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] vanaf november 2014 bezig is met de aankoop en import van bananen uit Colombia en dat [medeverdachte 2] hier sinds in elk geval januari 2015 bij betrokken is. De rechtbank constateert eveneens dat er een verband bestaat tussen de bananen voor [bedrijf 25] en de bananen voor [bedrijf 23] : ze worden op hetzelfde moment door dezelfde afzender met hetzelfde schip verzonden.
Vanaf het moment dat [medeverdachte 2] de betaling heeft verricht is in het dossier zichtbaar dat er naar afnemers van de bananen gezocht wordt. Er lijken zelfs advertenties van bananen op marktplaats gezet te worden. [13] Op 15 januari 2015 stuurt [medeverdachte 2] een mail aan [bedrijf 1] over de vraag wat het kost om de bananen vanuit Turbo in Colombia naar Rotterdam te laten vervoeren. [14] Hij vraagt daarna om input aan [medeverdachte 1] : “daar jij de verkoper kent.” [15]
Op 10 februari 2015 mailt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] een interne berekening die niet per ongeluk door gemaild mag worden. Hierin staan kort gezegd de te verwachten opbrengsten en de afsluiting:
“Niet slecht voor 2 boerenlullen zonder de ballen verstand van Bananen.. die pas 2 maanden bezig zijn. 
En dat is nog maar het begin..!!!!!!!!!!!!!!” [16]
Op 16 februari 2015 stuurt [medeverdachte 1] een voorstel naar afnemer [naam afnemer 1] waarin hij aankondigt de maanden april, mei en juni drie vrachten bananen per week te kunnen gaan leveren die aankomen in de haven in Antwerpen. [17] Op diezelfde dag accepteert [naam afnemer 2] van [naam afnemer 1] het aanbod en worden verdere afspraken gemaakt. [18]
Op 17 februari 2015 wordt door [medeverdachte 2] een berekening aan [medeverdachte 1] gestuurd met daarin vermeld de kosten van [medeverdachte 5] [19] Beoogd wordt om hem aan te nemen per 1 mei 2015 met een proefperiode van 6 maanden voor een brutosalaris van 3.500 euro per maand.

Een andere importeur

De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op dat moment (dus half februari 2015) zeer concrete plannen lijken te hebben voor de invoer van bananen via de haven in Antwerpen en dat ze daarvoor een werknemer ( [medeverdachte 5] ) nodig hebben. [medeverdachte 2] [20] heeft verklaard dat de enige bananen die [bedrijf 23] zelf ingevoerd heeft de drie vrachten in december 2014 en januari 2015 betreffen. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt ook dat het qua invoer door [bedrijf 23] daar bij gebleven is. Hij verklaarde dat ze de samenwerking met [betrokkene 1] beëindigden. [21] Dit betekent dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in februari 2015 concrete voorstellen deden over bananen die zij niet zelf in Nederland zouden invoeren. Uit niets blijkt dat zij op dat moment zelf bezig waren met contacten in Zuid-Amerika om zelf transporten naar Nederland te organiseren. Desalniettemin achtten zij zichzelf in staat bananen te verkopen en verwachtten zij wel de aankomst van bananen in Antwerpen in de maanden april, mei en juni 2015.
Met ingang van 23 februari 2015 worden zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als bestuurder met de titel algemeen directeur van [bedrijf 23] [22]
Op 31 maart 2015 en 1 april 2015 zijn de heer [betrokkene 2] , de heer [medeverdachte 5] en de heer [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 2] ) bij de Kamer van Koophandel te Eindhoven geweest. [23] Medewerkers van de Kamer van Koophandel hebben hun bevindingen van deze bezoeken op 31 maart 2015 en die van de volgende dag in een document weergegeven. In dit document [24] staat dat [betrokkene 2] op 31 maart 2015 een bestuurswisseling door wilde geven, maar niet goed genoeg wist waar het over ging en dus weggestuurd werd. In de middag kwam hij terug met [medeverdachte 5] en [betrokkene 3] . Het ging om een directiewisseling van [bedrijf 26] (die een onderneming heeft: [naam onderneming] ). [medeverdachte 5] vroeg of hij nou directeur werd van [naam onderneming] of van [bedrijf 26] Hij gaf niet blijk van enige kennis op dit punt en ook niet dat hij werkelijk wist waarvoor hij nou tekende, want toen het was uitgelegd moest hij nog een keer naar de hal om met [betrokkene 3] te overleggen. Het is uiteindelijk niet doorgegaan omdat [medeverdachte 5] geen adres in Nederland had.
Op 1 april 2015 kwamen ze weer terug voor een bestuurswisseling van [bedrijf 25] en [stichting] . Men liep tegen hetzelfde probleem met het adres aan. Inmiddels was [medeverdachte 5] wel naar de gemeente Heemstede geweest om zich in te schrijven, hiervan werd een uittreksel getoond door [betrokkene 3] . Dit was geen uittreksel van een woonadres. Verder speelde met betrekking tot [bedrijf 25] dat zij bestuurder was van een failliete onderneming en dat daardoor de curator groen licht zou moeten geven voor de wijziging.
Op de middag van 31 maart 2015 zijn zoekslagen gedaan op een computer die is aangetroffen op het woonadres van [medeverdachte 2] . [25] Het Export Summary Rapport bevat de volgende zoektermen:
  • dinsdag 31 maart 2015 14:16: 30: [bedrijf 25] faillissement
  • dinsdag 31 maart 2015 14:19:46: [betrokkene 2] oplichting
- Last visit: 2015-03-31T12:16:30 – [bedrijf 26] [27]
Op 1 april 2015 om 12.02 uur mailt [naam afnemer 2] van [naam afnemer 1] aan [medeverdachte 1] op [e-mailadres 2] en in cc [medeverdachte 2] de vraag of volgende week inderdaad de eerste bananen binnen komen.
Om 12.03 uur antwoordt [medeverdachte 2] aan [naam afnemer 1] (met in cc [e-mailadres 3] ):
“Nee, door omstandigheden zouden ze pas volgende week vertrekken. Dit zal dan een miscommunicatie zijn geweest.” [28]
Het bovenstaande betekent dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kennelijk een leverancier van bananen hadden waardoor zij op de hoogte gehouden werden, terwijl [medeverdachte 5] nog geen rol had bij [bedrijf 23] of enig ander bedrijf.
Ook blijkt uit het bovenstaande dat [medeverdachte 2] op 31 maart 2015 op een nauwe manier betrokken was bij de plannen waarin [medeverdachte 5] op de voorgrond werd geplaatst, hij voerde op de middag van de bezoeken van [medeverdachte 5] aan de KvK achter de computer onderzoek uit naar de informatie die daaruit naar voren kwam.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [bedrijf 23] in april of mei benaderd is door [bedrijf 25] om bananen af te nemen [29] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij [bedrijf 25] alleen via [medeverdachte 5] kende. [30]
Deze verklaringen passen niet bij de handel in bananen in de periode kort na januari 2015. Toen verkocht [bedrijf 23] bananen die zij zelf niet importeerde, en die naar later bleek door [bedrijf 25] werden ingevoerd. Op dat moment speelde [medeverdachte 5] nog geen rol en was dus het plan dat [bedrijf 23] zelf de bananen van [bedrijf 25] zou verkopen. Zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hielden zich hier intensief mee bezig.

[betrokkene 3] - [bedrijf 25] , [bedrijf 23] en [bedrijf 2]

[betrokkene 3] is een contact van [medeverdachte 1] . Zij kennen elkaar sinds in elk geval 2013. [31] Volgens [betrokkene 3] heeft hij sinds juli 2015 geen contact meer met [medeverdachte 1] [32] en hing de frequentie van contact af van de zaken die zij samen deden. [33] In de periode van 1 maart 2015 tot en met 19 augustus 2015 heeft [medeverdachte 1] 607 keer telefonisch contact gehad met het toestel van [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 3] ). [34] Dit is hetzelfde nummer als het telefoonnummer dat door [betrokkene 3] is opgegeven bij de Kamer van Koophandel op 1 april 2015 (zie boven). Dat is in nog geen zes maanden (eigenlijk zelfs vijf, gelet op de verklaring van [betrokkene 3] ) meer dan 100 keer per maand. Ter vergelijking belde [medeverdachte 1] in diezelfde periode 2007 keer met [medeverdachte 2] (meer dan 335 keer per maand, gemiddeld dus tien keer per dag) en 258 keer met zijn partner [partner medeverdachte 1] (ongeveer 43 keer per maand). Met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] belde hij resp. 357 en 342 in diezelfde periode.
[medeverdachte 1] heeft dus in de betreffende periode erg intensief contact gehad met [betrokkene 3] .
[betrokkene 3] is op 3 november 2017 veroordeeld door de rechtbank in Antwerpen voor kortgezegd de invoer van 3.608,12 kilogram cocaïne. [35] Deze veroordeling ziet op pakketten cocaïne in een op 29 juni 2015 in de haven geloste lading bananen bestemd voor de firma [bedrijf 2] . [36]
[betrokkene 3] heeft verklaard dat hij eind 2014/begin 2015 eigenaar is geworden van de vennootschap [bedrijf 2] in Herentals. Hij is met dat bedrijf bananen gaan importeren. [37] Hij heeft verklaard dat de namen [medeverdachte 5] en [betrokkene 2] hem niets zeggen. [38] Verder verklaarde hij dat [medeverdachte 1] hem heeft geholpen met het opzetten van een website voor [bedrijf 2] in april 2015. [39]
Uit onderzoek is gebleken dat de website van [bedrijf 2] , gevestigd aan de [straatnaam 4] in Herentals België ontworpen is door [bedrijf 3] . De domeinnaam van de website werd op 16 april 2015 geregistreerd door [medeverdachte 1] van [bedrijf 23]
De website van [bedrijf 23] is ook ontworpen door [bedrijf 3] . De websites zijn qua tekst en vormgeving vrijwel identiek. [40]
In het dossier zitten mails uit Colombia over boekingen voor week 23 [41] en 24. [42] In beide mails worden bestanden bijgevoegd die zien op [bedrijf 25] en [bedrijf 2] .
Van week 23
(rechtbank: 1-7 juni 2015)zitten ook twee cognossementen in het dossier gericht aan respectievelijk [bedrijf 25] ( [betrokkene 2] ) in Oudenbosch [43] en [bedrijf 2] ( [betrokkene 3] ) in Herentals. [44] Op beide cognossementen staat als scheepsnaam: [scheepsnaam] .
De rechtbank constateert op basis van het bovenstaande dat [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] terwijl zij elkaar kenden in dezelfde periode zijn begonnen met het importeren van bananen. Nu [betrokkene 3] heeft aangegeven niet te weten wie [betrokkene 2] en [medeverdachte 5] zijn, maar wel wie [medeverdachte 1] is, en uit de stukken valt op te maken dat [betrokkene 3] en [medeverdachte 1] elkaar zeer regelmatig spraken in die periode, gaat de rechtbank ervan uit dat [betrokkene 3] door [medeverdachte 1] in contact is gebracht met [medeverdachte 5]
Uit het voorgaande blijkt verder dat in het najaar van 2014 zowel [bedrijf 25] , [bedrijf 23] als [bedrijf 2] bezig waren met het importeren van bananen. Vast staat dat [medeverdachte 1] van [bedrijf 23] en [betrokkene 3] van [bedrijf 2] elkaar kenden op dat moment. In maart 2015 verscheen [betrokkene 3] ( [bedrijf 2] ) met [betrokkene 2] ( [bedrijf 25] ) en [medeverdachte 5] (op dat moment beoogd werknemer van [bedrijf 23] ) bij de Kamer van Koophandel in Eindhoven. De rechtbank maakt hieruit op dat de bedrijven [bedrijf 25] , [bedrijf 23] en [bedrijf 2] in elk geval vanaf eind maart 2015 (maar waarschijnlijk al vanaf najaar 2014) bij elkaars reilen en zeilen betrokken waren en dit bleventotdatin ladingen voor zowel [bedrijf 2] als [bedrijf 25] / [bedrijf 23] cocaïne werd aangetroffen.
Dit onderschrijft de eerdere conclusie van de rechtbank dat [bedrijf 23] in februari 2015 als handelspartner contact had met [bedrijf 25] .

Inzet [medeverdachte 5]

In februari 2015 kwam [medeverdachte 5] als oude bekende weer in contact met [medeverdachte 2] . Meteen werden plannen gemaakt om [medeverdachte 5] ook aan het werk te zetten.
Duidelijk is dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [medeverdachte 5] op het spoor van [bedrijf 25] hebben gezet. [bedrijf 25] was op dat moment al in beeld als leverancier van de bananen die [bedrijf 23] wilde verkopen.
Op 11 mei 2015 wordt [medeverdachte 5] algemeen directeur van [bedrijf 25] , [betrokkene 2] is dan al sinds 25 november 2014 enig aandeelhouder en bestuurder. [45]
Op 28 mei arriveren uiteindelijk de eerste door [bedrijf 23] aan [naam afnemer 1] verkochte bananen bij [naam afnemer 1] . Er ontstaat op 29 mei 2015 bij [naam afnemer 1] verwarring over de afzender die op de vrachtbrief (CMR) staat: [bedrijf 25] uit Geleen. [46] [medeverdachte 2] reageert diezelfde ochtend geruststellend: “Wij hebben met [bedrijf 25] een overeenkomst dat we alle vrachten van hun overnemen. Je zult conform afspraak een factuur ontvangen van [bedrijf 23] Heemstede. Groeten [medeverdachte 2] ” [47]
De verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de rol van [medeverdachte 5] bij [bedrijf 25] en hun betrokkenheid daarbij acht de rechtbank gelet op het bovenstaande ongeloofwaardig. De verklaring van [medeverdachte 5] past daarentegen wel bij bovenstaande bevindingen.
In het eerste verhoor van [medeverdachte 5] , de dag dat hij door de politie was opgehaald van het vliegveld toen hij terugkwam uit Zuid-Afrika [48] , dus zonder dat hij eerst het dossier had gelezen, verklaarde hij dat [bedrijf 25] van [medeverdachte 1] was en dat ze ( [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) hem er director van maakten. Het was een Belg die het verkocht, een klein vies ventje. [medeverdachte 1] had toegang tot [bedrijf 25] .
In zijn tweede verhoor een dag later verklaarde hij dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen de partijen in Geleen afhandelden. Hij is nooit in Geleen geweest. Hij kent een [betrokkene 3] die alles zou regelen met betrekking tot het overzetten van [bedrijf 25] .
Bovendien zijn in de laptop van [medeverdachte 1] de mailgegevens met inlogcodes van [bedrijf 25] en een aantal andere bedrijven aangetroffen. [49] Ook de inloggegevens van beide bankrekeningen van [bedrijf 25] stonden in de laptop van [medeverdachte 1] . [50]
Op basis van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [medeverdachte 5] [bedrijf 25] doelbewust hebben laten overnemen en hem verder buiten alles hebben gehouden. [medeverdachte 5] werd slechts op papier bestuurder van [bedrijf 25] maar had er feitelijk niets mee te maken. [medeverdachte 1] daarentegen had toegang tot de mail en bankzaken van [bedrijf 25] .

Tussenconclusie

De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in het voorjaar van 2015 iets te verbergen hadden en dat zij samen een constructie op hebben gezet om dat te doen. Hiervoor hebben ze [medeverdachte 5] gebruikt.

Inzet [bedrijf 4]

De eerste lading bananen die aan [naam afnemer 1] was beloofd arriveerde op 28 mei 2015 bij [naam afnemer 1] , en kwam van [bedrijf 25] in Geleen.
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 4] ) blijkt dat het telefoonnummer zich op 28 mei 2015 tussen 10:15 en 10:56 in Geleen bevond, het heeft masten aangestraald binnen het bereik van de [straatnaam 5] aldaar. [51]
Op 28 mei 2015 om 10:41 uur mailt [medeverdachte 2] ( [e-mailadres 4] ) aan [naam afnemer 2] : [52]
Onderwerp: FWD: Foto 1
Beste [naam afnemer 2] .
Zoals afgesproken de fotos (4 totaal).
De vrachten , totaal 64 Pallets worden vandaag bij jullie aangeleverd door de firma [firmanaam] .
Met vriendelijke groet
[medeverdachte 2] .
Ps factuur zorgt [medeverdachte 1] voor namens [bedrijf 23] Heemstede.
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 2] een foto [53] doormailt (Fwd) aan de klant op het moment dat de telefoon van [medeverdachte 1] in Geleen is. Deze bevindingen onderstrepen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de beschikking hebben over de bananen van [bedrijf 25] in Geleen.

[bedrijf 4]

Op 1 juni 2015 wordt [bedrijf 4] (hierna ook: [bedrijf 4] ) gevestigd, dit is op 2 juni 2015 geregistreerd. [54]
In zijn eerste verhoor op heeft [medeverdachte 5] verklaard dat hij eenmanszaak [bedrijf 4] moest vestigen. Hij moest transacties doen namens [bedrijf 23] en die kocht van [bedrijf 4] . [bedrijf 4] kocht van de leverancier. Volgens [medeverdachte 5] ging het om papieren transacties.
In het dossier bevinden zich verschillende versies van een factuur van [bedrijf 4] aan [bedrijf 23] van 8 juni 2015. Deze versies zijn op 7 juni 2016 digitaal aangetroffen op de Medion laptop aan de [straatnaam 2] in Heemstede [55] en op de laptop van [medeverdachte 1] . [56] Verder zijn drie versies van die factuur op papier (waarvan een met opvolgend factuurnummer) aangetroffen in het kantoorpand aan de [straatnaam 6] in Amersfoort. [57] De facturen zaten in een grijze ordner met op de ordnerrug: [bedrijf 23] ( [bedrijf 25] doorgestreept) Betaal Fact 2015. [58] Deze factuur betreft in alle versies 960 en 2112 boxes Cavendisch CAT 2 en heeft telkens als totaalbedrag
€ 19.880,88.
Per saldo komt de rechtbank in het dossier vier verschillende versies van dezelfde factuur met dezelfde bijzondere schrijfwijze van ‘Cavendish’ tegen in de stukken.
In voornoemde ordner zat ook een factuur van 10 juni 2015 [59] met betrekking tot 2784 Boxes Cavendisch CAT 2. Deze factuur heeft hetzelfde factuurnummer als die met het afwijkende nummer d.d. 8 juni 2015.
Verder zaten er in de ordner twee facturen d.d. 19 juni 2015 [60] en twee d.d. 26 juni 2015 [61] . Alle facturen betreffen Cavendisch/Cavendish bananen in verschillende hoeveelheden. De factuurnummers lijken niet helemaal te kloppen en op de facturen d.d. 26 juni 2015 is ook handgeschreven dat de factuur niet correct is in verband met de BTW over de commissie.
De facturen van 19 juni 2015 zijn eveneens aangetroffen in de Medion laptop op de [straatnaam 2] . [62] Onder de facturen staat ‘Met vriendelijke groeten, [medeverdachte 5] .’
Uit onderzoek naar de bankrekening van Handelsmaatschappij [bedrijf 4] bij de [naam bank]
( [rekeningnummer 1] ) blijkt dat deze rekening op 15 april 2015 geopend is door [medeverdachte 5] . [63] De betaalpas is aangevraagd op 4 juni 2015.
Op 8 juni 2015 werd door [bedrijf 23] onder vermelding van factuur [factuurnummer] een bedrag van
€ 19.880,88 overgemaakt aan [bedrijf 4] . [64]
Op 9 juni 2015 werd een bedrag van € 1,00 overgeschreven naar de bankrekening van [medeverdachte 1] met nummer [rekeningnummer 2] met als omschrijving: test. [65]
Op 9 juni 2015 werd ook een bedrag van € 19.113,88 (factuur [factuurnummer] ) en een bedrag van € 17,00 (restant overbetaling) overgeschreven naar de bankrekening van [bedrijf 25]
[rekeningnummer 3] . [66]
Uit dit onderzoek blijkt verder dat er ook op 22 juni 2015 en 26 juni 2015 substantiële bedragen zijn ontvangen van [bedrijf 23] en doorbetaald aan [bedrijf 25] . [67]
De rechtbank constateert dat de betalingen van [bedrijf 23] aan [bedrijf 4] min of meer overeenkomen met de hierboven vermelde aangetroffen facturen. Er is niets aangetroffen dat wijst op de aankoop van de bananen door [bedrijf 4] . [bedrijf 4] komt niet voor als geadresseerde of afzender op transportdocumenten, er zijn geen facturen aan [bedrijf 4] en er zijn geen overeenkomsten gevonden tussen [bedrijf 4] en haar leverancier(s).
Op 6 juli 2015, wanneer met [bedrijf 5] wordt gemaild over het inklaren van de door [bedrijf 25] aangekochte en aangeleverde vracht, wordt door een [medeverdachte 5] (die daarvoor voor zover bekend niet eerder onder die naam gemaild had vanaf het emailadres [e-mailadres 5] ) toestemming gegeven om die vracht te laten inklaren voor de firma [bedrijf 4] uit Heemstede. [68]
Deze mail ziet op de vracht die uiteindelijk op 9 juli 2015 in Geleen aan moest komen en waarin in de haven van Antwerpen 3.597,08 kilogram cocaïne is aangetroffen.
De mailsessie vanaf 6 juli 2015 met [bedrijf 5] begint met de volgende tekst: [69]
“Hierbij geef ik u bij deze formeel toestemming om de door [bedrijf 25] aangekochte en aangeleverde vracht, te laten inklaren voor de firma [bedrijf 4] uit Heemstede Nederland, met [BTW nr] .
Eea als gevolg van het tijdelijk niet actief zijn van ons eigen BTW nr. buiten onze schuld.
Wij verontschuldigen ons bij u voor de overlast, en vertrouwen erop dat eea op deze wijze is verholpen, en streven ernaar om alles voor volgende week opgelost en geheractiveerd te hebben.
Graag ontvang ik van u een bevestiging dat alles zo in orde is.
Met vriendelijke groet,
[medeverdachte 5] .
[bedrijf 25]
(…)”
In telefoongesprekken van 12 augustus 2015 [70] tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wordt gesproken over deze mailsessie. In het antwoord van [bedrijf 5] wordt gevraagd om een factuur waaruit blijkt dat [bedrijf 25] de goederen heeft verkocht aan [bedrijf 4] . [71]
De rechtbank maakt hieruit op dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kennis hebben van het feit dat er in juli 2015 gemaild is met [bedrijf 5] over een factuur van [bedrijf 25] aan [bedrijf 4] (die de rechtbank niet heeft aangetroffen).
Op 10 juli 2015 wordt de loods aan de [straatnaam 5] in Geleen doorzocht. In een ruimte die kennelijk als kantoor was ingericht werd in een kast administratieve bescheiden aangetroffen (transportformulieren) en een visitekaartje van een fruitbedrijf. In een vuilcontainer werden snippers van een verscheurd transportformulier en stickers van vermoedelijk andere zendingen goederen aangetroffen. Dit werd in beslag genomen. [72] Er werden 36 vrachtbrieven aangetroffen. [73] Op deze vrachtbrieven staat voor de zendingen die vertrokken vanaf de loods in Geleen telkens vermeld als afzender [bedrijf 25] , al dan niet met daarbij handgeschreven [bedrijf 23] Geleen.
De rechtbank maakt hieruit op dat ook in de loods aan de [straatnaam 5] niets op papier is aangetroffen dat duidt op de betrokkenheid van [bedrijf 4] .
Uit het dossier blijkt niet van enige betrokkenheid van [bedrijf 4] bij bananen, anders dan de bovengenoemde mail van 6 juli 2015 en de daarop volgende mails met [bedrijf 5] . Daar waar de namen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 5] worden genoemd als contactpersonen voor transporteurs of derden zoals Van Gansewinkel, is dat steeds namens [bedrijf 25] of [bedrijf 23] . [74]
Het bovenstaande wijst er op dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die betrokken waren bij [bedrijf 25] , ook betrokken waren bij [bedrijf 4] . Zij beschikten ook over de inloggegevens van de mail van [bedrijf 4] . [75] Dit past bij de verklaringen van [medeverdachte 5] De rechtbank hecht gelet hierop meer waarde aan de verklaringen van [medeverdachte 5] dan aan die van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [medeverdachte 5] [bedrijf 4] hebben laten oprichten teneinde zelf uit beeld te blijven. Dit past ook bij de eerdere constatering dat [medeverdachte 5] bij [bedrijf 25] naar voren is geschoven door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Het feit dat [bedrijf 4] naar voren werd geschoven bij juist de lading die cocaïne bevatte, is voor de rechtbank een duidelijk signaal dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] daar wetenschap van hadden.

Stortingen [bedrijf 25]

had in 2014-2015 twee bankrekeningen:
- [naam bank] rekening [rekeningnummer 3] , geopend op 1 oktober 2014 [76] , zakelijk vertegenwoordiger [betrokkene 2] , pasnummer-volgnummer: [pasnummer] ;
- [straatnaam 8] te Erkelenz (Duitsland) [rekeningnummer 4] , geopend op 13 november 2014 [77] , gemachtigde [betrokkene 4] .
Op beide bankrekeningen zijn contante geldbedragen gestort en daarvan werd onder meer betaald aan [bedrijf 24] te Colombia. [78]
Vanaf 3 juni 2015 lijkt er het een en ander veranderd te zijn:
Op 3 juni 2015 worden de laatste stortingen bij de [straatnaam 8] in Erkelenz gedaan (totaal € 20.000,00), en op 3 juni 2015 wordt datzelfde bedrag overgemaakt naar de [naam bank] rekening van [bedrijf 25] . [79]
Op 3, 4 en 5 juni 2015 worden er ook bedragen gestort op de [naam bank] rekening van [bedrijf 25] , maar niet meer zoals eerder in het zuiden van het land. [80] Nijkerk, Heemstede, Baarn en Bunschoten zijn de locaties van de stortingen die dagen.
Daarna volgen geen stortingen meer op de [straatnaam 8] rekening van [bedrijf 25] , maar wel de volgende stortingen op de [naam bank] -rekening van [bedrijf 25] :
3 juni 2015: € 10.000,00 om 13.30 in Nijkerk
4 juni 2015: € 10.000,00 om 10.22 in Heemstede
€ 5.000,00 om 13.26 in Baarn
5 juni 2015: € 4.950,00 om 09.06 in Bunschoten
en dan op 5 juni 2015 een betaling van € 40.265,28 aan [bedrijf 24] [81]
11 juni 2015: € 15.000,00 om 10.49 in Bunschoten
12 juni 2015: € 15.000,00 om 14.14 in Bunschoten
15 juni 2015: € 15.000,00 om 11:07 in Bunschoten [82]
en dan op 15 juni 2015 een betaling van € 33.711,65 aan [bedrijf 24] [83]
26 juni 2015: € 15.000,00 om 19.21 in Bunschoten
27 juni 2015: € 3.000,00 om 10.14 zonder locatie (locatie blijkt Baarn te zijn [84] )
€ 4.000,00 om 10.09 idem [85]
€ 4.000,00 om 10.07 idem
€ 4.000,00 om 10.03 idem
29 juni 2015: € 15.000,00 om 11:12 in Heemstede
en dan op 29 juni 2015 een betaling van € 40.651,47 aan [bedrijf 24]
3 juli 2015: € 15.000,00 om 14.54 in Heemstede
en dan op 7 juli 2015 een betaling van € 34.364,39 en € 2.379,07 aan [bedrijf 24]
Op 7 juli 2015 werd de eerste lading cocaïne bestemd voor [bedrijf 25] inbeslaggenomen in Antwerpen. Na 7 juli 2015 vinden er alleen nog maar automatische afschrijvingen plaats op de Nederlandse bankrekening. En op de Duitse bankrekening vinden alleen nog maar renteafschrijvingen plaats. [86]
Vanaf begin mei 2015 houdt [medeverdachte 2] met [bedrijf 23] kantoor aan de [straatnaam 2] te Heemstede. [medeverdachte 1] houdt met [bedrijf 23] al langer kantoor aan de [straatnaam 3] in Amersfoort. [medeverdachte 2] woont in [plaatsnaam 1] en [medeverdachte 1] in [plaatsnaam 2] . [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 4] liggen dichtbij [plaatsnaam 2] .
Het valt de rechtbank op dat deze stortingen passen bij een ander ‘stortingspatroon’, te vinden in deeldossier Ananassen in samenhang met Deklading. Kort gezegd komen de bevindingen in die dossiers met betrekking tot deze periode (vanaf mei 2015) op het volgende neer.

Stortingen Duitsland

In mei 2015 heeft [medeverdachte 1] met een relatie van hem in Duitsland, medeverdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) via Whatsapp contact over een plan waarvan niet zeker is of het doorgaat. Het heeft iets te maken met fruit kopen en dat ze moeten afwachten. Op 4 juni 2015 meldt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] dat hij heeft gezegd ‘ieder 30 K moeten die 2000 betalen’ en dat ‘die 60 of 90 per week willen doen’. [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 6] : ‘Jij krijgt cash en overmaken naar België ’ en ‘Kan over drie dagen kan iedere dag zonder problemen in bank storten 30000’.
[medeverdachte 6] stelt allerlei vragen en ook: ‘Oke wanneer moet dat dan van start gaan. Want ik moet er immers ook zijn dan’.
[medeverdachte 1] reageert met: ‘WEET NIET !!! Wachten en maak geen enkele fout met overmaken omdat die mensen zoeken ons op’.
[medeverdachte 6] lijkt niet te kunnen wachten, maar [medeverdachte 1] bericht pas op 11 juni 2015 dat die 90 willen doen vandaag. Ze spreken af voor morgen, dus 12 juni 2015, om 10.00 uur net over de grens bij Groningen.
De Whatsappsessie is integraal opgenomen in het dossier Ananassen. Daaruit volgt dat in de zomer van 2015 [medeverdachte 1] regelmatig grote geldbedragen voor een opdrachtgever aan [medeverdachte 6] heeft overhandigd en dat [medeverdachte 6] deze bedragen heeft gestort en overgemaakt naar een Belgisch bedrijf, [bedrijf 6] .
Er ontstond regelmatig stress over het tempo waarmee het geld op de Belgische rekening belandde. Uiteindelijk ging het mis met de stortingen van 19-21 augustus 2015 waarvan
€ 40.000,00 wel in België terecht kwam, maar € 52.000,00 niet. Dit leidde tot een ontmoeting op 11 september 2015 waarbij [medeverdachte 6] € 30.000,00 terug betaalde aan degene van wie het geld kwam; verdachte [verdachte] . Deze ontmoeting is geobserveerd. [medeverdachte 2] was van deze situatie op de hoogte.
De resterende € 22.000,00 heeft [medeverdachte 1] via [bedrijf 23] (in overleg met [medeverdachte 2] ) aan [medeverdachte 6] geleend en aan [verdachte] overhandigd op 14 september 2015.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 1] eind mei 2015 met [medeverdachte 6] al communiceerde over geld dat gestort moest worden in opdracht van [verdachte] . Verder constateert de rechtbank dat de stortingen die op de [naam bank] -rekening van [bedrijf 25] werden gedaan volledig passen in het stortingspatroon van [medeverdachte 6] in Duitsland. De Whatsappberichten sluiten ook aan bij die bevindingen, die geven immers aan wanneer [medeverdachte 1] contact heeft gehad met [verdachte] (berichten dan wel ontmoetingen).
Wanneer de gegevens naast elkaar gelegd worden leidt dit tot de volgende constateringen:
Uit de apps van 4 juni 2015 blijkt dat [medeverdachte 1] contact gehad heeft met [verdachte] . In die periode (3, 4 en 5 juni 2015) is er geld gestort op de [naam bank] -rekening van [bedrijf 25] in [plaatsnaam 2] (woonplaats [medeverdachte 1] ) en omgeving en in [plaatsnaam 5] (kantoor [medeverdachte 2] ).
Vervolgens heeft [medeverdachte 1] op 11 juni 2015 weer contact met [verdachte] . Op 11, 12 en 15 juni volgens er stortingen van telkens € 15.000,00 in Bunschoten op de rekening van [bedrijf 25] (zie boven). Daarnaast brengt [medeverdachte 1] op 12 juni 2015 contanten naar [medeverdachte 6] , die die ochtend € 28.400,00 stort. [87] Op diezelfde dag wordt een bedrag van € 27.500 overgeboekt naar [bedrijf 6] met als vermelding CONSULTING INVOICE [Invoice nummer] . Het rekeningnummer van [bedrijf 6] is volgens het bankafschrift van [medeverdachte 6] [rekeningnummer 5] . [88]
Een en ander betekent dat er van 11 tot en met 15 juni 2015 herleidbaar € 73.400 is gestort. Op 11 juni appte [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] dat die 90 willen doen en dat [medeverdachte 6] 30 moet storten.
[medeverdachte 6] vraagt [medeverdachte 1] om rekeningen. In de laptop van [medeverdachte 1] zijn drie facturen aangetroffen van [bedrijf 6] aan [bedrijf 7] op het adres van [medeverdachte 6] . [89] Deze dateren echter van 25 juni, 26 juni (consulting Invoice) en van 16 juli 2015 en hebben een ander rekening(
factuur)nummer dan de hierboven genoemde factuur.
In de laptop van [medeverdachte 1] is in de verwijderde items [90] een notitie aangetroffen die volgens de metagegevens opgemaakt is op 20 juni 2015 te 16:08 [91] . Bovenaan deze notitie [92] staat:
Dingen voor volgende week die geregeld moeten worden.
Op de tweede helft van het blad staat:
[bedrijf 25]
bij storten nieuwe betaling overkant
Duitsland storting met overboeking
Facturen in orde maken
En eventueel nieuwe boeking organiseren
Op 23 juni 2015 laat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] weten dat hij ‘die’ een bericht gestuurd heeft en dat hij op antwoord wacht.
Op 26 juni 2015 laat [medeverdachte 1] weten aan [medeverdachte 6] dat hij vandaag een afspraak heeft en dat hij misschien geld krijgt het is dan al te laat om [medeverdachte 6] nog te zien die dag. Op 26 juni 2016 om 19.21 uur wordt er wel weer € 15.000,00 gestort op de [naam bank] rekening van [bedrijf 25] in Bunschoten. Op 27 juni 2015 laat [medeverdachte 1] [medeverdachte 6] weten dat hij nu 50K heeft. In de ochtend van 27 juni 2015 wordt er ook in vier delen € 15.000,00 gestort in Baarn op de [naam bank] -rekening. [medeverdachte 1] laat aan [medeverdachte 6] weten dat ze elkaar treffen in Amersfoort en dat hij vanuit Antwerpen komt. Op 28 juni 2015 wordt er op de rekening van [medeverdachte 6] € 22.300,00 en op 29 juni 2015 € 22.725,00 gestort. [93] Op diezelfde dag wordt er € 32.300,00 overgemaakt aan [bedrijf 6] onder vermelding van Rek-Nr [rekeningnummer 6] . De factuur in de laptop van [medeverdachte 1] komt hier mee overeen qua bedrag en factuurnummer. [94]
Op 29 juni 2015 heeft [medeverdachte 1] contact met [medeverdachte 6] en zegt hij dat hij morgen weer bij die mensen is. [medeverdachte 6] vraagt of ze in Holland zijn en [medeverdachte 1] bevestigt dit. Op de rekening van [bedrijf 25] wordt die dag € 15.000,00 gestort in Heemstede. Op 3 juli wordt er ook nog € 15.000,00 gestort in Heemstede.
Op zondag 19 juli 2015 vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] of hij kan storten. [medeverdachte 1] is nu in Antwerpen. Ze spreken af elkaar morgen te ontmoeten, [medeverdachte 1] vertrekt om 8 uur vanaf Antwerpen. Ze overleggen over hoeveel mogelijk is en [medeverdachte 1] sluit af met dat hij 100 brengt en dat [medeverdachte 6] dat in twee dagen doet. Daar verdienen ze samen 5000 aan. Op 21 juli 2015 wordt op de rekening van [medeverdachte 6] € 42.700,00 en € 20.000,00 gestort. Op die dag wordt ook € 41.200,00 overgemaakt aan [bedrijf 6] onder vermelding van Rek. Nr. [rekeningnummer 7] . [95] Opvallend is dat er in de laptop van [medeverdachte 1] een factuur van 16 juli 2015 zit met nummer 16072015103 voor
mediation export/sales food products3 cargo voor een bedrag van € 41.200,00. [96] Deze komt qua bedrag en datum overeen, maar niet qua factuurnummer.
Op 22 juli 2015 bericht [medeverdachte 1] [medeverdachte 6] dat hij foto’s moet sturen omdat hij pas geld krijgt als [medeverdachte 6] foto’s van de overboeking stuurt. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij vanaf Maastricht komt en ze spreken af in Emmerich.
Op 22 juli 2015 wordt een bedrag van € 27.400,00 gestort en op 23 juli 2015 wordt een bedrag van € 46.200,00 overgemaakt naar [bedrijf 6] onder vermelding van Rek. Nr. [rekeningnummer 8] . [97] [medeverdachte 6] vraagt [medeverdachte 1] dan ook om rekeningen omdat de bank rekeningen wil zien.
Dan volgen er bijna dagelijkse stortingen in Duitsland [98] :
24 juli 2015: € 10.000,00 om 14:58
25 juli 2015: € 8.900,00 om 11:19
27 juli 2015: € 10.500,00
28 juli 2015: € 16.700,00 om 13.22
Op 29 juli 2015 volgen er twee overboekingen naar [bedrijf 6] :
  • € 17.800,00 onder vermelding van Rek. Nr [rekeningnummer 9]
  • € 28.400,00 onder vermelding van Rek. Nr. [rekeningnummer 10]
In augustus wil [medeverdachte 6] graag verder, desnoods zonder [medeverdachte 1] , maar [medeverdachte 1] zegt dat ze alleen een op een met hem willen en dat ze moeten afwachten. Op 18 augustus vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] hoeveel hij op een dag kan storten. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij met die is nu. Hij bericht: ‘Misschien 100 vandaag’. Ze spreken af om 1900 in Amersfoort. Er volgen stortingen:
19 augustus 2015: € 24.800,00
20 augustus 2015: € 40.000,00
21 augustus 2015: € 22.600,00
en een overboeking naar [bedrijf 6] van € 40.000,00 onder vermelding van Rek. Nr. [rekeningnummer 11] . [99]
Verder blijkt uit de afschriften van [medeverdachte 6] dat er op 11 september 2015 een bedrag van € 30.000,00 op zijn rekening is overgemaakt en dat hij dat bedrag heeft opgenomen op 11 september 2015. [100]

11.september 2015

Op 11 september 2015 is er in de namiddag een treffen tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] . Dit vindt plaats bij [tankstation] aan de [snelweg 1] . Door [medeverdachte 6] is een envelop met daarin € 30.000,00 euro overhandigd aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] heeft deze envelop aan [medeverdachte 4] gegeven. [medeverdachte 4] maakte deel uit van het gezelschap van [verdachte] en [medeverdachte 3] . [verdachte] heeft ter plaatse gesproken met zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 6] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van een bedrag dat bij [verdachte] vandaan kwam en dat naar hem terug moest. Duidelijk is dat [medeverdachte 1] in de gesprekken met [medeverdachte 2] kort voorafgaand aan die ontmoeting met de namen Andries en Adriaan doelde op [verdachte] .

[verdachte] – [bedrijf 25]

De rechtbank stelt op basis van het bovenstaande vast dat de stortingen die gedaan zijn op de Nederlandse bankrekening van [bedrijf 25] vanaf 3 juni 2015, gedaan zijn door [medeverdachte 1] in opdracht van [verdachte] .

Vast staat dat het geld dat werd gestort op de rekeningen van [bedrijf 25] werd gebruikt om geld over te maken aan [bedrijf 24] [101] en aan andere bedrijven voor aan de import gelieerde kosten (transport, inklaren). Nu [medeverdachte 1] beschikte over de inloggegevens van beide bankrekeningen en hij in elk geval de stortingen vanaf 3 juni 2015 voor zijn rekening heeft genomen, gaat de rechtbank er ook van uit dat hij de bedragen die daarna zijn overgemaakt heeft overgemaakt. De rechtbank gaat er gelet op de Whatsappberichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] vanuit dat [medeverdachte 1] de opdracht hiertoe en de daarvoor benodigde gegevens van [verdachte] heeft gekregen.

[betrokkene 2]

De betrokkenheid van [verdachte] komt verder in beeld wanneer wordt gekeken naar de rol van eerdergenoemde [betrokkene 2] .
In het dossier duikt [betrokkene 2] op in oktober 2014. Op 1 oktober 2014 vraagt hij een zakelijke rekening aan bij de [naam bank] voor [bedrijf 25] . [102] Op respectievelijk 24, 25 en 26 november 2015 wordt [betrokkene 2] bestuurder van een aantal rechtspersonen, waaronder [bedrijf 25] (waarvan hij ook enig aandeelhouder wordt). Op dat moment is [bedrijf 25] al bananen aan het invoeren, zo blijkt uit een Sea Way Bill van 21 november 2014. [103] Als bestemmingsadres is daarop ingevoerd [straatnaam 5] in Geleen en het wordt verscheept door [bedrijf 24] te Medellín, Colombia. De [straatnaam 5] is met ingang van 1 oktober 2014 gehuurd door [bedrijf 8] , de overeenkomst is getekend door gemachtigde [betrokkene 4] . [104] Deze [betrokkene 4] heeft op 13 november 2014 de hierboven genoemde bankrekening ( [rekeningnummer 4] ) in Duitsland geopend voor [bedrijf 25] [105]
In diezelfde periode (juli 2014 – februari 2015) worden door [betrokkene 4] op de privérekening van [betrokkene 4] bij diezelfde [straatnaam 8] in Duitsland een groot aantal stortingen gedaan, gevolgd door overboekingen aan [bedrijf 6] [106]
Bij de stukken van [betrokkene 2] is een schermafdruk (d.d. 21-2-2015) gevonden van een bericht d.d. 10/12/2014 van [bank 2] met betrekking tot het nummer waarop de Security SMS zal worden ontvangen: + [rekeningnummer 12] . [107]
Uit hetgeen hierboven met betrekking tot de overboekingen van [medeverdachte 6] op de rekening van [bedrijf 6] staat, volgt dat [bedrijf 6] een bankrekening bij [bank 2] had.
In de loods aan de [straatnaam 5] in Geleen is een visitekaartje aangetroffen van [getuige 1] van [bedrijf 9] . [108]
In Colombia is een tweetal getuigen gehoord, waaronder bovengenoemde [getuige 1] . Deze laatste verklaart dat het hem bekende nummer van [bedrijf 6] gevestigd te Diepenbeek in België [telefoonnummer 5] is. Hij verklaart tevens dat hij met betrekking tot [bedrijf 6] contact onderhield met [afnemer] . [109] [afnemer] heeft verklaard dat [bedrijf 6] bananen van hen kocht en dat hij betalingen ontving van [bedrijf 6] van bankrekening [rekeningnummer 13] . Hij heeft als telefoonnummer opgegeven: [telefoonnummer 6] . [110] Beide heren verklaren overigens ook over de leveringen aan [bedrijf 25] .
[betrokkene 2] heeft blijkens een bij zijn stukken aangetroffen bankafschrift op 6 november 2015 op zijn eigen bankrekening een betaling van € 800,00 ontvangen van de rekening van [bedrijf 6] te Diepenbeek ( [rekeningnummer 5] ). [111]
De rechtbank maakt uit deze gegevens op dat [bedrijf 6] gebruik maakte van [bank 2] rekening [rekeningnummer 13] en telefoonnummer + [rekeningnummer 12] . Delen van deze gegevens komen terug bij de stukken van [betrokkene 2] , via het kaartje in de loods van [bedrijf 25] in Geleen en uit de stortingen van [medeverdachte 6] voor [verdachte] .
[betrokkene 4] voornoemd was betrokken bij [bedrijf 25] , maar ook bij [bedrijf 6] eind 2014, begin 2015. In de zomer van 2015 was [medeverdachte 1] betrokken bij beide ondernemingen in opdracht van [verdachte] .
[betrokkene 4] heeft verklaard dat hij de rekening in Duitsland voor [bedrijf 25] heeft geopend op verzoek van de kopers en dat zij de bankpasjes en de codes van hem gekregen hebben. [betrokkene 2] heeft [bedrijf 25] overgenomen, [betrokkene 4] is met hem naar de Kamer van Koophandel en de notaris geweest. [betrokkene 4] weet niet of [betrokkene 2] het voor zichzelf deed. Hij werd aangedragen door [betrokkene 5] , die zijn [stichting] ook heeft gekocht. Hij zat met [betrokkene 5] op kantoor op [straatnaam] in Susteren.
[verdachte] heeft op 18 september 2019 ter zitting verklaard dat hij zichzelf en [betrokkene 5] herkent op foto’s die zijn gemaakt bij de deur van het kantoorpand aan [straatnaam] te Susteren in april 2015.
[betrokkene 2] is meermalen door de politie verhoord en ook bij de rechter-commissaris. Hij heeft kort gezegd verklaard dat hij benaderd is door Alex en dat hij op verzoek van Alex het bedrijf [bedrijf 25] heeft overgenomen. Hij kent [betrokkene 4] , hij verklaart dat hij een kopie van zijn paspoort thuis had liggen. Deze kopie is inderdaad aangetroffen in zijn stukken. [112] Hij had contact met [betrokkene 3] via Alex . Hij is met [betrokkene 3] naar de [bank 2] geweest voor het openen van een rekening voor [bedrijf 25] en de bankkaarten gingen naar Alex . Hij is ook met [betrokkene 3] naar Duitsland geweest voor het openen van een rekening bij de Sparkasse. Hij kreeg toen direct een pas mee en die heeft Alex meegenomen.
In zijn eerste verhoor wordt hem de fotomap getoond. Uit deze map herkent hij in zijn eerste verhoor niemand. In zijn tweede verhoor een dag later worden hem losse foto’s getoond. Hij herkent daarop [betrokkene 4] [113] en die Zuid-Afrikaan [114] die de firma heeft overgenomen. In zijn derde verhoor herkent hij zonder twijfel uit dezelfde fotomap als in zijn eerste verhoor Alex ( [verdachte] ). Hier blijft hij bij in zijn verhoor bij de rechter-commissaris.

Betrouwbaarheidsverweer van [verdachte] met betrekking tot getuige [betrokkene 2]

Namens verdachte [verdachte] is aangevoerd dat de verklaring van [betrokkene 2] waarin [verdachte] wordt herkend als iemand die samen met hem bemoeienis had in het bedrijf [bedrijf 25] onbetrouwbaar is. Hij baseert dit op de wijze waarop [betrokkene 2] verklaart en in het bijzonder op het feit dat hij aanvankelijk tot twee keer toe [verdachte] niet herkent en daarna ineens wel herkent. De verklaringen zijn innerlijk tegenstrijdig en het zomaar uitkiezen van een verklaring is in strijd met de regelen der kunst. Bij de latere verklaring heeft de kracht van herhaling wellicht zijn werk gedaan. De verklaringen moeten dus worden uitgesloten, dan wel niet gebezigd worden in een bewijsconstructie.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenning van [betrokkene 2] in zijn derde verhoor ruim voldoende ondersteuning vindt in hetgeen hierboven aan feiten en omstandigheden staat beschreven. Zowel [betrokkene 4] als [betrokkene 2] verklaren dat de rekeningen in opdracht van een ander/anderen moesten worden geopend en dat de bankpassen met diegene zijn meegegaan. [betrokkene 4] benoemt dat de koper van [bedrijf 25] behoort tot iemand van de groep van [betrokkene 5] , bij wie hij op kantoor zat. Hij benoemt ook dat de personen uit die groep zich wellicht niet altijd van hun eigen naam bedienen. Hij kent de naam [verdachte] . Zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 4] verklaren dat er post voor hem arriveerde op de [straatnaam 9] in Echt. [verdachte] heeft verklaard bij [betrokkene 5] op kantoor in Susteren te zijn geweest. [betrokkene 4] heeft hier ook zijn kantoor gehad. Bovendien is gebleken dat [betrokkene 4] in het najaar van 2014 en begin 2015 geld op zijn Duitse privérekening heeft gestort en overgemaakt aan [bedrijf 6] . Hierboven is reeds vastgesteld dat [verdachte] degene is geweest voor wie in de zomer van 2015 grote sommen geld in Duitsland gestort moesten worden en daarna overgemaakt aan [bedrijf 6] . [medeverdachte 6] wist van [medeverdachte 1] dat de stortingen waren voor de aankoop van bananen, zo blijkt uit de Whatsapp gesprekken. In oktober 2015 is in Turbo (Colombia) in een partij bananen bestemd voor [bedrijf 6] te Diepenbeek 300 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. [115]
Het bovenstaande betekent dat het verweer door de rechtbank wordt verworpen en dat de verklaringen van [betrokkene 2] kunnen worden gebezigd voor het bewijs en dat het verweer op dit punt wordt verworpen.

Betrouwbaarheidsverweer van [verdachte] met betrekking tot [medeverdachte 1]

De rechtbank gebruikt bij de bespreking van dit zaaksdossier enkele passages uit de verklaring van [medeverdachte 1] in haar bewijsmiddelen.
Namens [verdachte] is een betrouwbaarheidsverweer gevoerd.
De rechtbank begrijpt het verweer zo dat de door [medeverdachte 1] bij de politie afgelegde verklaringen en de door hem ingediende schriftelijke verklaring (hierna tezamen kortweg: de verklaringen van [medeverdachte 1] ) in hun geheel als onbetrouwbaar van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Nu in dit deel van het vonnis geen verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs worden gebezigd die zien op [verdachte] en het verweer daartegen gericht is, zal de rechtbank dit verweer met betrekking tot dit tenlastegelegde feit 1 reeds hierom verwerpen. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat de door de rechtbank hier gebezigde passages uit de verklaringen van [medeverdachte 1] als onbetrouwbaar terzijde moeten worden gesteld. Daarnaast wordt verwezen naar de overwegingen strekkende tot verwerping van het ten aanzien van [medeverdachte 1] gevoerde betrouwbaarheidsverweer zoals gegeven bij de tenlastelegging voor zover verband houdende met het zaaksdossier Raamsdonksveer, die als hier herhaald en ingelast kunnen worden beschouwd en die de verwerping van het verweer zelfstandig dragen.

Conclusie met betrekking tot het opzet van verdachten

De rechtbank stelt vast dat [betrokkene 2] is ingezet om [verdachte] buiten beeld te houden. [verdachte] was degene die de scepter zwaaide met betrekking tot de handel van [bedrijf 25] , hij regelde de financiering van de ladingen bananen en de bijkomende kosten. Hij had er kennelijk echter een groot belang bij zelf buiten beeld te blijven. [betrokkene 2] is op enig moment vervangen door [medeverdachte 5] en [verdachte] heeft [medeverdachte 5] gevonden via zijn tussenpersonen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Vast staat dat [verdachte] contact had met [medeverdachte 1] in mei 2015. Nu niet valt in te zien hoe [verdachte] in maart 2015 [medeverdachte 5] met [betrokkene 2] naar de Kamer van Koophandel kon sturen zonder dat hij [medeverdachte 5] geïntroduceerd heeft gekregen, gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 5] voor die positie naar voren heeft geschoven. [medeverdachte 1] zal hierover contact gehad hebben met [verdachte] . Dit ligt ook voor de hand nu [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in februari 2015 reeds bananen van [bedrijf 25] aan het verkopen waren.
[verdachte] is de drijvende kracht achter de handel van [bedrijf 25] geweest en heeft ervoor gezorgd dat hij buiten beeld bleef omdat er grote hoeveelheden cocaïne mee moesten komen met de bananen. Om dit buiten beeld blijven goed te organiseren heeft hij [medeverdachte 1] (en daarmee ook [medeverdachte 2] ) ingeschakeld. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren van de reden hiervoor op de hoogte, zij werkten er ten volle aan mee. Zij hebben [medeverdachte 5] hiervoor bewust gebruikt.
[medeverdachte 1] heeft vanaf halverwege mei 2015 besproken met [medeverdachte 6] dat er vooruitzichten waren die te maken hadden met stortingen door [medeverdachte 6] . [medeverdachte 1] was toen dus bezig met stortingen in Duitsland voor [verdachte] . [medeverdachte 6] was een oude bekende van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 6] bij [verdachte] geïntroduceerd. Vanaf het moment dat het startte in juni 2015 ging het om substantiële bedragen.
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in elk geval in februari 2015 zaken deden met [verdachte] . Er zijn zeker aanwijzingen voor eerdere betrokkenheid (zoals het gelijktijdig laten verschepen van bananen door [bedrijf 23] en [bedrijf 25] en het gelijktijdig starten met importeren van bananen door [bedrijf 23] , [bedrijf 25] en [bedrijf 2] ), maar nu dit buiten de scope van dit onderzoek en deze tenlastelegging valt, zal de rechtbank hier niet verder op ingaan.
Vanaf in ieder geval mei 2015 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dan ook betrokken geweest bij het creëren van een rookgordijn ten behoeve van [verdachte] . Zij hebben vanaf dat moment geweten dat zij betrokken waren bij het invoeren van bananen uit Zuid-Amerika waarbij de ware spelers (inclusief zijzelf) buiten beeld moesten blijven. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wetenschap hebben gehad van de reden van de beoogde schimmigheid: het invoeren van cocaïne. Het inschuiven van [bedrijf 4] bij de bewuste lading is een duidelijk signaal dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook op de hoogte waren van in welke lading de cocaïne zat. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] moeten deze kennis hebben verkregen van [verdachte] . Uiteindelijk is ook in twee ladingen bestemd voor [bedrijf 25] een zeer grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben samen bewust hun werk gemaakt van verschaffen van een legale dekmantel voor de praktijken van [verdachte] .
Dit betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging opzettelijk cocaïne hebben ingevoerd in juli 2015.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is de rechtbank duidelijk dat het bij [medeverdachte 5] aan wetenschap en dus opzet ontbrak in zaaksdossier Bananen. [medeverdachte 5] zal dus met betrekking tot feit 1 worden vrijgesproken.
Algemene beschouwingen op het dossier als geheel

Algemene overwegingen over opzet

Voordat verder wordt gegaan met de bespreking van de verschillende feiten en dus zaaksdossiers zal de rechtbank eerst nader ingaan op het beeld dat ontstaat wanneer het complete dossier wordt bezien. Dit is van belang omdat hieruit door de rechtbank mede het opzet van de betrokken verdachten op de aan hen tenlastegelegde Opiumwetdelicten wordt afgeleid.
De rechtbank constateert dat het dossier zich concentreert op het samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Er is sprake van het opzetten van verschillende handelslijnen ten behoeve van de import van producten uit Zuid- en Midden-Amerika. De rechtbank merkt uitdrukkelijk op dat zij niet uitsluit dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] buiten dat met verschillende andere producten uit wellicht andere landen bezig waren. Dit doet echter aan de vaststellingen en conclusies van de rechtbank over de werkzaamheden van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met betrekking tot de producten uit Zuid- en Midden-Amerika niet af.
Werkwijze [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn nadat de bananen van die op 9 juli 2015 zouden worden bezorgd niet meer in actie gekomen voor [bedrijf 25] . Ook hieruit blijkt dat zij op de hoogte waren van het transport dat cocaïne bevatte. Het abrupt beëindigen van een bestaande handelslijn is opvallend.
Vanaf het moment dat de telefoontaps op de lijnen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden aangesloten (pas vanaf 11 augustus 2015) blijkt wel dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volop doorgaan met het organiseren van de verkoop van producten uit Zuid-Amerika.
Vanaf het moment dat de taps lopen is er een lopend werkproces. Niets hoeft nog onderling te worden afgestemd, men heeft aan een half woord van elkaar genoeg. Dit blijkt onder meer uit het feit dat ze dan spreken over/met:
  • de codenamen voor personen;
  • de berichten van/contacten met die personen;
  • de kleine telefoontjes;
  • de bananen en de ananassen;
  • dat [medeverdachte 5] er buiten gehouden moet worden;
  • de geldstromen.
Een sprekend voorbeeld is een gesprek van 11 augustus 2015 om 13.10 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] : [116]
[medeverdachte 1] zegt uit de buurt van Eindhoven te komen want hij had vanmorgen even een afspraak met die accountant en met [betrokkene 13] (fon) er bij.
[medeverdachte 1] zegt dat die nog erger is dan [medeverdachte 5] .
[medeverdachte 1] moest letterlijk en figuurlijk alles voorkauwen.
[medeverdachte 2] zegt dat dat alleen maar lekker is.
[medeverdachte 2] zegt dat hij [medeverdachte 1] wat dat betreft een handje kan geven.
[medeverdachte 1] zegt dat alles daar nu klaar en geregeld is. "Hij" weet wat hij moet doen. [medeverdachte 1] is nu onderweg terug.
[medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 1] die Bill of Lading binnen heeft van
die ananassen. [medeverdachte 1] zegt van wel en heeft die al lang. [medeverdachte 1] wacht nog op de pre factuur. Als die binnen is kunnen ze gaan bellen.
[medeverdachte 1] zegt dat "hij" alles in de gaten zal houden en [medeverdachte 1] heeft hem gezegd dat als die binnen is er gelijk actie ondernomen moet worden. [medeverdachte 1] krijgt dan een berichtje en kan dan mee kijken.
[medeverdachte 2] zegt dat er niets gedaan mag worden zonder dat [medeverdachte 1] het ziet. [medeverdachte 1] zegt dat er inderdaad niks gedaan of beantwoord mag worden zonder dat hij het weet.[medeverdachte 1] zegt dat "hij" dat nu snapt.
[medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 1] die afspraak met die andere jongens, Rotterdam, nog gemaakt heeft. [medeverdachte 1] heeft hen nog niet gehoord maar denkt dat die in de loop van de dag wel zullen bellen.
[medeverdachte 2] zegt dat die dan al weer een slechte start hebben want ze zouden gisteravond of vanmorgen wat laten horen. [medeverdachte 1] zegt dat ze vandaag zouden bellen. [medeverdachte 2] zegt gisteravond of vanochtend.
[medeverdachte 1] heeft niets gehoord en wacht af.
[medeverdachte 2] zegt dat dit de eerste keer is dat ze hun afspraak niet nakomen.
[medeverdachte 1] zegt dat de tussenpersoon zei dat ze vanavond of morgenochtend zouden bellen om een afspraak te maken.
[medeverdachte 2] vraagt of zij elkaar vandaag nog moeten zien en [medeverdachte 1] zegt in principe niet. [medeverdachte 1] wil morgen naar kantoor toe komen want dan heeft hij de hele dag.
(…)
[medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 1] nog contact met Es (fon) gehad heeftover dat zout en die sojabonen. [medeverdachte 1] heeft Es gisteravond een bericht gestuurd en ze zijn bezig. [medeverdachte 1] zegt op die mensen aan de andere kant te wachten voor die sojabonen zeg maar.
(...)
[medeverdachte 2] vraagt of Gé (fon) nog iets had voor die soja?[medeverdachte 1] heeft daar niets van gehoord maar ze zijn er wel mee bezig. Als ze informatie hebben bellen ze [medeverdachte 1] gelijk op.
Spreken elkaar later
In dit gesprek komt de positie van [medeverdachte 5] aan de orde, ananassen, de stand van zaken met betrekking tot S en G (codenamen) en het krijgen van berichten van hen.
Hieronder zal de rechtbank de kenmerken van de werkwijze van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bespreken, zoals deze blijken uit het gehele dossier. Er wordt in de voetnoten vooral verwezen naar taps, maar ook naar andere stukken. De rechtbank zal niet uitputtend de taps noemen die gaan over de desbetreffende onderwerpen, maar steeds een aantal ter onderbouwing van hetgeen benoemd wordt.
Importeren van producten uit Zuid- en Midden-Amerika
Onderzoek 26Gadolinium beslaat een groot aantal zaaksdossiers. Hieronder zijn de zaaksdossiers opgesomd waarin sprake was van het importeren van een legaal product in of via Nederland. De rechtbank merkt op dat alle betreffende producten werden geïmporteerd vanuit een Zuid- of Midden-Amerikaans land.
zaaksdossier
product
land van herkomst
Bananen
bananen
Colombia
Ananassen
ananassen
Panama
Gerard
hout
Brazilië
Simon
meubels
Colombia
Glycerine
glycerine
Colombia
Raamsdonksveer
ananassap
Costa Rica [117]
Codenamen en communicatie met die personen (onder meer de Blackberry toestellen)
Uit de taps komt naar voren dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bepaalde letters of namen beginnend met die letters gebruiken voor handelscontacten. In dit onderzoek heeft de focus gelegen op A ( Aad , Adriaan , Andries ), S ( [naam 1] ) en G ( Gerard ). Uit de taps blijkt niet van enig rechtstreeks telefonisch contact met deze personen. Toch is het zo dat [medeverdachte 1] regelmatig berichten van hen ontvangt en zo nu en dan ontmoetingen met hen heeft.
Uit bovenstaande overwegingen over het zaaksdossier Bananen blijkt dat met Adriaan / Andries [verdachte] wordt bedoeld. In dit onderzoek is vastgesteld dat [medeverdachte 1] [118] , maar ook [verdachte] [119] beschikten over een of meerdere Blackberry/PGP-toestellen. Het is dus zeer wel mogelijk dat zij onderling contact hebben gehad buiten de getapte lijnen om. Op 15 september 2015 vertelt [medeverdachte 1] ook aan [medeverdachte 2] dat hij bijna zijn telefoon in een envelop aan Adriaan had terug gegeven. ‘Ik zeg dat is mijn telefoon, want ik zeg die praktijken daar ben ik niet van gediend.’ [120]
In de verschillende zaaksdossiers wordt zichtbaar dat er sprake is van het gebruik van Blackberry-toestellen. [medeverdachte 1] heeft hierover bijvoorbeeld in relatie tot [medeverdachte 7] over verklaard dat hij van Gerard (in datzelfde verhoor wees hij op een foto [medeverdachte 7] aan als Gerard ) een witte Blackberry telefoon heeft gehad. [121] Bovendien is onder [medeverdachte 1] een Blackberry in beslag genomen die toen recent in gebruik leek te zijn genomen en waarin berichten stonden over glycerine. [122]
In zaaksdossier Simon blijkt dat [medeverdachte 5] in opdracht van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op zondag 18 oktober 2015 naar Antwerpen moest om iets op te halen, maar ook om iets voor Simon vanuit Amsterdam naar Antwerpen te brengen [123] . [medeverdachte 5] verklaarde daarover dat hij ’s avonds een telefoon naar Antwerpen moest brengen en dat het een Blackberry was in een gesealde Blackberry doos. [124]
Over de tap komt ook zeker drie maal (in verschillende zaaksdossiers) naar voren dat de ‘telefoon’ het niet doet. [125]
Blackberry toestellen zijn regelmatig voorzien van PGP encryptie. Van deze Pretty Good Privacy Blackberry toestellen, die alleen gebruikt kunnen worden door via een bepaalde server afgeschermd met elkaar contact te hebben, wordt veel gebruik maakt in het criminele circuit. [126] Daarnaast is er een alternatief op het gebruik maken van de PGP-server. [127] Dan wordt er gebruik gemaakt van een Micro SD kaart met een encryptiemodule van het merk Certgate (ook bekend onder merknaam BC no 1). Het voordeel ten opzichte van PGP is dat de berichten rechtstreeks van de ene telefoon naar de andere gaan. Uit het lichaam van [verdachte] is na zijn aanhouding zo’n Micro SD kaart tevoorschijn gekomen. [128] In de woning van [medeverdachte 3] is een doosje aangetroffen van het merk No. 1 BC, met pasje en gebruikershandleiding. [129] Daarnaast zijn in de woning van [medeverdachte 3] 29 Blackberry toestellen aangetroffen. [130]
Verder blijkt dat [medeverdachte 1] zowel tegen [medeverdachte 6] als tegen [medeverdachte 2] zegt dat men alleen contact met hem wil. [131] [medeverdachte 1] houdt [medeverdachte 2] wel continu op de hoogte van zijn contacten met de bewuste personen, [132] [medeverdachte 2] vraagt er ook steeds naar.
Overig versluierd taalgebruik
De rechtbank ziet hetzelfde als verbalisanten [133] in de getapte telefoongesprekken met betrekking tot het vragen naar marges door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] . Een concreet voorbeeld zijn de gesprekken van 6 oktober 2015. Wanneer het over de lading foeilelijke meubels gaat (gesprek rond 09 uur in de ochtend) bevestigt [medeverdachte 1] desgevraagd aan [medeverdachte 2] dat er wel een grote marge op zit. [134] In datzelfde gesprek vraagt concludeert [medeverdachte 2] dat het verhaal met Gerard (hout is betaald, dus kan niet afgeblazen worden) dan een kleine zaak is met een kleine marge erop. [135] Later die dag rond 16 uur spreken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] elkaar weer. Dan gaat het weer over het hout van Gerard . [medeverdachte 2] vraagt of er een tweede vracht achteraan komt, [medeverdachte 1] zegt van niet. [medeverdachte 2] vraagt of er dan wel een grote marge op zit, [medeverdachte 1] zegt van niet. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] dat wist. [136] Er wordt bijvoorbeeld ook door [medeverdachte 1] overlegd over wat voor term gebruikt zal worden voor goederen. “ [medeverdachte 5] vraagt wat die moet rijden wat zal ik zeggen”, “dat ik niet iets zeg waar het niet op lijkt.” [137] Overigens leidt dit juist in dat dossier tot wat verwarring tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , omdat [medeverdachte 2] in de eerste instantie denkt dat met ‘groen’ geld bedoeld wordt. [138]
Vermoeden van afluisteren/angst voor meelezen
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben het er regelmatig over dat ze dingen niet over de telefoon kunnen bespreken. [139] Ook vermoedt [medeverdachte 2] dat hij afgeluisterd wordt. [140] [medeverdachte 2] vraagt zich ook af of hij dingen naar [medeverdachte 1] kan mailen. [141]
Kleine telefoontjes / één-op-éénlijnen
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gebruiken zonder enige aarzeling of nadere uitleg een één op één lijn die zij de ‘kleine telefoontjes’ [142] noemen. Zij schakelen met enige regelmaat. [medeverdachte 1] heeft een groot aantal verschillende telefoons [143] die hij consequent voor verschillende personen gebruikt. Dat is wel eens onhandig, als je in de auto iets in één van je drie telefoons moet opzoeken [144] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] benoemen ook de noodzaak van het aanschaffen van een nieuwe één-op-éénlijn (voor met de accountant) [145] . [medeverdachte 2] gaat die dingetjes even halen en heeft wel wat Latex verf en geeft ze dan alle twee een grote stip, dan weet je welke welke is. [146]
Van twee van de nummers bij [medeverdachte 1] in gebruik blijkt dat hij die nummers gebruikt om te bellen met een nummer wat alleen met de laatste drie cijfers afwijkt van zijn eigen nummer [147] . Zo zijn de nummers van de kleine telefoontjes van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] :
[telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 1] )
[telefoonnummer 8] ( [medeverdachte 2] )
En de telefoon die [medeverdachte 1] gebruikt in het zaaksdossier Kerstpakketten (‘Bel op die’) [148] heeft hij daarvoor gebruikt met [naam boekhouder] (de boekhouder):
[telefoonnummer 9] ( [medeverdachte 1] )
[telefoonnummer 10] ( [naam boekhouder] ) [149]
Het is een feit van algemene bekendheid dat prepaidtelefoontjes die op dezelfde plek en tijd verkocht worden nummers uit dezelfde serie bevatten. Overigens vraagt [naam boekhouder] het op 27 oktober 2015 voor de zekerheid nog aan [medeverdachte 1] :
“(...) NN (
Rb: [naam boekhouder]) zegt die man gaat door maar ze komen naar Amsterdam. Die man wil [medeverdachte 1] ontmoeten.
NN: omdat ehhh… ik kan met deze telefoon wel zeggen hè. Weet je zeker dat je hem anders nog niet gebruikt hebt?
Th: Wat zeg je?
NN: Heb jij ehh … deze telefoon alleen nog maar met mij gebruikt hè? want ehh…
Th: Nee, dat is alleen tussen jou en mij dit.
NN: Ja perfect. Dus die man gaat dat honderd procent doen. (…)” [150]
In het onderzoek is vastgesteld dat het nummer van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 11] ) inderdaad met ingang van 27 oktober 2015 in gebruik is genomen. [151]
De rechtbank ziet soortgelijk gebruik van goedkope ‘weggooi’ telefoons terug bij veel strafzaken - met name in de Opiumwetsfeer - waar heimelijke communicatie van groot belang is. Ook hier worden deze telefoons evident op die manier gebruikt.
Gebruiken namen anderen
Daar waar zij sommige personen consequent niet bij hun eigen naam noemen, gebruiken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wel de naam van hun bekende anderen om zelf buiten beeld te blijven [152] . Voorbeelden daarvan zijn de beide voornamen en de achternaam van [medeverdachte 5] , maar ook bijvoorbeeld de namen van [medeverdachte 8] [153] of [medeverdachte 9] . [154] Een zeer concreet voorbeeld is te zien in een reeks gesprekken van 14 december 2015, dat [medeverdachte 1] voert omdat men op zoek is naar een loods (dossier Raamsdonksveer). [155] [medeverdachte 1] wordt dan op de één op één lijn die hij gebruikt wanneer hij contact heeft met [betrokkene 6] gebeld door een [betrokkene 7] . Bij de begroeting maakt [medeverdachte 1] zich bekend als [medeverdachte 5] . [medeverdachte 1] probeert een afspraak te maken en zegt dat hij ook zijn compagnon kan sturen. [betrokkene 7] vraagt dan wat de naam van de compagnon is. [medeverdachte 1] zegt dat die [medeverdachte 9] van [bedrijf 10] heet. [medeverdachte 1] zegt dat hij hem even zal bellen en dat hij daarna terug zal bellen. Tien minuten later belt [medeverdachte 1] dan met [betrokkene 6] en vraagt hem of hij de volgende dag even kan gaan kijken. [156] Vier minuten later belt [medeverdachte 1] als ‘ [medeverdachte 5] ’ terug naar [betrokkene 7] . [medeverdachte 1] bevestigt de afspraak en de naam [medeverdachte 5] Hij zegt vervolgens dat de eigenaar zelf, [medeverdachte 9] , morgen komt kijken. [157]
Het erbuiten houden van [medeverdachte 5]
Zoals hierboven is overwogen met betrekking tot het deeldossier Bananen, gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben ingezet als pion om zelf buiten beeld te blijven. In de rest van het dossier wordt het beeld van de rechtbank niet anders. Er wordt zeer regelmatig over [medeverdachte 5] gesproken door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Een voorbeeld is het gesprek op 29 september 2015 in [naam hotel] te Den Bosch. Bij dit gesprek is [medeverdachte 1] aanwezig, maar [medeverdachte 2] niet. [medeverdachte 1] zegt dat hij 1 zo’n jongen daarvoor ingezet heeft. Die heb z’n eigen ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, [bedrijf 25] en die heeft nu een rode vlag staan bij de KvK. (…) Hoe krijg ik die eruit? (…) Hij weet ook niks. Hem … (NTV) … ook niks van [bedrijf 25] . [158] Op diezelfde dag spreekt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] en vindt hij het goed uit komen dat [medeverdachte 5] morgen vrij is. [159] Als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Engeland willen laten rijden bespreken ze met elkaar details die ze niet met [medeverdachte 5] delen. [160] Het onwetend houden van [medeverdachte 5] komt ook zeer duidelijk tot uitdrukking bij de bespreking van het dossier Kerstpakketten.
Geldstromen
[medeverdachte 1] is aantoonbaar vanaf juni 2015 tot en met juni 2016 bezig met stortingen van grote contante bedragen ten behoeve van de import van de verschillende producten vanuit Zuid-Amerika (zie bespreking zaaksdossier Deklading). Dit komt naar voren in de diverse deeldossiers. Hij stort onder meer geld voor de bananen ( [bedrijf 25] ), ananassen ( [bedrijf 22] ) en glycerine ( [bedrijf 23] ). Hij overlegt hierover ook met [medeverdachte 2] : over de noodzaak weer geld te krijgen, over de manier om onopvallend te blijven storten. [161] [medeverdachte 2] houdt ook goed in de gaten wat de financiële situatie is. [162] Zoals hierboven reeds opgemerkt dacht [medeverdachte 2] bijvoorbeeld bij ‘groen’ in Kerstpakketten aan geld. [medeverdachte 2] was er in zaaksdossier Simon van op de hoogte dat [medeverdachte 5] op 18 oktober 2015 heen en weer naar Antwerpen ging en terug kwam met geld. [163]
Nadat er gestort is, wordt er overgeboekt. Ook dit komt naar voren bij de bespreking van de betreffende zaaksdossiers. Het overboeken wordt door of in opdracht van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gedaan. Dat zij hiertoe in staat zijn komt doordat ze beschikken over bankpassen en gegevens (dat wordt hierna besproken).
storten
Overboeken
[bedrijf 25]
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 1]
[bedrijf 6]
[medeverdachte 6] (via [medeverdachte 1] )
[medeverdachte 6] (in opdracht [medeverdachte 1] )
[bedrijf 22]
[medeverdachte 8] en met name [medeverdachte 1]
[medeverdachte 8] (in opdracht van [medeverdachte 1] )
[bedrijf 23]
met name [medeverdachte 1]
/ [medeverdachte 2]
[bedrijf 4]
[medeverdachte 5] in opdracht van [medeverdachte 1]
[medeverdachte 5] / [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1]
Het gaat hierbij met grote regelmaat om zeer grote bedragen contant geld dat gespreid gestort moet worden zodat het niet opvalt (zie bijvoorbeeld gang van zaken bij zaaksdossier Bananen). Daarna volgen betalingen naar bedrijven in Zuid-Amerika om de bestelde goederen te betalen.
Het vervalsen van documenten
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn gedurende de hele periode creatief met facturen en andere documenten. Dit blijkt bijvoorbeeld al in de periode van de stortingen door [medeverdachte 6] : [medeverdachte 6] vraagt steeds om facturen om de stortingen te verantwoorden bij de bank. Op de laptop van [medeverdachte 1] zijn ook facturen aangetroffen die moeten zien op een aantal van die stortingen. Ook bij de zogenaamde transacties van [bedrijf 4] aan [bedrijf 23] zijn op zowel de laptop van [medeverdachte 2] als die van [medeverdachte 1] facturen aangetroffen (in verschillende versies). Over de tap komt ook naar voren dat [medeverdachte 1] heeft zitten knippen en plakken (Ananassen). [164] In dossier Glycerine bespreken ze creatief met een factuur voor bakken te zullen omgaan. [165]
Inloggegevens e-mail
[medeverdachte 1] beschikt over de inloggegevens voor de email van alle bedrijven die hij gebruikt om uit het zicht te blijven. Dat zijn in elk geval [bedrijf 25] [166] , [bedrijf 4] [167] , [bedrijf 11] [168] , [bedrijf 22] [169] , [bedrijf 10] [170] en [bedrijf 12] . [171] In de eerdergenoemde in zijn laptop aangetroffen verwijderde notitie van 20 juni 2015 [172] met ‘dingen die voor volgende week geregeld moeten worden’ staat ook onderaan:
‘Laptop met telefoonkaart zodat ik overal online ben voor mails alle bedrijven’
Bankpassen/inlogcodes internetbankieren
[medeverdachte 1] beschikt over bankpassen en/of inlogcodes voor online bankieren voor meerdere bedrijven. Hierboven is al genoemd dat in zijn laptop de inloggegevens van [bedrijf 25] stonden. [173] Ook van [bedrijf 22] heeft hij de bankpas opgehaald ten behoeve van het storten. [174] Van [bedrijf 12] heeft [medeverdachte 1] ook de bankpas opgehaald. [175] Ook kon hij van die bankrekening de mutaties zien. [176] De bankpas van [bedrijf 11] wilde [medeverdachte 1] ook krijgen. [177]
Ook op de eerdergenoemde notitie van 20 juni 2015 [178] in zijn laptop staat (met betrekking tot een op te richten BVBA):
‘Rekening nummer omzetten nieuwe eigenaar Plus pas en internet bankieren’
Nachtkaars
De rechtbank constateert dat van alle bedrijven waar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bemoeienis mee hebben gehad al gedurende de looptijd van het onderzoek weinig overbleef.
Zij trekken hun handen af van [bedrijf 25] op het moment dat er cocaïne tussen de lading is aangetroffen en uitgehaald.
Bij [bedrijf 22] worden de bestelde ananassen uiteindelijk niet eens meer opgehaald in de haven en blijft [medeverdachte 8] met schulden achter [179] .
[bedrijf 4] wordt opgeheven zodra [medeverdachte 5] weg gaat bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [180]
[medeverdachte 9] is niet eens toegekomen aan inschrijving bij de kamer van koophandel [181] en uit het dossier blijkt niet dat [bedrijf 12] uiteindelijk op vlieghoogte is gekomen.
De huurovereenkomsten van bedrijfsruimten voor eenmalige bestellingen (meubels in Hoofddorp [182] en ananassap in Raamsdonksveer [183] ) zijn ook steeds voor een opvallend korte termijn, een blauwe maandag zogezegd, maar dit wordt niet van te voren aan de verhuurder gemeld.
Nauwelijks opbrengst, laat staan winst
Geen van de in de zaaksdossiers genoemde geïmporteerde producten heeft op zichzelf iets fundamenteels opgeleverd. Het meest zal nog verdiend zijn aan de bananen die van [bedrijf 25] bij [naam afnemer 1] terecht zijn gekomen. Bijzonder is ook dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich weinig leken aan te trekken van het feit dat de producten zelden of niet eenvoudig verkoopbaar waren.
Geen pottenkijkers
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hechtten er waarde aan dat de locaties waar de goederen zouden worden ontvangen uit het zicht waren. Dit speelt in meerdere zaaksdossiers:
13 augustus 2015 voor wat betreft de loods die [medeverdachte 5] zocht voor het hout. [184]
- begin september 2015 voor wat betreft de loods die [medeverdachte 6] zocht voor het voor [verdachte] op te richten bedrijf in Duitsland. [185]
15 december 2015 voor wat betreft de loods die [betrokkene 9] bezocht in Raamsdonksveer voor het transport ananassap [186]
Taakverdeling [medeverdachte 1] / [medeverdachte 2]
Vanaf het moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samenwerken houden zij elkaar continu op de hoogte van wat zij doen. De hoeveelheid taps is overweldigend en zoals hierboven beschreven kan op basis van de historische gegevens van hun telefoonnummers worden geconstateerd dat zij vanaf 1 maart 2015 gemiddeld meer dan tien keer per dag contact met elkaar hadden. [medeverdachte 1] onderhoudt de contacten met de opdrachtgevers en stroomlijnt de ontvangst van de ladingen. Hij organiseert desverzocht ontvangende bedrijven, transporten, loodsen, handjes, stortingen en betalingen. [medeverdachte 2] laat zich op de hoogte houden van alle vorderingen en vooruitzichten en regelt alles dat vanuit kantoor geregeld kan worden, zoals kopers voor de ladingen, contacten met transporteurs, zoeken van loodsen/bedrijfsruimten, betalingen van facturen (al dan niet met behulp van zijn echtgenote). Zo en nu dan heeft hij ook contact met leveranciers uit Zuid- of Midden-Amerika, zoals bij de meubels. [medeverdachte 2] denkt vooral met [medeverdachte 1] mee, voorziet hem van advies en stuurt hem aan.
Conclusie diensten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
De rechtbank concludeert op basis van al hetgeen zij hierboven over de samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft weergegeven dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen gedurende een langere periode opzettelijk werkten voor verschillende opdrachtgevers die compleet uit beeld wilden blijven. Kort gezegd, zij hebben hun professie gemaakt van hetgeen de conclusie was bij Bananen: het verschaffen van een legale dekmantel voor de illegale praktijken van anderen. Uit het totaalbeeld van het hele dossier blijkt dat die praktijken van anderen zien op het invoeren van cocaïne. In drie van de zaaksdossiers is daadwerkelijk cocaïne aangetroffen. Er is geen indicatie dat er sprake zou zijn van andere illegale praktijken dan de invoer van cocaïne. Er is echter zoals gezegd zeker een indicatie dat alle betrokken opdrachtgevers iets te verbergen hadden. Al hetgeen hierboven staat weergegeven ‘druipt’ van geheimzinnig doen en houden.
Los van het feit dat er drie maal cocaïne is aangetroffen, zijn de signalen van betrokkenheid bij cocaïne ook, zoals hiervoor overwogen:
  • de enorme bedragen geld in verschillende coupures;
  • het gebruik van Blackberry toestellen;
  • het gebruik van wegwerptelefoontjes;
  • de aanvoer vanuit Zuid- of Midden-Amerika per schip;
  • de loodsen uit het zicht.
De rechtbank merkt op dat duidelijk blijkt uit het dossier dat er sprake is van verschillende niveaus van geheimzinnigheid. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] lijken onderling niet over Blackberry toestellen te hebben beschikt. Dit geldt eveneens voor de door henzelf ingeschakelde personen, ongeacht of dit zogenaamde katvangers of andere betrokkenen waren, zoals bijvoorbeeld [betrokkene 9] of [betrokkene 3] .
Met betrekking tot degenen die gebruik maakten van de diensten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ligt dat anders. Zoals hierboven is gebleken zijn die personen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet te horen in de getapte gesprekken. Deze personen hadden er een groot belang bij buiten beeld te blijven (precies de reden waarom zij gebruik maakten van de diensten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ). In de in Gadolinium voorkomende zaaksdossiers is een rol weggelegd voor Adriaan , Simon en Gerard .
Zoals uit de bespreking van zaaksdossier Bananen is gebleken gaat de rechtbank ervan uit dat met ‘ Adriaan ’ (of alle verschillende varianten daarop) [verdachte] bedoeld wordt.
Daar waar het gaat over ‘ Simon ’ kan de rechtbank niet vast stellen welke persoon dat is. Dat betekent dat men er tot op heden in is geslaagd de onzichtbaarheid vast te houden.
Van ‘ Gerard ’ is gebleken dat het [medeverdachte 7] betreft. Dit zal hierna bij de bespreking van zaaksdossiers Gerard en Glycerine eveneens aan de orde komen.
De rechtbank zal hieronder nader ingaan op de personen [verdachte] en [medeverdachte 7] .
[verdachte]
Omtrent [verdachte] is de rechtbank in vergelijking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opvallend weinig bekend.
Uit het politieonderzoek blijkt dat hij geboren is in Antwerpen en dat hij daar ook woonde ten tijde van zijn aanhouding [187] . Hij heeft de Belgische [188] en de Marokkaanse nationaliteit. [189] Op de [straatnaam 1] in Amsterdam, waar hij is aangehouden op 21 juni 2016 [190] , woont de moeder van zijn kind, [partner verdachte] [191] , met haar kinderen.
Uit onderzoek is gebleken dat hij in België over de periode 2012-2015 geen belastingaangifte heeft gedaan en dat hij geen inkomsten heeft gehad in die periode. [192] In het restaurant [naam restaurant] aan de [straatnaam 10] te Antwerpen heeft hij tot september/oktober 2011 gewerkt. [193] [partner verdachte] heeft een uitkering. [194] Zelf verklaarde hij op 21 juni 2016 geen geld te hebben. [195]
Op 21 juni 2016 is (om 07.00 uur) [196] ter aanhouding van [verdachte] door de politie binnengetreden op de [straatnaam 1] in Amsterdam. [verdachte] lag op het moment dat de politie hem vond op een plastic kast op het balkon. Hij trachtte naar het balkon van de buren te komen. Zijn partner [partner verdachte] was op dat moment binnen in de woning. Er werd tevens een hele witte Blackberry aangetroffen op de slaapkamer en twee helften van een witte Blackberry op het balkon, waaruit een SD-kaart ontbrak. [197]
Op dezelfde dag om 18.30 is het lichaam van [verdachte] onderworpen aan een CT-scan. De medewerkers van de Airport Medical Services zeiden dat zich in het lichaam van verdachte een klein, niet-natuurlijk voorwerp bevond. [198] Op 23 juni 2016 was dat nog steeds zo. [199] Op 3 juli 2016 is veilig gestelde ontlasting van [verdachte] door de Koninklijke Marechaussee overgedragen en onderzocht. Er bleek een beschadigde Micro-SD geheugenkaart in te zitten. Deze is in beslag genomen en ter onderzoek aangeboden aan het NFI. [200] Een medewerker van het NFI heeft na eerste onderzoek verklaard dat het aangetroffen onderdeel afkomstig is van een micro SD-kaart van het merk Certgate. Een telefoon voorzien van een dergelijke SD-kaart biedt een soortgelijke versleuteling als een PGP-telefoon. De versleuteling van Certgate wordt veelal gebruikt in combinatie met software van het bedrijf [bedrijf 13] . Een doosje van dit merk werd ook in de woning van [medeverdachte 3] aangetroffen. [201]
Verder werd in de berging van de woning aan de [straatnaam 1] een bedrag van
€ 40.900,00 aangetroffen [202] , dat de rechtbank aan [verdachte] toeschrijft.
Uit het Marokkaanse paspoort van [verdachte] dat eveneens in de woning werd aangetroffen blijkt dat [verdachte] erg veel heeft gereisd voorafgaand aan zijn aanhouding. [203] De stempels en visa waren van de volgende landen (datum afgifte paspoort 26 maart 2012) [204] :
  • Duitsland;
  • Frankrijk;
  • Spanje;
  • Turkije
  • Marokko;
  • Verenigde Arabische Emiraten;
  • Colombia;
  • Panama.
Op 7 januari 2015 is [verdachte] op de luchthaven in Weeze (Duitsland) aangetroffen met € 35.125,00 aan contanten op zak. Het contante bedrag was als volgt opgedeeld:
4.825 Euro in de broekzak (coupures: 2x200, 43x100, 2x50, 1x20, 1x5)
20.300 Euro in een portemonnee in de reistas (40x500, 1x100, 4x50)
10.000 Euro in de koffer (100x100)
[verdachte] was van plan met vlucht [vluchtnummer] van Weeze naar Marrakech te vertrekken. Hij kon betreffende de herkomst van het geld geen stukken tonen. [206]
[verdachte] is in gezelschap van [medeverdachte 3] [207] in het najaar van 2015 drie maal naar Colombia afgereisd (begin oktober, eind oktober en begin december 2015), waarvan de laatste twee keer gecombineerd met Panama [208] . De eerste keer naar Colombia is [medeverdachte 4] ook meegereisd. [209]
Bij de zoeking in de [straatnaam 1] op 21 juni 2016 werd ook een Samsung Galaxy Note tablet in beslag genomen. In deze tablet stonden 93 e-mails gericht aan [e-mailadres 6] . In de periode 19 maart 2013 tot 5 april 2015 zijn er e-mails afkomstig van havenbedrijf [naam havenbedrijf] aangetroffen op deze tablet. [210] Bij een van de mails was het onderwerp: Alfapass-kaarten voor afhaling. [211] Meerdere berichten hebben betrekking op het proberen te krijgen tot het terrein 1700. Dit is volgens de verbalisant vermoedelijk [Kaai] gelegen in de Antwerpse haven. Er is eerder een ander onderzoek gedaan naar het plaatsen van illegale software bij rederijen gelegen of gelieerd aan de Antwerpse haven. Een van de benadeelde partijen was [naam havenbedrijf] . [212] Verder zijn er op de tablet vier foto’s van de Antwerpse haven gedownload. [213]
Bij de bespreking van het zaaksdossier Bananen is al aan de orde gekomen dat de rechtbank van oordeel is dat [verdachte] opzettelijk betrokken was bij de invoer van cocaïne in juli 2015. Ook is daar aan de orde gekomen dat [verdachte] erg zijn best heeft gedaan om grote contante geldbedragen via Duitsland op de bankrekening van [bedrijf 6] te krijgen. In oktober 2015 is in een lading bananen voor [bedrijf 6] (waarvan de bestellingen bij dezelfde bedrijven in Colombia verwerkt werden als die voor [bedrijf 25] ) 300 kilogram cocaïne aangetroffen.
Bij de bespreking van zaaksdossier Raamsdonksveer zal aan de orde komen dat [verdachte] daarbij eveneens de hulp van [medeverdachte 1] heeft ingeroepen en hem van alles voor de ontvangst van de partij cocaïne in die betreffende lading heeft laten regelen.
Een en ander betekent dat [verdachte] aantoonbaar een rol heeft gespeeld bij in dit dossier drie ladingen waartussen zich cocaïne bevond (en in een vierde geval, dat niet ter beoordeling voor ligt).
Uit de Whatsappberichten tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] [214] blijkt dat [medeverdachte 1] [bedrijf 22] opricht voor [verdachte] . Later wordt ook regelmatig besproken dat de ananassen van Adriaan zijn (zie de bespreking van dat zaaksdossier).
Er hebben in dit dossier geobserveerde ontmoetingen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] plaatsgevonden:
datum
locatie
in gezelschap van
vindplaats in dossier
4 september 2015
[bedrijf 14] [straatnaam 11] Amsterdam
[medeverdachte 4]
p. 1355 e.v. Ananassen
11 september 2015
[tankstation] [snelweg 1] [plaatsnaam 6]
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]
p. 788 e.v. Ananassen
29 september 2015
[straatnaam 12] Amsterdam
-
p. 1366 e.v. Ananassen
18 december 2015
[winkel 1] Amsterdam
-
p. 1407 Ananassen
[winkel 2] Breda
[medeverdachte 3]
p. 1409 Ananassen
En verder blijkt uit de taps dat er zeker meer ontmoetingen zijn geweest, een voorbeeld daarvan is op 14 september 2015 bij de [clubnaam] in Amsterdam. [215]
Uit de ontmoetingen op 11 en 14 september 2015 en met name de gesprekken die [medeverdachte 1] daarover met [medeverdachte 2] voert, [216] blijkt dat [medeverdachte 1] erg veel last heeft gehad van de dreigende manier waarop hij door [verdachte] verantwoordelijk wordt gehouden voor het verlies van € 52.000,00 door [medeverdachte 6] . De mogelijkheid om bij het lijden van schade tot dergelijke bedragen te procederen voor de civiele rechter lijkt bij alle betrokkenen niet op te zijn gekomen.
Samengevat komt al het bovenstaande er op neer dat [verdachte] :
  • zonder inkomen toch de beschikking had over substantiële contante bedragen;
  • tijdens een inval van de politie op de vlucht slaat en daarbij een Blackberry ontmantelt;
  • mogelijk bewijsmateriaal opeet;
  • tijdens de tenlastegelegde periode in een tijdvak van nog geen drie maanden drie maal naar Zuid-Amerika afreist;
  • interesse heeft voor toegang tot de haven van Antwerpen;
  • regelmatig ontmoetingen met [medeverdachte 1] heeft op openbare locaties;
  • in staat lijkt te zijn angst in te boezemen;
  • zich vaak laat vergezellen door [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] .
Een en ander maakt dat de rechtbank bevestigd ziet dat [verdachte] zich op professionele wijze bezig houdt met het invoeren van grote partijen cocaïne in Nederland en daarbij zijn uiterste best doet uit handen van politie en justitie te blijven.
[medeverdachte 7]
Ook [medeverdachte 7] is een van de personen die gebruik maakt van de diensten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Hij komt in beeld als Gerard , een persoon waar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het over hebben vanaf de eerste taps op 11 augustus 2015. Ook voor hem zijn ze bezig met het importeren van goederen uit Zuid-Amerika.
Uit politieonderzoek is gebleken dat [medeverdachte 7] weliswaar een eigen bedrijf heeft, maar daar weinig tot niets mee verdiende in 2015-2016. [217] Zijn partner [partner medeverdachte 2] had in 2014 en 2015 een uitkering. [218]
Bij hem thuis is – verstopt – een bedrag van € 261.980,00 aangetroffen. [219] Daarnaast blijkt uit zaaksdossier Glycerine dat hij regelmatig substantiële contante geldbedragen aan [medeverdachte 1] overhandigde, die [medeverdachte 1] vervolgens stortte en investeerde in glycerine uit Colombia.
In het voorjaar van 2016 bezocht [medeverdachte 7] Colombia (12-24 april 2016) [220] .
Ook bij [medeverdachte 7] in huis zijn drie Blackberry toestellen aangetroffen. [221] De berichten uit de Blackberry van [medeverdachte 1] gaan voor een groot deel over glycerine. [222] Ook zitten er tapgesprekken in het dossier waarin wordt gesproken over een telefoon die het niet doet. [223] Het is ietwat wonderlijk om iemand te bellen op zijn telefoonnummer en dan tegen diegene te zeggen dat zijn telefoon het niet doet. Het probleem wordt echter opgelost na een treffen op de gebruikelijke locatie. [224]
Onder [medeverdachte 7] is tevens een plaatsbepalingssysteem in beslag genomen, bestaande uit:
GPS monitor geïnstalleerd op Nokia GSM type RM346 model E71-1.
4 trackers Sanev type GT-GC101
Op een van de trackers waren GPS locaties terug te vinden (tijd en datum onbekend) die zich bevonden op de Maasvlakte rondom de ECT [225] .
Opmerking verbalisant: betreft een plaatsbepalingsysteem waarbij door middel van een telecommunicatie-verbinding de route van de tracker "live" gevolgd kan worden. Het apparaat kan eenvoudig aan een voertuig of lading (container) bevestigd worden. [226]
De geïmporteerde glycerine kwam binnen via Rotterdam.
[medeverdachte 1] heeft [betrokkene 9] een bedrijf laten oprichten ten behoeve van de import van glycerine [227] , te weten [bedrijf 12] . Daarover moest worden afgestemd met [medeverdachte 7] [228] .
Er hebben geobserveerde ontmoetingen plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] :
datum
Locatie
vindplaats
27 oktober 2015
[bedrijf 15] en [bedrijf 16] Hoogland
p. 412 Gerard
12 februari 2016
[straatnaam 3] Amersfoort
p. 477 Glycerine
1 april 2016
[bedrijf 15]
p. 590 e.v. Glycerine
En op basis van bakengegevens van de auto’s van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] kan worden vastgesteld dat zij elkaar veel vaker hebben ontmoet. [229]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben glycerine geïmporteerd zonder te weten waar ze het kwijt konden. Tot op de dag van de aanhouding zorgde dit voor een problematische opslagsituatie.
[medeverdachte 7] heeft tijdens de loop van het onderzoek meermalen contact met [betrokkene 10] . [230]
Op woensdag 19 oktober 2016, werd [betrokkene 10] , geboren op [1971] , op verzoek van de Belgische autoriteiten, als verdachte, in zijn woning aangehouden wegens zijn vermoedelijke betrokkenheid bij de invoer van 1.731 kilo cocaïne in de Antwerpse haven op 2 augustus 2016. [231]
In maart, april en mei 2016 zijn er observaties geweest van ontmoetingen tussen [medeverdachte 7] en [betrokkene 10] .
Het bovenstaande in combinatie met de wijze waarop [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hun dienstverlening ook in deze dossiers vorm gaven, maakt dat de rechtbank concludeert dat [medeverdachte 7] eveneens uit was op het invoeren van cocaïne en daarom [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ingeschakeld had.
[medeverdachte 4]
De rechtbank ziet aanleiding op deze plaats nog te benoemen wat de betrokkenheid van [medeverdachte 4] is geweest in het complete dossier.
[medeverdachte 4] komt voor het eerst in beeld op 4 september 2015. Hij is dan in het gezelschap van [verdachte] als [medeverdachte 1] zijn neus laat zien (zie boven). Op 11 september 2015 is hij dan weer van de partij bij het [tankstation] langs de [snelweg 1] , wederom als gezelschap van [verdachte] . Hij wacht dan samen met [medeverdachte 3] en als [medeverdachte 6] er is neemt bij het geld in ontvangst. Van 1 tot 6 oktober 2015 vergezelt hij [verdachte] en [medeverdachte 3] naar Colombia.
Op 30 oktober 2015 wordt hij gezien als er een eerste lading ananassen arriveert in [plaatsnaam 7] Duitsland. Hij wordt dan gezien als bijrijder [232] .
Daarna komt hij pas weer in beeld op 20 en 21 december 2015. Hij begeleidt dan in Antwerpen de chauffeur van het transport dat uiteindelijk in Raamsdonksveer belandt.
De rechtbank ziet de jongere [medeverdachte 4] als een vertrouweling van [verdachte] . Hij is erbij als het er op aan komt en voert opdrachten uit van [verdachte] . [medeverdachte 4] en [verdachte] kennen elkaar uit het Antwerpse zo blijkt, al van ver vroegere tijden.

De grote zaaksdossiers

De rechtbank zal hieronder kort uiteenzetten wat de hoofdrolspelers zijn in welke zaaksdossiers in het licht van het bovenstaande.
Ananassen
[medeverdachte 1] heeft in opdracht van [verdachte] een bedrijf in Noord-Duitsland opgericht ten behoeve van de import van ananassen via de haven in Antwerpen. Hij heeft hiervoor [medeverdachte 6] ingeschakeld. [medeverdachte 6] ging op zoek naar een bestaand bedrijf en overlegde over de prijs met [medeverdachte 1] . [233] [medeverdachte 1] overlegde hierover met [verdachte] , dit bleek onder meer uit de geobserveerde ontmoeting van 4 september 2015 bij de [bedrijf 14] in Amsterdam. Een dag eerder had [medeverdachte 1] de naam van [medeverdachte 8] gekregen van [medeverdachte 6] (via WhatsApp) als degene die in de GmbH gezet kon worden. [234] In Amsterdam werd op 4 september 2015 verstaan dat gezegd werd: “Op wiens naam staat dat dan?” Antwoord: “Op naam van [medeverdachte 8] ”. [235]
Uit de bespreking van dit zaaksdossier zal blijken dat [medeverdachte 1] feitelijk de leiding heeft over de gang van zaken bij [bedrijf 22] , en dat hij dit doet in opdracht van [verdachte] . [verdachte] is ook degene die [medeverdachte 1] van het geld ten behoeve van de bedrijfsvoering voorziet. Vanaf half december 2015 lijkt [verdachte] zich niet meer te bekommeren om de ananassen. [236]
Er volgen daarna nog wel substantiële stortingen:
datum
plaats
bedrag
Door
vindplaats [237]
19 december 2015
Emmerich
€ 10.000,00
[medeverdachte 1]
p. 818, 820, 827 en 828
21 december 2015
Emmerich
€ 15.000,00
[medeverdachte 1]
p. 818, 820 en 830 e.v.
24 december 2015
Emmerich
€ 20.000,00
[medeverdachte 1]
p. 819, 820, 834, 835
7 januari 2016
Gronau
€ 9.980,00
€ 10.000,00 [238]
[medeverdachte 1]
p. 819, 820, 836 ev
8 januari 2016
Gronau
€ 14.800,00
[medeverdachte 1]
p. 819, 820, 840-841
9 januari 2016
Bocholt
€ 10.200,00
[medeverdachte 1]
p. 819, 820, 842 gecombineerd met p. 46 Deklading
26 januari 2016
Emmerich
€ 9.900,00
[medeverdachte 1]
zie hieronder en p. 46 Deklading
26 januari 2016
Emmerich
€ 10.000,00
27 januari 2016
Emmerich
€ 4.800,00
27 januari 2016
Kleve
€ 5.200,00
27 januari 2016
Emmerich
€ 9.980,00
28 januari 2016
Kleve
€ 11.940,00
Op 26 januari 2016 wordt gezien dat de auto van [medeverdachte 1] rond 14.45-15.10 uur in de nabije omgeving van de [straatnaam 11] (
Rechtbank: [bedrijf 14]) in Amsterdam is geweest. Om 17.07 uur wordt de grens met Duitsland gepasseerd en om 17.47 uur is de auto weer in Nederland. [239] Om 18.17 uur belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] over het Adriaanverhaal . [medeverdachte 1] heeft hem gesproken en het wordt van de week helemaal dichtgetimmerd. [240]
Op 27 januari 2016 rijdt de auto van [medeverdachte 1] weer heen en weer naar Duitsland. [241] [medeverdachte 8] belt die dag met [medeverdachte 6] en vertelt dat er weer geld is binnengekomen en dat hij 52.000 over moet maken aan [bedrijf 17] , die Panama figuren. [242]
Op 28 januari 2016 rijdt de auto van [medeverdachte 1] weer heen en weer naar Duitsland. [243] [medeverdachte 1] belt [medeverdachte 8] en zegt dat hij in totaal nu 52 gestort heeft de afgelopen dagen. [244]
Op woensdag 3 februari 2016 ligt de telefoon met Adriaan er uit. [245]
En daarna is er geen traceerbaar contact meer met [verdachte] . [medeverdachte 1] is blij dat hij er van af is lijkt het. [246]
[medeverdachte 8] blijft achter met schulden. [247]
[naam 1]
Dit zaaksdossier, dat voornamelijk ziet op gebeurtenissen in de maanden oktober en november 2015, gaat over de bestelling meubels voor de onbekend gebleven [naam 1] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bestellen tegen beter weten in een lading foeilelijke meubels. Dit gaat via [bedrijf 4] van [medeverdachte 5] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bepalen dit voor [medeverdachte 5] Zij houden zich ook bezig met het mailen en bellen over de vracht en het betalen van de vracht. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] zijn allerlei voorbereidingen aan het treffen voor de ontvangst van de meubels.
Op 10 november 2015 wordt er in Colombia 76 kilogram cocaïne aangetroffen verborgen in de dubbele bodem compartimenten van een container met meubels voor Rotterdam, [bedrijf 4] .
Ook hierover heeft [medeverdachte 2] contact met de Colombianen.
Raamsdonksveer
Half december krijgt [medeverdachte 1] de opdracht van [verdachte] om een loods te gaan zoeken in de buurt van Breda. [medeverdachte 1] moppert daar wat over richting [medeverdachte 2] , want met de ananassen loopt het in de soep. [248]
Desalniettemin gaat [medeverdachte 1] op maandag 14 december 2015 aan de slag en schakelt [betrokkene 6] in om hem te helpen een loods én een chauffeur te zoeken (zie boven, het gesprek met de makelaar waarin [betrokkene 6] [medeverdachte 9] wordt genoemd op 14 december 2015).
Er is grote haast bij [249] en de loods wordt snel geregeld op vrijdag 18 december 2015. [250] In het weekend van 19 en 20 december 2015 houden [medeverdachte 1] en [betrokkene 9] zich intensief bezig met het coachen en begeleiden van de geregelde chauffeur [251] . De chauffeur rijdt zondag 20 december 2015 na de kerk met een witte MAN-trekker met een leeg containerchassis vanuit Harderwijk naar Antwerpen. [252] Aldaar wordt hij opgevangen en begeleid door [medeverdachte 4] . De volgende ochtend wordt de chauffeur door [medeverdachte 4] naar een parkeerplaats gebracht waar een andere trailer wordt aangekoppeld. [253] De chauffeur vertrekt met een bijrijder en rijdt naar de door [medeverdachte 1] gehuurde loods in Raamsdonksveer. Onderweg wordt de combinatie opgewacht door [medeverdachte 3] en [verdachte] . Zij rijden daarna de vrachtwagen voorbij. [254]
In Raamsdonksveer valt de politie de loods binnen op het moment dat men de oplegger net aan het uitladen is. [255] De complete container is door de scanner gehaald en er werden in twee pallets blokken met opdruk aangetroffen, er zat witte substantie in. [256] Het bleek cocaïne te zijn.
[medeverdachte 1] is die middag en dus snel na het aanhouden van de uithalers op de hoogte. [257] [medeverdachte 2] wilde om 10.04 al weten of [medeverdachte 1] de chauffeur te pakken had gekregen. [258] Later die middag stuurt [medeverdachte 1] [betrokkene 9] naar de loods om foto’s te maken, omdat ‘ze’ dat gevraagd hebben. [259]
Kerstpakketten
Dit is een zaaksdossier dat slechts een korte periode beslaat. In verhouding tot de rest van de hier besproken dossiers betreft dit een relatief overzichtelijk en simpel klusje. [medeverdachte 1] is benaderd door een bekende van hem. Deze persoon en [medeverdachte 1] communiceerden uiterst omzichtig. De opdrachtgever wilde dat [medeverdachte 5] een paar dozen vanuit Duisberg naar Brussel bracht. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben [medeverdachte 5] deze opdracht laten uitvoeren zonder dat zij [medeverdachte 5] op de hoogte brachten van wat hij zou vervoeren. [medeverdachte 5] durfde niet naar Brussel te rijden nadat hij gezien had wat er in de dozen zat. [medeverdachte 1] heeft hem toch zover gekregen en in Brussel is [medeverdachte 5] na het lossen van de dozen aangehouden en een paar dagen vast gehouden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich toen niet om zijn lot bekommerd.
Gerard
Vanaf het moment dat de tap loopt op 11 augustus 2015 is [medeverdachte 1] bezig met het importeren van een lading hout uit Brazilië. [medeverdachte 2] is dan al bezig met de verkoop van het hout in Nederland. [260] [medeverdachte 5] is op zoek naar een opslagplaats voor het hout. [261] Daar houdt ook [medeverdachte 2] zich mee bezig. [262] [medeverdachte 1] is aan het stoeien met de betaling, dat lijkt in eerste instantie niet gelukt te zijn. [263] Daarna volgt een periode waarin het niet wil vlotten met het opsturen van het hout. [medeverdachte 1] heeft hierover veel mailcontact met de Braziliaanse verkoper. [264] [medeverdachte 2] gaat zich er ook mee bemoeien. [265] Op 6 oktober 2015 wil [medeverdachte 7] ( Gerard ) het afblazen volgens [medeverdachte 1] , maar dat gaat zo maar niet volgens hem. [266] [medeverdachte 2] is dan vooral geïnteresseerd in de marges.
Uiteindelijk arriveert begin december een container met hout voor [bedrijf 23] in de Rotterdamse haven. [medeverdachte 1] regelt met UTI Rotterdam alle formaliteiten voor het vrij krijgen van de container en het vervoer naar de [straatnaam 3] in Amersfoort. Op woensdag 16 december 2015 arriveert om 08.00 uur de container met hout in Amersfoort. [267] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kibbelen wat over of er nog iets van de opbrengst van het hout naar [medeverdachte 7] moet. [268] Daarna lijken ze zich niet zo bezig te houden met het hout (niet bijzonder gelet op de timing van Raamsdonksveer, Kerstpakketten en de kerstdagen). Het hout wordt uiteindelijk op 5 januari 2016 op marktplaats gezet door [medeverdachte 2] . [269] Het wordt via marktplaats verkocht aan een verbalisant in een dekmanteltraject. [270] Hij komt het ophalen op 12 januari 2016. [271]
Glycerine
Op 26 november 2015 vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] : ‘Glycerine, kan je daar wat mee?’ [272]
Op 14 december 2015 zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 7] ( Gerard ) in januari van start wil. [273] En dan op vrijdag 18 december 2015 smst [medeverdachte 1] naar [betrokkene 9] dat de nieuwe BV geen fruit is, maar import en export. Hij suggereert [betrokkene 9] de naam [bedrijf 12] . [274] [medeverdachte 1] heeft over ‘het nieuwe bedrijf’ ook overleg over met [medeverdachte 7] . [275] Op 18 januari 2016 zegt [medeverdachte 1] dat hij denkt dat [medeverdachte 7] het over het tweede bedrijf wil hebben, want alles staat klaar. [276] Het bedrijf [bedrijf 12] wordt op 19 april 2016 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Activiteit van het bedrijf is onder andere import en export van Glycerine. [277] Op 28 december 2015 komt bij [bedrijf 23] een mail binnen van de Colombiaanse leverancier van de glycerine. [278] Vanaf dat moment gaat [medeverdachte 2] op zoek naar benodigdheden voor de ontvangst van de glycerine. [betrokkene 9] zet een nieuwe BV op voor [medeverdachte 1] , en overlegt daar steeds over met [medeverdachte 1] (in de omschrijving bij de kamer van koophandel staat ook het woord glycerine) [279] . [medeverdachte 1] gaat geld storten gevolgd door betalingen aan een bedrijf in Colombia. Hij overlegt met [medeverdachte 2] over hoeveel hij kan storten. Hij krijgt die bedragen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van [medeverdachte 7] . [280]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] houden zich bezig wat voor materialen ze nodig hebben. [medeverdachte 1] heeft in die periode veel ontmoetingen met [medeverdachte 7] . Hij stort regelmatig grote bedragen en er worden ook betalingen naar Colombia gedaan. [medeverdachte 2] en zijn partner [partner medeverdachte 3] betalen de facturen van [bedrijf 18] , maar dat is ingewikkeld. [281] [medeverdachte 2] zoekt naar kopers voor de glycerine. [282] Hij concludeert op 14 maart 2016 dat het niet gaat lukken met de verkoop. [283] Hij vindt het niet erg als [medeverdachte 7] het halverwege kan ombuigen naar een papieren contract. Als er maar 1 keer een dingetje is geweest met een mooie marge erop.
Vanaf eind maart 2016 komen de containers met glycerine aan. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben geen eindbestemming voor de glycerine en staan met hun handen in hun haar bij ontvangst van de eerste container. [medeverdachte 2] klimt zelfs bovenop de container. [284]
In april 2016 gaat [medeverdachte 7] heen en weer naar Colombia.
De containers blijven aankomen, de ontmoetingen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] en de stortingen en betalingen lopen ook door. Rond 8 mei 2016 neemt [medeverdachte 1] een nieuwe Blackberry in gebruik om te kunnen communiceren over containers met glycerine. [285] Op 24 mei 2016 moeten ze een container buiten laten staan, het wordt te vol. [286]
Vier dagen na de laatste storting worden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] aangehouden.
Samen
Dit betreft het dossier dat ziet op de deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft hierboven het complete tenlastegelegde beeld geschetst, zodat hier op deze plaats niet verder ingegaan hoeft te worden.
Deklading
Het zaaksdossier Deklading ziet op het witwassen door de verschillende verdachten. Hierbij is gekeken naar alle stortingen en de herkomst van die bedragen. Op basis van het bovenstaande is duidelijk dat er veel contante bedragen door de hoofden en handen van verdachten zijn gegaan.
De rechtbank zal in de bespreking van de zaaksdossiers verder in gaan op de mate van betrokkenheid van de verdachten.
Feit 2: Zaaksdossier Ananassen
A.
Bewijsoverweging
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van hetgeen is verwoord in het schriftelijk requisitoir. Gelet op de vele tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de afgelegde verklaringen van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] kan worden geconcludeerd dat naast hen [verdachte] direct betrokken was bij de import van ananassen en derhalve ook met de import dan wel voorbereidingshandelingen daartoe van cocaïne.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Zoals bij de bespreking van zaaksdossier Bananen en de overwegingen met betrekking tot het dossier in het algemeen al is benoemd, baseert de rechtbank zich op een zeer omvangrijk dossier. Voor het overgrote deel van de bespreking van dit zaaksdossier heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen in de bijbehorende bijlage. Desalniettemin zal de rechtbank hieronder ook verwijzen naar de vindplaatsen van hetgeen aan haar overwegingen ten grondslag ligt. De rechtbank zal indien iets niet is opgenomen in de bijlage, van de betreffende bron telkens in een voetnoot de vindplaats noemen.
De rechtbank zal hieronder niet herhalen wat zij reeds heeft benoemd bij de bespreking van het dossier in het algemeen. Vanzelfsprekend geldt hetgeen zij daar heeft overwogen ook met betrekking tot dit zaaksdossier. Dit betekent dat de rechtbank niet meer in zal gaan op de wetenschap/opzet van verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , en evenmin op de vaststelling van de identiteit van [verdachte] . De rechtbank zal hieronder ingaan op de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen in de tenlastegelegde periode.
Betrouwbaarheidsverweer verklaringen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
Namens [verdachte] is het verweer gevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs met betrekking tot dit ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal in het hiernavolgende geen gebruik maken van de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zodat dit verweer geen nadere bespreking behoeft.
Uit de bewijsmiddelen en de bespreking van het algemene deel blijkt dat [medeverdachte 1] met betrekking tot de oprichting van [bedrijf 22] en de verdere zaken van [bedrijf 22] steeds afstemde met [verdachte] . De communicatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] verliep overigens regelmatig niet zoals door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gewenst. Hierover spraken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitgebreid en hierin adviseerde [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] .
[bedrijf 22] heeft alleen bestaan ten behoeve van de invoer van ananassen. Uit niets blijkt dat het bedrijf bij andere transacties betrokken is geweest. De inkomsten van [bedrijf 22] bestonden hoofdzakelijk uit gestorte bedragen. De contanten die gestort werden waren afkomstig van [verdachte] en werden door [medeverdachte 1] naar Duitsland gebracht. De uitgaven van [bedrijf 22] betroffen huurpenningen voor de loods en de heftruck en betalingen aan [bedrijf 19] en aan [bedrijf 20] in Panama. [287] De betalingen hadden rechtstreeks betrekking op de invoer van containers met dozen met ananassen uit Panama.
Er zijn twaalf vrachten (elke vracht bestaande uit meerdere containers) met ananassen voor [bedrijf 22] aangekomen in Antwerpen. Daarvan zijn er in elk geval drie naar [plaatsnaam 7] gegaan. Het grootste deel is echter ofwel rechtstreeks naar de koper gegaan, dan wel in Antwerpen in de haven gebleven.
Op de verkochte vrachten is verlies geleden. Er zijn, als er al bedragen zijn ontvangen, marginale bedragen ontvangen voor de ladingen die van slechte kwaliteit waren. Het kwaliteitsverlies zal onder meer te maken hebben gehad met het feit dat de ananassen niet met gepaste spoed naar de eindafnemer gingen. Voor alle vrachten geldt dat zij lang in de haven hebben gestaan en deels ook nog lang in een ongekoelde loods in [plaatsnaam 7] , Duitsland. Opvallend is dat geen van de verdachten zich zorgen leek te maken over de kwaliteit van de ananassen, zij leken zich enkel zorgen te maken om de mogelijke opbrengsten. Kennelijk was de noodzaak van een goede opbrengst niet zodanig dat men alles op alles zette om de kwaliteit te borgen. Op enig moment leken [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zelfs belang te hebben bij een slechte kwaliteit om hun eigen handelsrelatie zeker te houden. Dit was het geval bij de eerste ladingen die naar [betrokkene 11] gingen.
De betalingen (ten behoeve van voornoemde uitgaven) van [bedrijf 22] zijn grotendeels uitgevoerd door [medeverdachte 8] , nadat hij hiertoe opdracht had gekregen van [medeverdachte 1] .
Opvallend is, zoals genoemd bij de bespreking van het algemene deel, dat [bedrijf 22] ‘in de steek gelaten’ werd. Hiervan geven de tapgesprekken eind december 2015, maar vooral die van januari 2016 een tekenend beeld. [medeverdachte 1] is eind januari 2016 in de weer geweest om bij [verdachte] geld los te krijgen en naar Duitsland te brengen voor alle openstaande rekeningen van [bedrijf 22] . [medeverdachte 8] voelde zich de pineut. [288]
Nu geenszins sprake is geweest van een gezonde en gebruikelijke bedrijfsvoering, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hierin een bepalende rol hadden, kan het niet anders dan dat zij actief betrokken waren bij het creëren van de farce ten behoeve van de invoer van cocaïne. [verdachte] speelde de meest bepalende rol, in die zin dat het oprichten van [bedrijf 22] gebeurde voor hem, hij was degene die aan de touwtjes trok. Een en ander staat uitgebreid beschreven in het algemene deel.
Feit 3: Zaaksdossier Raamsdonksveer
A.
Bewijsoverwegingen
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van hetgeen is verwoord in het schriftelijk requisitoir. [verdachte] is voor, tijdens en na het transport erbij betrokken. Hij is samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de [winkel 2] , hij volgt het transport tot aan de afslag Raamsdonksveer en geeft [medeverdachte 1] opdracht foto’s te maken. Ook is hij kort voor deze zaak naar doorvoer-/bronlanden van cocaïne Panama en Colombia gereisd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft een bewijsverweer gevoerd, de betrouwbaarheid van [medeverdachte 1] en tevens de betrouwbaarheid van de waarnemingen van het observatieteam op de actiedag (21 december 2015) betwist.
Het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de vraag of het aan [verdachte] onder 3 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard overweegt de rechtbank als volgt. Indien de rechtbank daarbij verwijst naar paginanummers, dan betreft dit pagina’s van het door de politie opgemaakte deeldossier Raamsdonksveer, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte 1]
De rechtbank zal eerst ingaan op het door de verdediging gevoerde betrouwbaarheidsverweer, dat de rechtbank zo begrijpt dat de door [medeverdachte 1] bij de politie afgelegde verklaringen en de door hem ingediende schriftelijke verklaring (hierna tezamen kortweg: de verklaringen van [medeverdachte 1] ) in hun geheel als onbetrouwbaar van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat zij slechts enkele passages uit de verklaringen van [medeverdachte 1] redengevend acht voor het bewijs van het onder 3 tenlastegelegde en daarom in aanmerking vindt komen als bewijsmiddel. Deze passages zijn opgenomen in het overzicht van bewijsmiddelen dat als bijlage aan dit vonnis is gehecht. Het betrouwbaarheidsverweer behoeft alleen bespreking voor zover het op deze passages ziet. De rechtbank is van oordeel dat deze passages als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank overweegt verder als volgt.
De verdediging heeft gesteld dat de door [medeverdachte 1] handgeschreven verklaring tegenstrijdig is met de door [medeverdachte 1] eerder in verhoren door de politie afgelegde verklaringen, in het bijzonder de tijdens het verhoor op 29 juni 2016 afgelegde verklaring. Deze gestelde tegenstrijdigheid ziet de rechtbank echter niet. Daarbij moet worden bedacht dat tijdens een verhoor door de politie de verhoorde persoon (alleen) antwoord geeft op de aan hem gestelde vragen, terwijl in een door een persoon zelf opgestelde verklaring, zoals de handgeschreven verklaring van [medeverdachte 1] , een persoon naar eigen inzicht naar voren kan brengen wat die persoon dienstig lijkt.
De verdediging heeft ter onderbouwing van haar verweer verder onder meer gewezen op een mededeling van de politie aan [medeverdachte 1] op pagina 1296 over de achtergrond van [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 3] die haars inziens, zo begrijpt de rechtbank, onrechtmatig is en de daarna afgelegde verklaringen van [medeverdachte 1] in voor [verdachte] belastende zin heeft beïnvloedt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de politie met de door de verdediging gewraakte mededeling geen rechtsregel geschonden. De verdediging heeft overigens ook niet concreet aangeduid welke rechtsregel in het geding zou zijn. Daarmee bestaat ook geen grond om het doen van deze mededeling op enigerlei wijze te sanctioneren.
Belangrijker echter in verband met de betrouwbaarheid is dat de rechtbank niet aannemelijk geworden acht dat de gewraakte mededeling [medeverdachte 1] tot een andere verklaring heeft gebracht dan hij anders zou hebben afgelegd. Daarbij is van belang dat de passages op pagina 1295 over de ontmoetingen met [verdachte] op 18 december 2015 bij de [winkel 1] en in de [winkel 2] op belangrijke onderdelen bevestiging vinden in andere gebezigde bewijsmiddelen (zie met name p. 41, 45 en 127, 129 en 130). De verklaring van [medeverdachte 1] over het maken van foto’s van de loods vinden voorts, behoudens voor wat betreft de identiteit van de verzoeker, bevestiging in de telefoongesprekken en sms-berichten op pagina 176 tot en met 178 van het dossier. De overige voor het bewijs gebezigde passages uit de verklaringen van [medeverdachte 1] waarin de (mogelijke) betrokkenheid van [verdachte] naar voren komt dateren van vóór de gewraakte mededeling van de politie. Voorts kan bij alle voor het bewijs gebezigde verklaringen van [medeverdachte 1] in het achterhoofd worden gehouden dat deze daarmee ook zichzelf belast. De door de verdediging gegeven onderbouwing kan al met al niet leiden tot de conclusie dat de gebezigde verklaringen onbetrouwbaar zijn.
De verdediging heeft voorts gesteld dat als door [medeverdachte 1] wordt gesproken over Adriaan , Aad , Aadje dat dit niet steeds dezelfde persoon betreft en het erop lijkt dat [medeverdachte 1] mensen door elkaar haalt. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de verklaringen van [medeverdachte 1] onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat als [medeverdachte 1] het in de passages die hier voor het bewijs worden gebruikt heeft over Adriaan , Adri(e) of Aadje , hij het over verschillende personen heeft. Uit deze passages in combinatie met enkel al de observatieverslagen op pagina 127, 129 en 130 kan voorts zonder meer de conclusie worden getrokken dat deze persoon [verdachte] betreft. Reeds hierom kan de stelling niet aan het door de verdediging bepleite resultaat bijdragen.
De verdediging heeft ter onderbouwing van de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] verder verwezen naar de inhoud van de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen Blackberry-telefoon zoals deze uit het dossier blijkt. In het bijzonder is daarbij aandacht gevraagd voor het ontbreken van communicatie tussen dat toestel en een zogenoemde no1bc PGP, een (kortweg) type toestel dat dat [verdachte] in zijn bezit zou hebben gehad. Verder zou in de wel aangetroffen berichten in dit toestel van [medeverdachte 1] gesproken worden over tientallen miljoenen euro’s en allerlei handel die het daglicht niet zou kunnen verdragen. Wat hier verder ook van zij, de rechtbank ziet simpelweg niet in hoe dit maakt dat de desbetreffende passages uit de verklaringen van [medeverdachte 1] (dan wel andere passages hieruit) als onbetrouwbaar zouden moeten worden aangemerkt.
De rechtbank constateert dat de verdediging op pagina 5 van de pleitnota nog de stelling heeft ingenomen dat de verklaringen van [medeverdachte 1] tegenstrijdig zijn aan de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Voor zover de verdediging heeft bedoeld deze stelling mede ten grondslag te leggen aan het betrouwbaarheidsverweer - de pleitnota biedt hiervoor onvoldoende duidelijkheid - overweegt de rechtbank dat zij niet inziet dat een van de voor het bewijs gebezigde passages van de verklaringen van [medeverdachte 1] strijdig is met de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] . De verdediging heeft overigens ook niet nader aangeduid welke concrete passages uit de verklaringen van [medeverdachte 1] strijdig zijn met een concrete passages uit de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] . De stelling van de verdediging kan daarom geen deugdelijke basis vormen voor het oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] , voor zover voor het bewijs gebruikt, niet betrouwbaar zijn.
Ook overigens ziet de rechtbank geen grond om te oordelen dat de door de rechtbank gebezigde passages uit de verklaringen van [medeverdachte 1] als onbetrouwbaar terzijde moeten worden gesteld. Het daartoe strekkende verweer wordt dan ook verworpen.
Ontmoeting [winkel 1] Amsterdam
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat er op 18 december 2015 op straat nabij de [winkel 1] in Amsterdam een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Dit wordt door [medeverdachte 1] en [verdachte] ook niet betwist. De verklaringen van [medeverdachte 1] en [verdachte] over de achtergrond van deze ontmoeting zijn niet geheel consistent. Bij de politie heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij bij deze ontmoeting wat geld had ontvangen, bestemd voor [medeverdachte 6] (zie m.n. p. 1295). Ter terechtzitting hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] verklaard dat er door [verdachte] aan [medeverdachte 1] papieren zijn overhandigd over (de handel in) landbouwvoertuigen (en dus geen geld). Geen van deze verklaringen acht de rechtbank echter geloofwaardig, behoudens voor zover [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er toen geld is overgedragen. Ter motivering hiervan verwijst de rechtbank, naast de hiervoor al gemelde inconsistentie in de verklaringen van [medeverdachte 1] , op het verslag van de observatie van de ontmoeting (p. 127), waarin mede wordt gerelateerd dat vermoedelijk coupures van 50 euro worden overhandigd, alsmede op de voor het bewijs gebezigde afgetapte telefoongesprekken en sms-berichten van 17 en 18 december 2015, met name het gesprek op p. 41 en het tweede sms-bericht op 45. Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte] bij deze ontmoeting contant geld heeft overhandigd aan [medeverdachte 1] , welk geld (mede) bestemd was ter dekking van kosten voor de invoer van cocaïne zoals aan [verdachte] tenlastegelegd. Onder andere is het geld volgens de rechtbank gebruikt voor de betaling van de huur voor de loods aan de [straatnaam 13] in Raamsdonksveer. De rechtbank ziet zich in dit laatste oordeel nog (in beperkte mate) gesterkt door de overeenkomst in coupures zoals tijdens de observatie is waargenomen (p. 127) en waarmee de huur van de loods contant is betaald (90 briefjes van 50 euro, zie p. 1476).
Of het door [verdachte] aan [medeverdachte 1] overhandigde geldbedrag geheel of gedeeltelijk zijn eigendom is kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid bepalen. Mogelijk dat [verdachte] enkel geld van derden doorgaf aan [medeverdachte 1] . Dat maakt dat aan [verdachte] - anders dan de officier van justitie - bij dit feit niet de rol van financier kan worden toebedeeld. Indien het geld niet geheel of gedeeltelijk aan [verdachte] toebehoorde kan echter wel de conclusie worden getrokken dat [verdachte] van de eigenaren van het geld zodanig veel vertrouwen genoot dat hem een aanmerkelijk geldbedrag (ten minste ongeveer 5.000 euro, zie p. 1476) werd toevertrouwd.
Aanwezigheid [verdachte] [snelweg 2]
In het proces-verbaal van observatie wordt verder melding gemaakt van de aanwezigheid van [verdachte] op de [snelweg 2] op 21 december 2015 op of rond het tijdstip dat ook de door [betrokkene 12] bestuurde vrachtwagen daar is. De verdediging stelt vraagtekens bij de herkenning van [verdachte] door een verbalisant en noemt in dit verband als concrete punten dat [verdachte] de ontkenning betwist, alsmede dat uit het observatieverslag niet duidelijk is waaraan [verdachte] is herkend, waar in het voertuig de verbalisant zat, hoe hard het voertuig reed en hoe lang [verdachte] gezien zou zijn. De rechtbank ziet echter geen reden om aan de betrouwbaarheid van het desbetreffende bewijsmiddel te twijfelen. Van algemene bekendheid mag heten dat leden van een observatieteam getraind zijn in het doen van waarnemingen. De rechtbank volstaat ter verwerping van het standpunt van de verdediging echter met de vaststelling dat sprake is van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal en dat hetgeen de verdediging heeft opgemerkt geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de inhoud van dit proces-verbaal oplevert.
De volgende vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is welke bewijsrechtelijke betekenis moet worden gehecht aan de inhoud van het desbetreffende bewijsmiddel. Daarbij is van belang dat reeds om 10.31 uur op een parkeerplaats [medeverdachte 3] staande naast een Volkswagen Golf wordt waargenomen, kijkend naar het verkeer op de [snelweg 2] . Om 10.33 uur worden [verdachte] en [medeverdachte 3] vervolgens rijdend in een Volkswagen Golf waargenomen, waarna een minuut later dezelfde Volkswagen Golf de door [betrokkene 12] bestuurde vrachtwagen passeert. Negen minuten daarna stopt de vrachtwagen bij het pand aan de [straatnaam 13] . Uit deze waarnemingen, in onderling verband bezien, trekt de rechtbank de volgende conclusies. [verdachte] en [medeverdachte 3] waren ook reeds op de parkeerplaats in Oosterhout samen. Hun aanwezigheid toen en daar berustte, uiteraard, niet op toeval. [medeverdachte 3] was op de parkeerplaats aan het uitkijken naar iets in het verkeer op de [snelweg 2] . Dit betrof de vrachtwagen van [betrokkene 12] . Kennelijk waren [verdachte] en [medeverdachte 3] er dus van op de hoogte dat de vrachtwagen in aantocht was. De rechtbank gaat er daarom en mede gelet op de voorafgaande betrokkenheid van [verdachte] bij het transport zoals hiervoor vastgesteld voorts vanuit dat [verdachte] wist dat de vrachtwagen afkomstig was uit Antwerpen en daar een container had geladen. Een en ander maakt dat de aanwezigheid op en langs de [snelweg 2] van [verdachte] door de rechtbank wordt gekwalificeerd als het begeleiden of controleren van het door [betrokkene 12] uitgevoerde transport.
Overige bijdrage [verdachte]
[medeverdachte 1] heeft verder onder meer verklaard dat hem door Adrie , met wie hij kennelijk [verdachte] bedoelt, is gevraagd naar een transporteur die komend weekend of het weekend daarna zou kunnen rijden. Dit verzoek heeft volgens de rechtbank - gelet op de gebezigde bewijsmiddelen - uiteindelijk geleid tot het door [medeverdachte 1] en [betrokkene 9] huren van een vrachtwagen en het inschakelen van [betrokkene 12] als chauffeur van de vrachtwagen die de bewuste rit van Antwerpen naar Raamsdonksveer heeft uitgevoerd.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat [verdachte] , nadat de vrachtwagen van [betrokkene 12] in Raamsdonksveer was inbeslaggenomen, aan [medeverdachte 1] heeft verzocht om foto’s van de loods aan de [straatnaam 13] te Raamsdonksveer te maken. [medeverdachte 1] vond dit naar eigen zeggen een wat vreemd verzoek, maar heeft hieraan, in samenwerking met [betrokkene 9] , toch voldaan.
Opzet
Op grond van hetgeen in zijn algemeenheid en met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde is overwogen over de opzet van verdachte op het plegen van een misdrijf/misdrijven met betrekking tot cocaïne, kan ook de opzet op de onder 3 tenlastegelegde invoer van cocaïne bewezen worden verklaard. Toegesneden op dit concrete feit overweegt de rechtbank in aanvulling hierop nog het volgende. De eerdergenoemde ontmoetingen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 18 december 2015 vonden plaats op de openbare weg (nabij de [winkel 1] ) en in een keukenopstelling in de [winkel 2] . Bij de eerste van deze twee ontmoetingen is voorts een aanmerkelijke hoeveelheid contant geld door [verdachte] aan [medeverdachte 1] overhandigd. [verdachte] heeft verder, met [medeverdachte 3] het transport begeleid of gecontroleerd op de wijze en met de wetenschap zoals hiervoor beschreven. Tot slot verzoekt [verdachte] na de inbeslagname van de vrachtwagen om foto’s van de loods in Raamsdonksveer. Deze feiten en omstandigheden wijzen alle afzonderlijk al niet op legale praktijken. In onderlinge samenhang bezien leveren deze echter naar het oordeel van de rechtbank ook reeds het bewijs op dat verdachte ten minste in voorwaardelijke vorm opzettelijk een bijdrage heeft geleverd aan het invoeren van de desbetreffende hoeveelheid cocaïne in Nederland.
Medeplegen
[verdachte] heeft het primair tenlastegelegde gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage die [verdachte] aan de totstandkoming van het bewezenverklaarde feit heeft geleverd, zoals hiervoor aangeduid, voorts aan te merken als een materiële bijdrage van substantieel gewicht. [verdachte] kan daarom naar het oordeel van de rechtbank worden veroordeeld voor het medeplegen van de tenlastegelegde invoer van cocaïne.
Conclusie
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze als hierna te melden.
Feit 4 en feit 5: Zaaksdossier Witlof
A.
Bewijsoverwegingen
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 4:
De officier van justitie vordert vrijspraak voor het witwassen ten aanzien van € 40.900. Gezien de omstandigheden waaronder dit bedrag is aangetroffen, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat dit bedrag [verdachte] toebehoort.
De officier van justitie vordert een veroordeling voor witwassen ten aanzien van de Audi Q5 die verdachte (samen met zijn vriendin) heeft witgewassen. Doordat er beslag ligt op deze auto vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van de Audi Q5.
Verdachte heeft deze auto gekocht middels een contante betaling van € 20.000,-. Verdachtes vriendin zou dit geld geleend hebben bij de bank. Dit blijkt niet uit haar bankgegevens. De auto staat op haar naam en verdachte heeft verklaard hierin te hebben gereden.
Ten aanzien van feit 5:
De officier van justitie vordert een veroordeling voor witwassen ten aanzien van
€ 23.224,64, zijnde contant betaalde huurpenningen. Verdachte heeft veel gereisd. Bij de huiszoeking zijn vakantiefoto’s en tickets aangetroffen. Gelet op deze uitgaven moet er een illegale inkomstenbron zijn geweest.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van feit 4:
Evenals de officieren van justitie is de verdediging van oordeel dat verdachte ten aanzien van het witwassen van het aangetroffen bedrag van € 40.900,00 vrijgesproken dient te worden. Ten aanzien van het witwassen van de Audi Q5 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 5:
De verdediging heeft ten aanzien van het witwassen van € 23.224,64 zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder feit 4 en 5 tenlastegelegde, welke feiten hun grondslag vinden in zaaksdossier Witlof, ten aanzien van het bewijs als volgt.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, het volgende kader voorop. Dat een voorwerp “afkomstig is van enig misdrijf” kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verwacht dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van die resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband te leggen met een bepaald misdrijf. Dit maakt dat de rechtbank – gelet op het hiervoor voorop gestelde beoordelingskader – om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van witwassen eerst dient te beoordelen of de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal bij de verdere beoordeling een onderscheid maken tussen de verschillende in de tenlastelegging van feit 4 en de tenlastelegging van feit 5 genoemde voorwerpen, zijnde: - het geldbedrag van € 40.900,- (feit 4)
- een (personen)auto (merk Audi, type Q5) (feit 4) en
- een (of meer) geldbedrag(en) van in totaal € 23.224,64 (feit 5).
Het geldbedrag van € 40.900,- (feit 4)
De rechtbank stelt in dit verband de volgende feiten en omstandigheden vast. Binnen het onderzoek Gadolinium is gebleken dat [verdachte] regelmatig verblijft bij de moeder van zijn zoon, genaamd [partner verdachte] (hierna te noemen: “ [partner verdachte] ”) op het adres [straatnaam 1] te Amsterdam. Op 21 juni 2016 werd onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking uitgevoerd op het adres [straatnaam 1] te Amsterdam. Door het onderzoeksteam werd op het adres binnen getreden ter aanhouding van verdachte, hetgeen geschiedde. Op de 5e verdieping bevond zich een gezamenlijke ruimte met afzonderlijk boxen die door middel van een slot waren afgesloten. De tot de [straatnaam 1] behorende box werd geopend door een verbalisant en deze trof in de box opgeslagen spullen aan waaronder een witte wasmand. Verbalisanten zagen in deze wasmand een handtas (een stoffen tas van Louis Vuitton) met daarin een stapel bankbiljetten. Het in deze stoffen tas aanwezige contante geldbedrag (hierna: het geldbedrag) werd geteld en bedroeg in totaal € 40.900,- . Het bedrag bestond uit coupures van € 50,- (144 bankbiljetten), € 100,- (193 bankbiljetten), € 200,- (twee bankbiljetten) en € 500,- (28 bankbiljetten).
Volgens de belastinggegevens heeft [verdachte] in 2009 en 2010 respectievelijk
€ 3.946,56 en € 6.665,92 als inkomen opgegeven. Van de jaren 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 zijn van [verdachte] geen inkomensgegevens in België bekend. Niet door [verdachte] gesteld of anderszins uit het dossier aannemelijk geworden is verder dat [verdachte] in de jaren 2011 tot en met 2015 legaal inkomen in Nederland heeft gehad. [partner verdachte] heeft naar verklaring van [verdachte] geen werk, maar wel een uitkering. [partner verdachte] heeft volgens gegevens van de Belastingdienst in 2012, 2013, 2014 en 2015 respectievelijk € 23.149,-, € 21.181,-, € 21.432,- en € 15.826,- aan inkomen opgegeven.
Op grond van de in de voorgaande overweging vermelde, door het openbaar ministerie aangedragen, feiten en omstandigheden, bijeengenomen, bestaat naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Bij dit vermoeden speelt ook een rol uit welke coupures dit geldbedrag is samengesteld. De rechtbank wijst in dit verband nog op het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 26 augustus 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR5801, alsook het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1181.
[verdachte] heeft op 21 juni 2016 verklaard dat hij voor honderd miljoen wedt dat hij geen geld heeft. De rechtbank begrijpt deze verklaring aldus dat hij ontkent dat er een verband is tussen hem en dit geldbedrag of een gedeelte daarvan.
De rechtbank acht deze verklaring van [verdachte] ongeloofwaardig. De rechtbank wijst er daarbij op dat het geldbedrag is aangetroffen in een afgesloten berging behorend bij de woning waar kennelijk twee volwassen personen permanent of in ieder geval wekelijks verblijven, te weten [verdachte] en zijn partner [partner verdachte] . Concrete aanknopingspunten dat ook iemand anders toegang heeft gehad tot deze berging ontbreken. Uit de door de rechtbank met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde gebezigde bewijsmiddelen valt verder af te leiden dat [verdachte] in die tijd met regelmaat beschikte over aanzienlijke contante geldbedragen. De rechtbank wijst verder op de belastinggegevens van [partner verdachte] , waaruit valt af te leiden dat zij in 2016 en de daaraan voorafgaande paar jaren telkens over een relatief gering legaal inkomen kon beschikken en overweegt verder dat het dossier geen concrete aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat [partner verdachte] in die jaren contante geldbedragen in de orde van grootte van in totaal tienduizenden euro’s tot haar beschikking had. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [verdachte] het inbeslaggenomen geldbedrag van € 40.900 in de berging heeft gelegd en hierover kon beschikken.
Het ligt daarom op de weg van [verdachte] om over de (legale) herkomst van het geldbedrag een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te verschaffen. [verdachte] heeft, gelet op zijn verklaring dat er geen verband bestaat tussen hem en dit geldbedrag of een gedeelte ervan, een dergelijke verklaring echter niet gegeven.
Gelet op het voorgaande kan het witwassen door [verdachte] van het geldbedrag van
€ 40.900 bewezen worden verklaard, op de wijze als hierna te melden. De rechtbank heeft daarbij onvoldoende bewijs aangetroffen voor het bestaan van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [partner verdachte] of andere personen, zodat de rechtbank [verdachte] van het medeplegen zal vrijspreken.
De auto (Audi Q5, feit 4)
De rechtbank stelt in dit verband de volgende feiten en omstandigheden vast. [partner verdachte] heeft sinds 8 april 2016 een personenauto van het merk Audi type Q5 met het kenteken [kenteken] op haar naam. Deze auto is aangeschaft door [verdachte] , de voormalig huurder van de woning [straatnaam 14] te Amsterdam. Dit blijkt uit de getuigenverklaring van de verhuurder, getuige [getuige 2] , wiens dochter de auto verkocht heeft aan [verdachte] . De dochter zou hiervoor € 20.000,- contant hebben ontvangen van [verdachte] . De auto werd aangeschaft voor de partner van [verdachte] , Zoals hierboven overwogen hadden [verdachte] en [partner verdachte] niet de beschikking over aanzienlijke legale inkomsten.
Op grond van de in de voorgaande overweging vermelde feiten en omstandigheden, bestaat naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Het ligt daarom op de weg van [verdachte] om over de (legale) herkomst van het geldbedrag waarmee de personenauto is aangeschaft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te verschaffen. Voor zover [verdachte] met zijn verklaring in zijn verhoor op 21 juni 2016 dat hij werkzaam is bij restaurant [naam restaurant] in Antwerpen en daar afhankelijk van het werk ongeveer 800 euro contant per maand verdient een dergelijke verklaring heeft willen geven, overweegt de rechtbank dat deze verklaring door het openbaar ministerie geverifieerd is en dat de toenmalige bedrijfsleider van het desbetreffende restaurant heeft verklaard dat [verdachte] daar sinds 2011 niet meer werkzaam is (deeldossier Witlof, p. 30-32). De door [verdachte] gegeven verklaring is derhalve in strijd met de waarheid. Dat betekent dat de rechtbank ervan uit moet gaan dat het betreffende bedrag (en daarmee de auto) van misdrijf afkomstig is.
Gelet op het voorgaande kan het witwassen door [verdachte] van de personenauto bewezen worden verklaard, op de wijze als hierna te melden. De rechtbank heeft daarbij onvoldoende bewijs aangetroffen voor het bestaan van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [partner verdachte] of andere personen, zodat de rechtbank [verdachte] van het medeplegen zal vrijspreken. Het enkel gebruik maken van de personenauto door [partner verdachte] , waarvoor aanwijzingen in het dossier bestaan, is onvoldoende om medeplegen te kunnen aannemen.
Het geldbedrag van € 23.224,64 (feit 5)
De rechtbank stelt in dit verband de volgende feiten en omstandigheden vast. [verdachte] is per 1 december 2014 een huurovereenkomst voor woonruimte aangegaan met de verhuurder van de woning aan de [straatnaam 14] te Amsterdam. [verdachte] is huurder geweest tot 1 mei 2016. De maandelijkse huurprijs inclusief vergoeding voor bijkomende diensten bedroeg € 1.450,-. Volgens de bemiddelaar heeft [verdachte] de huurpenningen contant betaald, waarbij de eerste betaling € 5.800,- was en daarna maandelijks de contractueel overeengekomen huurprijs, met een indexatie vanaf 1 juni 2015. [verdachte] zou alle bedragen contant en tijdig hebben betaald, tot in totaal
€ 23.224,64 euro. Zoals hierboven overwogen had [verdachte] in België niet de beschikking over aanzienlijke legale inkomsten.
Gelet op het bovenstaande bestaat het vermoeden dat het totaalbedrag aan huurpenningen van misdrijf afkomstig was. Het ligt daarom op de weg van [verdachte] om over de (legale) herkomst van het geldbedrag waarmee de huur van de bedoelde woning is betaald is een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te verschaffen. Zoals hierboven is overwogen is de verklaring van [verdachte] met betrekking tot zijn inkomsten door het openbaar ministerie geverifieerd en is gebleken dat die verklaring in strijd met de waarheid is. Dat betekent dat de rechtbank ook met betrekking tot dit bedrag moet vaststellen dat het van misdrijf afkomstig is.
Gelet op het voorgaande kan het witwassen door [verdachte] van het geldbedrag van in totaal € 23.224,64 bewezen worden verklaard, op de wijze als hierna te melden. De rechtbank heeft daarbij onvoldoende bewijs aangetroffen voor het bestaan van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [partner verdachte] of andere personen, zodat de rechtbank [verdachte] van het medeplegen zal vrijspreken.
Feit 6: Zaaksdossier Deklading
Bewijsoverweging en bewijsmiddelen
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een veroordeling voor witwassen ten aanzien van
€ 256.950 en 213.050,-. Dit betreffen de cash stortingen die tussen 20 november 2014 en 3 juli 2015 hebben plaatsgevonden op de Nederlandse en Duitse bankrekeningen van [bedrijf 25] . [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn de personen achter de katvangers [betrokkene 2] en [medeverdachte 5] en hadden de zeggenschap over [bedrijf 25] . Er is geen legale herkomst gevonden van deze bedragen. [betrokkene 2] heeft voorts verklaard de bankpassen van [bedrijf 25] aan [verdachte] te hebben gegeven.
De officier van justitie vordert voorts een veroordeling voor witwassen ten aanzien van het bedrag € 141.900,- zijnde de stortingen op de bankrekening van [bedrijf 21] .
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte ontkent en betwist überhaupt iets te maken te hebben met deze bedragen en er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor zijn betrokkenheid. Vrijspraak dient te volgen.
Het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het aan [verdachte] onder 6 tenlastegelegde witwassen overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, het volgende kader voorop. Dat een voorwerp “afkomstig is van enig misdrijf” kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verwacht dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van die resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband te leggen met een bepaald misdrijf. Dit maakt dat de rechtbank - gelet op het hiervoor voorop gestelde beoordelingskader - om te kunnen komen tot bewezenverklaring van witwassen eerst dient te beoordelen of de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank zal in het navolgende een onderscheid maken tussen de verschillende in de tenlastelegging genoemde geldbedragen. De rechtbank begrijpt verder dat de steller van de tenlastelegging als feitelijke witwashandeling telkens op het oog heeft het storten van het desbetreffende geldbedrag op de desbetreffende bankrekening. De inhoud van gebezigde bewijsmiddelen wordt telkens zakelijk weergegeven.
a.
het geldbedrag van € 256.950
Dit bedrag is kennelijk een optelsom van 23 stortingen van contant geld op de Nederlandse rekening van [bedrijf 25] bij de [bank 2] met nummer [rekeningnummer 14] in de periode van 11 december 2014 tot en met 3 juli 2015. De gestorte bedragen lopen uiteen van minimaal (vrijwel) € 1.000 tot maximaal € 15.000 per keer [289] . Deze stortingen op zich, in het bijzonder meewegend de hoogte van de afzonderlijke bedragen en het totaalbedrag, in samenhang met de (relatief korte) periode waarin de stortingen hebben plaatsgevonden, leveren naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden op dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank wijst daarbij nog op het feit van algemene bekendheid dat het (in dit geval: voorafgaand aan de stortingen) vervoeren van grote contante geldbedragen aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich brengt en naar het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1181.
Voor wat betreft de vraag of [verdachte] strafbaar betrokken is bij deze stortingen overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank verwijst ten eerste naar de ten aanzien van het onder 1 ten laste van [verdachte] bewezenverklaarde en de daarbij gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen daar overigens ten aanzien van het bewijs is overwogen, in het bijzonder aangaande het gebruik voor het bewijs van de verklaring van [betrokkene 2] . Een en ander dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank zal voorts een onderscheid maken tussen de stortingen die hebben plaatsgevonden tot en met 7 mei 2015 enerzijds (hierna: ‘de eerste stortingen’) en de stortingen die daarna hebben plaatsgevonden (vanaf 3 juni 2015) anderzijds. Voor wat betreft de eerste stortingen overweegt de rechtbank dat [betrokkene 2] , voor zover hier van belang, onder meer het volgende heeft verklaard. Een persoon die ik Alex noem heeft mij gevraagd om [bedrijf 25] (waarmee naar de rechtbank begrijpt wordt bedoeld: [bedrijf 25] ) over te nemen [290] . Ik heb ook een bankrekening moeten openen bij de [naam bank] Bank voor [bedrijf 25] . Alex heeft die bankkaarten toen direct meegenomen. Met die bankkaarten moesten de betalingen worden gedaan [291] . Alleen ik was gemachtigd op de bankrekening, maar ik moest die kaart afgeven. De code werd opgestuurd, Ik denk dat de [naam bank] -post naar een brievenbus aan de [straatnaam 9] in Echt werd gestuurd. Ik kreeg dan post en dan kwam Alex het halen. U houdt mij voor dat de [naam bank] -rekening door mij op 1 oktober 2014 is geopend [292] . Op foto 8 die u mij toont herken ik Alex [293] . De rechtbank constateert op grond van het proces-verbaal dat aan [betrokkene 2] is getoond foto 8 van de fotomap in het dossier (proces-verbaalnummer LERCB15011-0900), zijnde een foto van [verdachte] .
Op grond van deze verklaring van [betrokkene 2] acht de rechtbank komen vast te staan dat [verdachte] vanaf oktober 2014 kon beschikken over de voornoemde bankrekening bij de [naam bank] van [bedrijf 25] Uit niets blijkt voorts dat [verdachte] in de periode tot en met de storting op 7 mei 2015 de beschikking over de desbetreffende bankrekening, al dan niet tijdelijk en al dan niet voor het storten van contante bedragen, heeft overgedragen aan een ander of anderen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [verdachte] de tenlastegelegde stortingen op de bankrekening die hebben plaatsgevonden tot en met 7 mei 2015 zelf heeft verricht. Deze stortingen belopen in totaal € 122.000.
Het had daarom op de weg van [verdachte] gelegen om over de (legale) herkomst van de geldbedragen tot een totaal van € 122.000 een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te verschaffen. [verdachte] heeft echter geen verklaring gegeven over de herkomst van deze geldbedragen, omdat hij enige betrokkenheid bij (het witwassen van) deze geldbedragen heeft ontkend. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] ten aanzien van dit totaalbedrag van € 122.000 kan worden aangemerkt als pleger, op de wijze als hierna nader te melden.
Voor wat betreft de stortingen die hebben plaatsgevonden vanaf 3 juni 2015, zijnde de eerstvolgende storting na die op 7 mei 2015, is de rechtbank van oordeel dat (ook) sprake is van strafbare betrokkenheid van [medeverdachte 1] . De rechtbank wijst daarbij - in aanvulling op de ten aanzien van het onder 1 ten laste van [verdachte] bewezenverklaarde gebezigde bewijsmiddelen - de locaties van deze stortingen, te weten (voor zover bekend en redengevend) [plaatsnaam 2] (5x), [plaatsnaam 3] (1x), [plaatsnaam 4] (2x) en [plaatsnaam 8] (3x). [plaatsnaam 2] was de woonplaats van [medeverdachte 1] [294] , [plaatsnaam 4] en [plaatsnaam 3] - zo mag van algemene bekendheid heten – zijn nabij [plaatsnaam 2] gelegen dorpen en in [plaatsnaam 5] kwam [medeverdachte 1] ook met enige regelmaat en was een kantoor van [bedrijf 23] gevestigd, waar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] werkzaam waren [295] . Verder blijkt dat [medeverdachte 5] op 11 mei 2015 is ingeschreven als bestuurder van [bedrijf 25] De rechtbank bezigt voorts voor het bewijs de verklaring van [medeverdachte 5] , voor zover inhoudende dat [medeverdachte 5] geen transacties voor [bedrijf 25] heeft uitgevoerd, maar [medeverdachte 1] zich bezig heeft gehouden met de import van bananen via deze vennootschap, alsmede dat [medeverdachte 1] de bankpassen van [bedrijf 25] in beheer had of daar toegang toe had. [296] De rechtbank gaat er daarbij, zo wordt ten overvloede overwogen, van uit dat de gestorte bedragen geheel of gedeeltelijk zijn gebruikt ten behoeve van de aankoop van partijen bananen, waarbij de rechtbank erop wijst dat telkens nadat een storting of reeks van stortingen heeft plaatsgevonden, dezelfde dag of een tot enkele dagen later een betaling wordt gedaan aan [bedrijf 24] [297] , een leverancier van bananen [298] . Uit niets blijkt voorts dat [medeverdachte 1] (op zijn beurt) de beschikking over de desbetreffende bankrekening, al dan niet tijdelijk en al dan niet voor het storten van contante bedragen, heeft overgedragen aan een ander of anderen. Op grond van de voorgaande feiten en omstandigheden, bijeengenomen, komt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte 1] zelf de stortingen heeft verricht.
Uit de in de vorige alinea genoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat op enig moment tussen de storting op 7 mei 2015 en de storting op 3 juni 2015 [verdachte] de beschikking over de bankrekening van [bedrijf 25] heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] (met het doel de onder 1 bewezenverklaarde invoer van cocaïne mogelijk te maken). De rechtbank gaat er daarbij van uit dat [verdachte] wetenschap had van alle vanaf 3 juni 2015 verrichte stortingen zoals opgenomen in het desbetreffende overzicht en daarmee ook instemde. Deze stortingen belopen in totaal € 134.950.
Het had daarom op de weg van [verdachte] gelegen om ook over de (legale) herkomst van de geldbedragen tot een totaal van € 134.950 een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te verschaffen. [verdachte] heeft echter geen verklaring gegeven over de herkomst van deze geldbedragen, omdat hij enige betrokkenheid bij (het witwassen van) deze geldbedragen heeft ontkend. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] ten aanzien van dit totaalbedrag van € 134.950 kan worden aangemerkt als medepleger, op de wijze als hierna nader te melden.
het geldbedragen van € 213.050
De rechtbank acht aan de hand van de desbetreffende overzichten [299] , [300] aannemelijk dat de desbetreffende stortingen alle in Duitsland hebben plaatsgevonden en stelt vast dat de stortingen telkens zijn gedaan op een Duitse bankrekening. Duitsland is echter - verwonderlijkerwijs - niet als pleegplaats in het onder 6 tenlastegelegde opgenomen. Ook ontbreekt bewijs voor het door iemand (mede) in Nederland leveren van een materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan het witwassen van dit bedrag of een gedeelte daarvan. De rechtbank kan reeds hierom dan ook niet anders dan [verdachte] vrijspreken van het onder 6 tenlastegelegde voor zover betrekking hebbend op het tenlastegelegde geldbedrag van € 213.050 .
het geldbedrag van € 141.900
De rechtbank stelt aan de hand van het desbetreffende overzicht [301] vast dat de desbetreffende stortingen alle in Duitsland hebben plaatsgevonden op een Duitse bankrekening. Daar werd het geld omgezet en op die manier witgewassen. Duitsland is echter - verwonderlijkerwijs - niet als pleegplaats in het onder 8 tenlastegelegde opgenomen. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het witwassen van dit geldbedrag.
Resumé
De rechtbank komt resumerend voor wat betreft het onder 6 tenlastegelegde tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een bedrag van € 122.000 plus € 134.950 is in totaal € 256.950, op de wijze als hierna te melden. Van het witwassen van de overige (delen van) tenlastegelegde geldbedragen zal [verdachte] worden vrijgesproken.
Feit 7: Zaaksdossier Samen
Bewijsoverweging
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte deel heeft genomen aan een criminele organisatie. Het tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte dient, aldus de verdediging, vrijgesproken te worden van deelname aan een criminele organisatie.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Het totale dossier Gadolinium is het resultaat van een opsporingsonderzoek dat startte bij de vondst van een zeer grote hoeveelheid cocaïne in een lading bananen. Het onderzoek bracht stukje bij beetje een crimineel samenwerkingsverband in beeld dat zich (o.a.) bezig hield met de (internationale) handel in harddrugs en witwassen. Het dossier is opgebouwd uit diverse zaaksdossiers die bij de algemene inleiding reeds grotendeels benoemd zijn.
Met betrekking tot (de duur van) het bestaan van een criminele organisatie geldt dat de rechtbank identieke bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen heeft opgenomen in de vonnissen van alle daarbij betrokken verdachten in onderzoek Gadolinium. Dat heeft tot gevolg dat die bewijsmiddelen en overwegingen in de zaken van sommige verdachten ook zien op periodes waarin zij zelf niet hebben deelgenomen aan de organisatie, zoals naar voren komt in de bewezenverklaringen in die zaken. In zoverre zijn die bewijsmiddelen en overwegingen niet redengevend voor de deelname van de betreffende verdachte aan de criminele organisatie, maar wel voor het bewijs van het bestaan van de criminele organisatie, waaraan de verdachte dan in een bepaalde periode heeft deelgenomen.
Meer specifiek merkt de rechtbank evenwel op dat, volgens de steller van de tenlastelegging, [medeverdachte 1] verwonderlijk genoeg (pas) sinds 2 juli 2015 deelnemer aan de criminele organisatie is, zodat de rechtbank ten aanzien van deze verdachte tot een bewezenverklaring van een kortere periode dan de overige verdachten komt.
Juridisch kader
Onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor het bewijs van zo een structureel samenwerkingsverband is niet noodzakelijk dat binnen de groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die deelnemers druk werd, of kon worden, uitgeoefend zich aan die regels te houden en aan die doelstelling gebonden te achten. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Gezagsverhoudingen (hiërarchie), rolverdeling, regels en onder een gemeenschappelijke naam of gemeenschappelijk optreden tegenover derden zijn ook niet vereist. Niettemin kunnen gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen wel sterke aanwijzingen opleveren voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband.
Een organisatie in vorenbedoelde zin wordt pas een criminele als vast komt te staan dat deze organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Dat oogmerk moet zijn gericht op een pluraliteit van misdrijven. Het gaat hier niet om het gepleegd zijn van misdrijven, maar om het oogmerk tot het plegen van meerdere misdrijven. Voor het bewijs van dat oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan de misdrijven die al in het kader van de organisatie zijn gepleegd en aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, te weten aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op het gemeenschappelijk doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van het oogmerk van de organisatie moet worden onderscheiden het oogmerk van de deelnemer. Om vast te kunnen stellen of iemand deelnemer is aan de organisatie geldt het volgende. In het deelnemen ligt het opzet besloten. Voor wat betreft het opzet van de deelnemer aan de organisatie geldt dat hij in zijn algemeenheid moet weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is nodig enige vorm van opzet op de door de organisatie beoogde, laat staan gepleegde, concrete misdrijven, ook niet als het gaat om misdrijven van verschillende aard. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende: de betrokkene moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie een misdadig oogmerk heeft. Voor deelnemen is voorts nodig dat men behoort tot de organisatie en dat de deelnemer betrokken is geweest (een aandeel hebben in dan wel ondersteunen) bij gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist dat komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie en evenmin dat deze persoon in structurele zin gedragingen als hiervoor bedoeld heeft gepleegd c.q. daarbij betrokken is geweest.
Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van de betreffende bewezenverklaarde feiten en hetgeen hiervoor in het bijzonder met betrekking tot deze feiten is overwogen, blijkt dat in de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 diverse transporten van cocaïne hebben plaatsgevonden, dan wel zijn voorbereid en dat - aanzienlijke - geldbedragen zijn witgewassen.
Naar het oordeel van de rechtbank geschiedde een en ander binnen een gestructureerd samenwerkingsverband tussen deelnemers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 4] , respectievelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] .
De concrete rol van de verschillende verdachten bij de tenlastegelegde feiten is reeds omschreven bij de overwegingen over het dossier in het algemeen.
Uit de bewijsmiddelen kan tevens worden afgeleid dat de samenwerking van bovengenoemde personen niet incidenteel is geweest en geen beperkt karakter had, maar een zekere duurzaamheid had en ten dienste stond van (de voorbereiding van) meerdere transporten. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband met een dusdanige mate van duurzaamheid en structuur dat sprake is geweest van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Gelet op de door de genoemde deelnemers aan de organisatie gepleegde handelingen, het duurzame en gestructureerde karakter van de samenwerking en de planmatigheid en stelselmatigheid van de activiteiten was het oogmerk van de organisatie gericht op het opzettelijk importeren van cocaïne en het (in dat kader) witwassen van gelden.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen eventueel in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
(zaakdossier Bananen)
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2015 tot en met 14 juli 2015 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3.150 kilogram en ongeveer 628 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
(zaaksdossier Ananassen)
in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 april 2016 in Nederland
tezamen en in vereniging met anderen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
-een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
-zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
-voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers is/heeft hij/ hebben verdachte en/of zijn mededaders tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
-telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en
- telefonische bericht(en) verstuurd met betrekking tot het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
-(met het beveiligingsprogramma PGP beveiligde) telefoons voorhanden gehad en/of communicatie gevoerd middels die PGP telefoons met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en) met betrekking tot binnen het grondgebied van Nederland brengen van die cocaïne en
-met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en -betaling(en) (laten) verricht(en) ten behoeve van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en
-het bedrijf [bedrijf 22] als ontvanger van te importeren ananassen uit Panama laten oprichten en
-meermalen afgereisd naar Panama en Colombia en
-(een) deklading(en) (ananassen) laten regelen en
-ruimte geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de deklading(en).
3.
(zaaksdossier Raamsdonksveer)
in en omstreeks de periode van 20 december 2015 tot en met 21 december 2015 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet (ongeveer) 1015,46 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.
(zaakdossier Witlof)
in de periode van 1 april 2016 tot en met 21 juni 2016 in Nederland, meermalen
van voorwerpen, te weten
-40.900 euro en
-een (personen)auto (merk Audi, type Q5)
- voorhanden heeft gehad en/of gebruikt heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
5.
(zaaksdossier Witlof)
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 juni 2016 in Nederland, van voorwerpen, te weten geldbedragen, tot een totaalbedrag van 23.224,64 euro
heeft overgedragen terwijl hij, verdachte wist dat die voorwerpen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig
misdrijf.
6.
(zaaksdossier Deklading)
in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 in Nederland,
een geldbedrag van € 122.000
heeft omgezet terwijl hij, verdachte wist dat dat geldbedrag
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf,
en hij, verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt
en
in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
een geldbedrag van € 134.950
heeft omgezet terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die geldbedragen
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig
misdrijf,
en hij, verdachte en zijn mededader(s), van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
7.
(zaaksdossier Samen)
in of omstreeks de periode van 1 november 2014 tot en met 7 juni 2016 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit een samenwerkingsverband van verdachte en een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
-het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben
van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en/of
-het voorbereiden en/of bevorderen van een feit of feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet
en/of
-het (gewoonte)witwassen van een of meer voorwerp(en).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4, 5 en 6 bewezenverklaarde nog dat niet gesteld of anderszins aannemelijk is geworden dat het desbetreffende geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren geëist, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het beslag eist de officier van justitie een verbeurdverklaring van de Audi Q5 en het bedrag van € 40.900,-. Hetgeen verder in beslag is genomen kan retour naar verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan verzoekt de verdediging om bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden die uitgebreid ter zitting aan de orde zijn geweest. De verdediging wijst op de precaire situatie van verdachte [verdachte] voor wat betreft zijn gezondheid en psychische toestand, nu hij wederom is opgenomen. De verdediging verzoekt de straf te matigen. Ten aanzien van zaaksdossier Witlof heeft verdachte zijn straf reeds in voorarrest doorgebracht. De verdediging vraagt de rechtbank voorts oog te hebben voor de VI-regeling.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan, kortweg, het plegen of medeplegen van de invoer van ongeveer 3.800 kilo cocaïne (feit 1, zaaksdossier Bananen), van de invoer van ongeveer 1.015 kilo cocaïne (feit 3, zaaksdossier Raamsdonksveer), van voorbereidingshandelingen ter invoer van cocaïne (feit 2, zaaksdossier Ananassen), het witwassen van contante geldbedragen tot een totaalbedrag van ruim 60.000 euro en een personenauto (feit 4 en 5, zaaksdossier Witlof), het witwassen van contante geldbedragen tot een totaalbedrag van € 256.950 euro (feit 6, zaaksdossier Deklading) en deelneming aan een criminele organisatie (feit 7, zaaksdossier Samen).
Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne ernstige schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. De rechtbank ziet zich ook op zeer regelmatige basis geconfronteerd met de vernietigende effecten van het gebruik van deze drug op de naaste omgeving van de gebruiker. Het blijft echter niet bij de effecten voor de individuele gebruiker. De gebruiker moet zijn drugs ergens vandaan halen. Dus er wordt gedeald, met alle bijkomende overlast. En de dealers moeten hun voorraden van grotere spelers betrekken. Grootschalige drugshandel werkt ernstig ontwrichtend voor de maatschappij. Drugsdelicten en witwassen liggen vaak aan de basis van gedragingen die tegenwoordig worden aangeduid met de term ‘ondermijning’. De enorme impact van deze criminaliteit wordt in alle lagen van de bevolking gevoeld. Daaraan heeft verdachte zich niets gelegen laten liggen. Hij heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij of van anderen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voor zover voorhanden aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten zoals neergelegd in het document “Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken”, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Ten aanzien van (ook) de invoer van harddrugs maken de oriëntatiepunten een onderscheid tussen oriëntatiepunten voor ‘standaard’-gevallen en oriëntatiepunten in het geval sprake is van een organisatie.
In deze strafzaak is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een organisatie in de hier bedoelde zin. Dat sprake is van het daarvoor benodigde samenwerkingsverband valt af te leiden uit de door de rechtbank ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank zal daarom de oriëntatiepunten voor de invoer van harddrugs waarbij sprake is van een organisatie tot uitgangspunt nemen.
De oriëntatiepunten voor in- en uitvoer van harddrugs differentiëren voorts aan de hand van het gewicht van de drugs waarop het bewezenverklaarde betrekking heeft. In geval van de in- of uitvoer van tien tot twintig kilo harddrugs luidt het oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van vijf tot zes jaar. In geval van de in- of uitvoer van meer dan twintig kilo harddrugs luidt het oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van meer dan zes jaar.
De wettelijk maximaal op te leggen straf voor één invoer van harddrugs bedraagt twaalf jaar gevangenisstraf per feit. Nu de rechtbank tot bewezenverklaring van meerdere feiten komt en daarbij sprake is van meerdaadse samenloop, bedraagt de maximaal aan verdachte op te leggen straf voor alle bewezenverklaarde feiten tezamen zestien jaar gevangenisstraf.
Al met al geldt als vertrekpunt voor het onder 1 bewezenverklaarde feit en het onder 3 bewezenverklaarde feit telkens een gevangenisstraf voor de duur van meer dan zes jaar.
Voor het plegen van voorbereidingshandelingen zoals onder 2 bewezenverklaard - waarbij, gelet op de omvang van de voorbereidingshandelingen, over de hoeveelheid cocaïne waar de voorbereiding op zag, kan worden aangenomen dat dit meer zal zijn geweest dan wat een bolletjesslikker doorgaans vervoert, maar ook niet meer dan dat - bestaan geen toegesneden oriëntatiepunten. Voor witwassen zoals onder 4, 5 en 6 bewezenverklaard bestaan deze evenmin, al kan daar enige inspiratie worden gevonden bij de oriëntatiepunten voor fraude. In de Nederlandse straftoemetingspraktijk zal voor deze vier feiten tezamen doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, waarbij de hoogte veelal zal zijn gelegen tussen de één en de vier jaar.
Het onder 7 bewezenverklaarde feit heeft naar het oordeel van de rechtbank in dit geval, naast de onder 1 tot en met 6 bewezenverklaarde feiten, voor de straftoemeting geen toegevoegde waarde.
De rechtbank acht voorts de rol die verdachte heeft gespeeld binnen de bandbreedte van het medeplegen en afgezet tegen de rol van de medeverdachten van een bovengemiddeld gewicht. Verdachte heeft telkens een leidende en aansturende rol (van met name medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) gespeeld. De rol van verdachte bij deze feiten zou als hoofd van de uitvoeringsorganisatie in Nederland, België en Duitsland kunnen worden gekarakteriseerd. [verdachte] was degene die bepaalde wat er in Nederland, België en Duitsland moest gebeuren om uit het zicht van justitie te blijven. Hij was degene die dit alles financierde en die compleet uit beeld moest blijven. Dit betekent dat de rol van verdachte bij deze feiten van meer gewicht wordt geacht dan die van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank acht echter niet zonder meer aannemelijk geworden dat verdachte geheel of gedeeltelijk uit eigen middelen voor financiering heeft zorggedragen of dat verdachte de initiator van de twee bewezenverklaarde drugstransporten is geweest. De bewijsbare rol van verdachte blijft naar het oordeel van de rechtbank beperkt tot de uitvoeringssfeer, waarbinnen hij als gezegd wel een leidende rol heeft gespeeld. De rechtbank weegt deze rol in strafverzwarende zin mee.
Gelet op het voorgaande komt naar het oordeel van de rechtbank dan ook zeker de mogelijkheid van oplegging van een straf gelijk aan of in de nabijheid van het geldende strafmaximum van zestien jaar gevangenisstraf in beeld. De rechtbank zal echter komen tot oplegging van een lagere straf. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft verder bij de beslissing over de oplegging van een hoofdstraf in beperkt matigende zin meegewogen dat aan verdachte de bijkomende straf van verbeurdverklaring zal worden opgelegd met betrekking tot het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van ruim 40.000 euro en een personenauto.
De rechtbank ziet in dat deze zaak op verdachte en zijn jonge gezin een behoorlijke impact heeft, maar zal hier niet in matigende zin rekening mee houden. Op de gezinnen van alle verdachten trekt deze zaak een grote wissel, dat neemt de rechtbank zonder meer aan. De rechtbank merkt echter op dat de oorsprong van deze strafzaak bij de gedragingen van verdachten ligt.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande komen tot een strafoplegging die aanzienlijk hoger is dan de door de officier van justitie geëiste straf (een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar). De rechtbank acht de strafeis onbegrijpelijk. De door de officier van justitie geëiste straf staat naar het oordeel van de rechtbank in geen verhouding tot de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten en de rol van verdachte daarin, te meer als wordt bedacht dat de officier van justitie blijkens het requisitoir geen strafverminderende omstandigheden aanwezig acht. In het requisitoir wordt ook op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt, bijvoorbeeld aan de hand van de eigen strafvorderingsrichtlijnen, de oriëntatiepunten van de rechtspraak of de strafoplegging in concrete eerdere drugszaken, hoe tot de strafeis is gekomen. Een strafoplegging conform de strafeis zou daarom ook niet goed uit te leggen zijn aan de maatschappij.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden om aan verdachte voor de bewezenverklaarde feiten op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaar.
De rechtbank overweegt voorts over de redelijke termijn [302] als volgt.
De redelijke termijn [303] vangt aan op het moment dat verdachte in redelijkheid de verwachting kon hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In deze zaak is verdachte op 21 juni 2016 in verzekering gesteld. Op deze datum is daarmee de redelijke termijn aangevangen.
Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat er een eindvonnis moet zijn binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals onder andere de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop door de bevoegde autoriteiten is gehandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van meerdere bijzondere omstandigheden in de hier bedoelde zin. Ten eerste is sprake van buitengewone ingewikkeldheid van de zaak. De rechtbank volstaat daarbij met verwijzing naar de tenlastelegging met daarop zeven feiten en, belangrijker, naar de omvang van het dossier in de zaak van verdachte en zijn acht medeverdachten van meer dan 10.000 pagina’s. Illustratief mag ook heten dat de behandeling van de zaak van verdachte en zijn acht medeverdachten 18 zittingsdagen in beslag heeft genomen.
Ten tweede is als bijzondere omstandigheid aan de orde de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop. In 2018 nam de behandeling van de zaak na een uitgebreid regietraject een onverwachte wending. De toenmalige raadsman van verdachte heeft op 6 november 2018, meteen nadat een door hem ingediend wrakingsverzoek was afgewezen, de verdediging neergelegd. De behandeling van de zaak van verdachte is vervolgens door de rechtbank noodgedwongen aangehouden. Meerdere medeverdachten hebben vervolgens naar aanleiding van de aanhouding van de behandeling van de zaak van verdachte ook verzocht om aanhouding van de behandeling van hun zaken. De rechtbank heeft vervolgens, meewegend het proceseconomisch belang bij gelijktijdige berechting van de zaken van verdachte en alle medeverdachten, de behandeling van de zaken van alle acht medeverdachten eveneens aangehouden. Op 26 november 2018 heeft de opvolgend raadsman van verdachte zich gesteld en meegedeeld dat hij het dossier nog niet (goed) had bestudeerd, maar dat hij eventueel nieuwe onderzoekwensen had. De rechtbank heeft de raadsman daarom vervolgens, indachtig de omvang van het dossier, een termijn tot 15 januari 2019 gegund voor het indienen van onderzoekwensen, waarna volgens planning ter terechtzitting van 23 januari 2019 op eventuele onderzoekwensen zou worden beslist. De termijn voor het indienen van onderzoekswensen is vervolgens op verzoek van de verdediging verlengd, tot 11 februari 2019. Namens de verdachte zijn op 11 februari 2019 door de huidige raadsman van verdachte nieuwe onderzoekwensen ingediend, waarop ter terechtzitting van 20 februari 2019 is beslist. Voorts diende de inhoudelijke behandeling van de zaak van verdachte en acht medeverdachten opnieuw te worden gepland. Gelet op het aantal verdachten en de omvang van de zaak bleek dat een nieuwe inhoudelijke behandeling van de zaken pas in de tweede helft van september 2019 een aanvang kon nemen terwijl alsdan in oktober 2019 om agenda technische redenen twee weken geen zittingsdagen konden worden gepland. Deze feiten en omstandigheden, die tot vertraging van de afdoening van de zaak van verdachte met in totaal ongeveer twaalf maanden hebben geleid, liggen alle in de risicosfeer van verdachte.
De rechtbank ziet in de ingewikkeldheid van de zaak en de invloed van verdachte en zijn raadsman op het procesverloop tezamen reden om de lengte van de redelijke termijn in deze zaak te stellen op drie jaar en zes maanden.
De redelijke termijn in deze zaak eindigde daarmee op 21 december 2019. De rechtbank doet uitspraak op 13 februari 2020, zodat de redelijke termijn is overschreden met ruim zeven weken. De rechtbank zal ten aanzien van deze relatief beperkte overschrijding volstaan met de constatering daarvan.
De rechtbank zal verdachte dus geen compensatie toekennen voor de overschrijding van de redelijke termijn en zal verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaar, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op de aard en hoogte van de aan verdachte op te leggen straf acht de rechtbank voorts geen termen aanwezig om de voorlopige hechtenis van verdachte (opnieuw) te schorsen, zodat het daartoe strekkende verzoek van de verdediging zal worden afgewezen.
Beslag
Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van het beslag (feit 4) eist de officier van justitie verbeurdverklaring van het bedrag van € 40.900,- en van de personenauto, merk Audi, type Q5.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich over het beslag niet uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag van 40.900,- euro en de personenauto, merk Audi, type Q5 verbeurd dienen te worden verklaard, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het onder 4 bewezenverklaarde is begaan.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 47, 57, 140, 420bis, 420ter;
Opiumwet art. 2, 3, 10, 10a, 11.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.T.a.v. feit 2:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door
- een ander trachten te bewegen dat feit te plegen, te doen plegen of uit te lokken, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dit delict.T.a.v. feit 3 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
T.a.v. feit 4:
witwassen, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 5:
witwassen, meermalen gepleegd.
T.a.v. feit 6:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken
en
medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.T.a.v. feit 7:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5, feit 6, feit 7:

Gevangenisstraf voor de duur van dertien (13) jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 4:

Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten:
- een geldbedrag van 40.900 euro (veertig duizend negenhonderd euro);
- een personenauto, merk Audi, type Q5.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. E. Boersma, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.J. Huijskens en mr. C.A.M. Wentholt, griffiers,
en is uitgesproken op 13 februari 2020.

Voetnoten

1.Uittreksel Kamer van Koophandel [bedrijf 23] ., door het OM overgelegd bij brief van 22 oktober 2018
2.p. 640 Deklading
3.p. 1021 Bananen
4.p. 1023-1025 Bananen
5.p. 1759 en 1757 Bananen
6.p. 1762 Bananen
7.p. 879 en 93 Bananen
8.p. 93 Bananen
9.p. 737, 757 Bananen
10.p. 640 Deklading
11.p. 1093 Bananen (factuur transportbedrijf)
12.p. 1092 Bananen
13.p. 445-446 Gerard
14.p. 984 Bananen
15.p. 983 Bananen
16.p. 981 Bananen
17.p. 653 Bananen
18.p. 660, 659 en 658 Bananen
19.p. 985-986 Bananen
20.verklaring 9 juni 2016, p. 1394
21.p. 1753 Bananen (p. 3 van de schriftelijke verklaring van [medeverdachte 1] over [bedrijf 23] , overgelegd bij het verhoor van 23 juni 2016).
22.p. 664 Bananen
23.p. 1671-1672 Bananen
24.p. 1677-1679 Bananen
25.p. 972 Bananen
26.p. 947 Bananen
27.p. 975 Bananen
28.p. 658 Bananen
29.p. 1755 Bananen
30.p. 1473 Bananen
31.p. 1 verklaring [betrokkene 3] bij de rechter-commissaris d.d. 27 september 2018
32.p. 2 verklaring [betrokkene 3] bij de rechter-commissaris d.d. 27 september 2018
33.p. 1 verklaring [betrokkene 3] bij de rechter-commissaris d.d. 27 september 2018
34.p. 631 Bananen
35.p. 12 vonnis rechtbank in eerste aanleg Antwerpen nr. 4324 d.d. 3 november 2017
36.p. 8 vonnis rechtbank in eerste aanleg Antwerpen nr. 4324 d.d. 3 november 2017
37.p. 1 verklaring [betrokkene 3] bij de rechter-commissaris d.d. 27 september 2018
38.p. 1-2 verklaring [betrokkene 3] bij de rechter-commissaris d.d. 27 september 2018
39.p. 2 verklaring [betrokkene 3] bij de rechter-commissaris d.d. 27 september 2018
40.p. 208-209 Bananen
41.p. 1932 en 1988 Bananen
42.p. 2028 en 2062 Bananen
43.p. 1937 en 1993 Bananen
44.p. 1938 en 1994 Bananen
45.o.a. p. 94 Bananen
46.p. 503 Bananen
47.p. 503 Bananen
48.p. 219 Kerstpakketten: 8 juni 2016
49.p. 1158 Bananen
50.p. 1159 Bananen
51.p. 632 Bananen
52.p. 503-504 Bananen
53.p. 507 Bananen
54.Uittreksel Kamer van Koophandel [bedrijf 4] , door het OM overgelegd bij brief van 22 oktober 2018
55.p. 1026 Bananen
56.p. 1806 Bananen
57.p. 1095-1097 Bananen
58.p. 1080 en 1085 Bananen
59.p. 1098 Bananen
60.p. 1099-1100 Bananen
61.p. 1101-1102 Bananen
62.p. 1027-1030 Bananen
63.p. 691-692 Bananen
64.p. 693 Bananen
65.p. 693 Bananen
66.p. 692 Bananen
67.p. 692 en 693 Bananen
68.p. 847-848 Bananen, behorend bij de stukken die ontvangen zijn van de Federale politie te Antwerpen: de documenten die zijn ontvangen van [bedrijf 5] .
69.p. 848 Bananen
70.p. 151-152 Bananen, p. 155 [naam 1]
71.p. 847 Bananen
72.p. 302 Bananen
73.p. 305 Bananen
74.p. 450 Van Gansewinkel: [medeverdachte 5] van [bedrijf 25]
75.p. 146 Gerard , 3e alinea
76.p. 878-879 Bananen
77.p. 93 Bananen en p. 288 en 290 Deklading
78.p. 240 e.v. Deklading ( [naam bank] ) en p. 288-291 Deklading ( [straatnaam 8] )
79.p. 290 Deklading
80.p. 242 Deklading
81.p. 242 Deklading
82.p. 242 Deklading
83.p. 241 Deklading
84.p. 1683 Bananen
85.p. 240 Deklading
86.p. 13 Deklading
87.p. 601-602 Deklading
88.P. 625 Deklading
89.p. 1803-1805 Bananen
90.p. 1797 Bananen
91.p. 1798 Bananen
92.p. 1808 Bananen
93.p. 602 Deklading
94.p. 1803 Bananen
95.p. 602 Deklading
96.p. 1804 Bananen
97.p. 602 Deklading
98.p. 602 Deklading
99.p. 602 Deklading
100.p. 628 Deklading
101.p. 177-179 Deklading
102.p. 879 Bananen
103.p. 729 en 1999 (vertaald) Bananen
104.p. 391-394 Bananen
105.p. 93 Bananen
106.p. 92 Bananen
107.p. 2144 Bananen
108.p. 366-368 Bananen
109.p. 2069 Bananen (vertaald verhoor)
110.p. 2092-2093 Bananen (vertaald verhoor)
111.p. 770 Samen
112.p. 2095 Bananen
113.p. 1614 Bananen
114.p. 1614 Bananen
115.p. 769 Samen
116.p. 142 Gerard
117.p. 339 Raamsdonksveer
118.p. 595 Samen & p. 953 Samen
119.p. 569 Samen
120.p. 134 Ananassen
121.p. 1773 Ananassen
122.p. 953 Samen
123.p. 1380 Ananassen
124.p. 1907 Ananassen
125.p. 219 Gerard 5 december 2015 ( Gerard )
126.p. 28 Samen
127.p. 29 Samen
128.p. 583 en 584 Samen
129.p. 584 Samen
130.p. 589 Samen
131.p. 402 Ananassen
132.p. 157 Gerard , p. 299 Ananassen, p. 293 [naam 1] , p. 94 Raamsdonksveer, p. 256 Gerard .
133.p. 1411 Ananassen
134.p. 324 [naam 1]
135.p. 185-186 Gerard
136.p. 187-188 Gerard
137.p. 45 Kerstpakketten
138.p. 48 Kerstpakketten
139.p. 158 Bananen, p. 638 Samen, p. 689 Samen sessienummer 7.
140.p. 180 Ananassen, overzicht op p. 31 relaas PV Samen (p. 620-638)
141.p. 101-102 Ananassen
142.p. 45 Gerard , p. 93 Ananassen, p. 304 Ananassen, p. 311 en 314 Ananassen, p. 338 Ananassen, p. 349-350 en 353 Ananassen, p. 402 Ananassen, p. 48 Kerstpakketten, p. 168 Glycerine.
143.p. 592 Samen
144.p. 43 Gerard
145.p. 211 Ananassen
146.p. 212 Ananassen
147.[telefoonnummer 12] ( [medeverdachte 1] ) - [telefoonnummer 13] ( [medeverdachte 2] )
148.p. 34 Kerstpakketten
149.p. 690 Samen
150.p. 702 Samen
151.p. 216 Kerstpakketten
152.p. 586-618 Ananassen
153.p. 254 Ananassen
154.p. 17 Raamsdonksveer
155.p. 22 Raamsdonksveer
156.p. 22-23 Raamsdonksveer
157.p. 23 Raamsdonksveer
158.p. 896-898 Ananassen
159.p. 235 Ananassen
160.p. 276 Kerstpakketten
161.p. 161 Gerard , regels 6-8
162.p.162 Gerard en p. 66 Ananassen.
163.p. 347 en 350 [naam 1]
164.p. 1430 Ananassen, regel 7-8.
165.p. 136 Glycerine, sessienr. 32672, laatste vijf regels.
166.p. 1158 Bananen
167.p. 146 Gerard , 3e alinea
168.p. 132 Glycerine 3e alinea
169.p. 68 Ananassen vanaf 12e regel van onderaf geteld
170.p. 37 Raamsdonksveer, onderste SMS
171.p. 143 Glycerine
172.p. 1808 Bananen
173.p. 1159 Bananen
174.p. 3128 en 3133 Ananassen
175.p. 193 Eidrink
176.p. 185 Eidrink
177.p. 132 Gerard
178.p. 1808 Bananen
179.verwezen wordt naar de bespreking van zaaksdossier Ananassen
180.uittreksel KvK d.d. 15 oktober 2018, overgelegd bij brief van 22 oktober 2018 van de officier van justitie
181.uitdraai van zoekpagina kamer van koophandel d.d. 16 oktober 2018, overgelegd bij brief van 22 oktober 2018 van de officier van justitie
182.verwezen wordt naar de bespreking van zaaksdossier Simon
183.verwezen wordt naar de bespreking van zaaksdossier Raamsdonksveer
184.p. 372 Gerard : [medeverdachte 2] zegt dat het voordeel hiervan is, dat het in het bos Is. Je gaat eerst door een groot hek heen, die doe je achter je op slot en dan ga je naar je loods. Niemand die achter je aankomt om te kijken. Je hebt je privacy, dat is wel belangrijk.
185.p. 728 Ananassen: Niemand kan zien wat daar gedaan wordt, poort is achter
186.p. 32-33 Raamsdonksveer: Of het druk is bij de loods en waar de ingang is en of er ramen zijn? [betrokkene 9] zegt dat het helemaal afgesloten wordt, helemaal potdicht.
187.p. 2 van verhoor [verdachte] d.d. 21 juni 2016 omstreeks 14.40 uur, in meerdere dossiers gevoegd
188.p. 11 Witlof
189.Marokkaans paspoort op zijn naam, aangetroffen in woning [partner verdachte] .
190.p. 569 Samen
191.o.a. p. 11 en p. 99 Witlof
192.p. 14 Witlof
193.p. 30 Witlof
194.p. 4 van verhoor [verdachte] d.d. 21 juni 2016 omstreeks 14.40 uur, in meerdere dossiers gevoegd
195.p. 10 van verhoor [verdachte] d.d. 21 juni 2016 omstreeks 14.40 uur, in meerdere dossiers gevoegd
196.p. 578 Samen
197.p. 1-2 Witlof
198.p. 578 Samen
199.p. 581 Samen
200.p. 583 Samen
201.p. 584 Samen
202.p. 10 Witlof
203.p. 1635 Ananassen
204.p. 1639 Ananassen
205.p. 1635-1638 Ananassen
206.p. 2445 Ananassen
207.p. 1397 Ananassen
208.p. 1636-1637 Ananassen
209.p. 3516 Ananassen
210.p. 441 Samen
211.p. 442 Samen
212.p. 442 Samen
213.p. 442 Samen
214.bewijsmiddelen Bananen
215.p. 134-135 Ananassen
216.p. 126 resp. p. 134 Ananassen
217.p. 43-44 en 111-112 Schilderij
218.p. 112 Schilderij
219.p. 15-16 Schilderij
220.p. 608 Glycerine
221.p. 749-750 Glycerine
222.p. 953 Samen
223.p. 222, 223 Gerard
224.p. 226 i.c.m. p. 430 en p. 227 Gerard
225.Google: container handling in haven [naam container] .
226.p. 692 en 703 Gerard
227.p. 2 van Uittreksel Kamer van Koophandel d.d. 15 oktober 2018, overgelegd bij brief van het OM van 22 oktober 2018
228.p. 141 Glycerine op 16 januari 2016 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het daar over.
229.o.a. p. 539 e.v. Glycerine
230.p. 707 Gerard
231.p. 707 Gerard
232.p. 2428 Ananassen
233.zie bewijsmiddelen Bananen – de WA-chat tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1]
234.p. 730 Ananassen
235.p. 1356 Ananassen
236.p. 223 Gerard , gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om 08.43, p. 1621 Raamsdonksveer gesprek tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] .
237.ook p. 46 relaas Deklading
238.p. 46 relaas Deklading
239.p. 1257, 1279 Ananassen
240.p. 158 Glycerine
241.p. 1257, 1286 Ananassen
242.p. 1630 Raamsdonksveer (ook in Ananassen)
243.p. 1257, 1293 Ananassen
244.p. 1272 Ananassen
245.p. 161 Glycerine
246.p. 174 Glycerine
247.p. 1633 Raamsdonksveer (ook in Ananassen)
248.p. 1445 Ananassen (ouwe troep opruimen) en p. 223 Gerard (eerst die andere zooi opruimen).
249.p. 31 Raamsdonksveer: probeer vrijdag de sleutel al te regelen
250.p. 1474: eigenaar loods: huurder wilde het snel geregeld hebben en had contant geld bij zich.
251.p. 52, 107, 108, 109, 110 (zaterdag) en p. 164-167, 174, 175, 167, 168, 169 (zondag) Raamsdonksveer
252.p. 147 Raamsdonksveer
253.p. 199/210 Raamsdonksveer
254.p. 200 Raamsdonksveer
255.p. 231-232 Raamsdonksveer
256.p. 253 Raamsdonksveer
257.p. 28 Raamsdonksveer
258.p. 172 Raamsdonksveer
259.p. 176 Raamsdonksveer
260.p. 144 Gerard
261.p. 147 Gerard
262.p. 148 Gerard
263.p. 153 Gerard
264.p. 278-279 Gerard
265.p. 277 Gerard
266.p. 186 Gerard
267.p. 228 Gerard
268.p. 230 Gerard
269.p. 441 Gerard
270.p. 464 e.v. Gerard
271.p. 482 Gerard
272.p. 117 Glycerine
273.p. 118 Glycerine
274.p. 414-416 Glycerine
275.p. 142, 143 Glycerine
276.p. 144 Glycerine
277.Uittreksel Kamer van Koophandel [bedrijf 12] , d,d. 19 april 2016, overgelegd bij brief van het OM van 22 oktober 2016
278.p. 299 Glycerine
279.p. 176 Eidrink
280.p. 149 Glycerine
281.p. 176 Glycerine
282.p. 182 Glycerine
283.p. 184 Glycerine
284.p. 37 Glycerine
285.p. 953 Samen
286.p. 62 Glycerine
287.p. 46 relaas Deklading
288.p. 1633 Raamsdonksveer
289.Deeldossier Deklading, stamproces-verbaal, p. 12 en 13.
290.Deeldossier Bananen, proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2] 13 juli 2016, p. 1598.
291.Idem, p. 1603.
292.Idem, p. 1604.
293.Deeldossier Bananen, proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2] 24 augustus 2016, p. 1630.
294.Deeldossier Deklading, stamproces-verbaal, p. 5.
295.Deeldossier Ananassen, verhoor [medeverdachte 5] , p. 1910, 1911.
296.Deeldossier Ananassen, verhoor [medeverdachte 5] , p. 1912, 1913.
297.Zie voetnoot 2.
298.Deeldossier Bananen, proces-verbaal van bevindingen, p. 670.
299.Deeldossier Deklading, stamproces-verbaal, p. 13.
300.Deeldossier Deklading, eerste aanvulling, stamproces-verbaal p. 46.
301.Deeldossier Deklading, eerste aanvulling, stamproces-verbaal p. 46.
302.als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
303.zie onder meer het arrest van 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578.