Op 20 oktober 2019 heeft eiser een verzoek om informatie ingediend bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Dit verzoek betrof documentatie van interne eisen die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aan haar medewerkers stelt met betrekking tot het opstellen van overtredingen waarvoor bewijslast vereist is. De minister heeft dit verzoek op 12 november 2019 afgewezen, met de argumentatie dat er geen documenten met de gevraagde informatie aanwezig zijn. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de minister ongegrond verklaard in het bestreden besluit.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister, geregistreerd onder de nummers SHE 20/1639 en SHE 20/1641. Tijdens de zitting op 24 september 2020 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij betoogde dat de minister niet geloofwaardig kan stellen dat de gevraagde documenten niet bestaan, gezien de verwijzing naar jurisprudentie in de bestreden besluiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de gevraagde informatie in documenten onder de minister berust. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende heeft aangetoond dat de informatie al openbaar is en dat er geen verplichting bestaat om nieuwe documenten te vervaardigen.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C.J. Kohl, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 november 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.