Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 25 november 2019 met 20 producties
- de akte houdende overlegging producties tevens wijziging eis van Zehnder met producties 21 en 22
- de akte van Enexis met producties 1 tot en met 3
- de akte van Enexis met producties 4 en 5
- de pleitaantekeningen van mr. Het Lam
- de pleitaantekeningen van mr. De Jonge
- de mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Hieruit valt echter niet af te leiden dat de wetgever een rangorde heeft willen aanbrengen in de rechten van afnemers.”Met andere woorden, de afnemers moeten gelijk worden behandeld en niet in een wachtrij worden geplaatst.
Enexis hanteert het beginsel first come, first served. Dat brengt mee dat opvolgende partijen in een rangorde worden geplaatst bij de vraag omtrent transportcapaciteit voor invoering”.Ook in de pleitaantekeningen van haar advocaat wordt door Enexis bevestigd dat zij dit principe heeft toegepast. In randnummer 59 staat: “
Enexis is ten aanzien van transportcapaciteit genoodzaakt om de nog resterende transportcapaciteit op het net volgtijdelijk beschikbaar te stellen in de volgorde van aanvraag (…)”en in randnummer 60 “
Zehnder is op basis van FCFS gewoon nog niet aan de beurt”.Door het principe first come first served toe te passen bij de aanvraag om transportcapaciteit handelt Enexis in strijd met het discriminatieverbod. Zij kan daarom niet op die grond weigeren om een aanbod te doen.
Bedankt voor uw aanvraag”.De door Enexis in die e-mail toegezegde intakebrief die bij getekende retourzending door Zehnder zou leiden tot een nieuwe netwerkovereenkomst, is ondanks een rappel door Zehnder op 5 april 2019, door Enexis kennelijk nooit aan Zehnder toegezonden. Dat Enexis zoals zij stelt pas op 19 december 2019 beschikte over voldoende informatie om op het verzoek te kunnen beslissen kan zij dan niet aan Zehnder tegenwerpen. Dat geldt ook voor het feit dat Zehnder aanvankelijk heeft verzocht om een transportcapaciteit van 1,41 MW en dat later heeft teruggebracht tot 1,2 MW. Een dergelijk geringe aanpassing doet aan de essentie van de aanvraag niet af en rechtvaardigt dan ook niet het oordeel dat sprake is van een volledig nieuwe aanvraag die een nieuwe beoordeling behoeft.
dat contractuele congestie geen reden is voor een weigering om transport aan te bieden zoals bedoeld in artikel 24, tweede lid E-wet”. Maar ook in Autoriteit Consument & Markt, documentnr. ACM/INT/386454, 28 juni 2019, p 3. Daarin staat dat de netbeheerder transport pas mag weigeren als alle maatregelen die hij kan nemen om toch aan de transportvraag te voldoen zijn uitgeput. Pas als ook dan onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is, mag de netbeheerder zich op het standpunt stellen dat hij redelijkerwijs geen capaciteit beschikbaar heeft en het gevraagde transport (gedeeltelijk) weigeren. Netbeheerders moeten volgens de ACM in het document hun inschatting van de beschikbare capaciteit van het netwerk niet baseren op het ‘gebruik’, als de som van reeds aan aangeslotenen vergeven transportrechten, maar op het ‘fysieke gebruik’, het daadwerkelijke gebruik van die transportrechten op ieder moment. Omdat niet alle aangeslotenen op hetzelfde moment maximaal gebruik maken van hun gecontracteerde transportrechten hebben netbeheerders in veel gevallen marge om meer transportrechten uit te geven dan er fysieke capaciteit is om alle rechten opgeteld te transporteren. Dat contractuele congestie geen weigeringsgrond oplevert is ook bevestigd in de hierboven genoemde uitspraak van het CBb en de genoemde vonnissen van de voorzieningenrechter. Het door Enexis aangehaalde vonnis van de rechtbank Rotterdank van 20 november 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:9265) geeft voor de voorzieningenrechter geen aanleiding om daar anders over te denken.
dat het gecontracteerd transportvermogen in de huidige aansluit- en transportovereenkomst maatgevend is voor de verplichtingen tussen partijen”.Dat standpunt is naar het oordeel van de voorzieningenrechter gelet op de hierboven genoemde jurisprudentie dus onjuist. Dat het netwerk niet alleen contractueel, maar ook feitelijk vol zit en dus dat sprake is van fysieke congestie is door Enexis onvoldoende aannemelijk gemaakt. Enexis heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt in hoeverre de gecontracteerde transportruimte door de afnemers ook daadwerkelijk wordt gebruikt. Daarbij geldt dat Enexis naar het oordeel van de voorzieningenrechter een onjuiste uitleg geeft aan het begrip fysieke congestie. In feite is dat volgens Enexis hetzelfde als contractuele congestie. Enexis stelt namelijk in randnummer 61 van de pleitaantekeningen:
“Anders dan Zehnder meent ziet Enexis in de fysieke congestie al datgene wat op basis van meetwaarden en nabij te verwachten benutting op basis van contractswaarden dreigende transportschaarste gaat opleveren.”In hoeverre die contractwaarden ook daadwerkelijk feitelijk worden benut wordt door Enexis in het midden gelaten. Het door Enexis als productie 2 overgelegde onderzoeksrapport van [naam] , biedt op dat punt evenmin duidelijkheid. [naam] heeft in opdracht van Enexis onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om congestiemanagement toe te passen in het elektriciteitsdistributienet achter 110 kV station Zwolle-Hessenweg, zo blijkt uit het rapport. Uit de eerdergenoemde uitspraak van het CBb van 17 mei 2013 volgt dat een netbeheerder eerst congestiemanagement dient toe te passen voordat een aanbod mag worden geweigerd op grond van fysieke congestie. In artikel 9.4 lid 1 van de Netcode eletriciteit (Nce) is bepaald dat congestiemanagement uitsluitend wordt toegepast ter voorkoming van een op artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 gebaseerde weigering van de netbeheerder om aan een of meer aangeslotene(n) transportcapaciteit beschikbaar te stellen. Congestiemanagement is dus pas aan de orde indien sprake is van fysieke congestie. In dat geval wordt onderzocht of door middel van congestiemanagement toch nog ruimte kan worden vrijgemaakt. Uit het rapport van [naam] blijkt niet dat zij heeft onderzocht of er sprake is van fysieke congestie. Dat lijkt voor [naam] een gegeven. Dat ligt ook voor de hand, want anders zou een onderzoek naar congestiemanagement ook niet nodig zijn geweest. De conclusie van [naam] in haar rapport dat congestiemanagement in dit geval niet mogelijk is betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet dat daaruit moet worden afgeleid dat sprake is van fysieke congestie. Indien van fysieke congestie geen sprake is, wordt aan congestiemanagement niet toegekomen en is de vraag of dat mogelijk is dus niet relevant.
980,00