Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 oktober 2019
- het proces-verbaal van comparitie van 11 maart 2020, de daarin genoemde stukken en de door partijen naar aanleiding van het proces-verbaal gemaakte opmerkingen.
2.De feiten
- het perceel aan de [adres I] te ’s-Hertogenbosch;
- het pand aan de [adres II] ;
- het appartement aan de [adres III] ;
- het appartement aan de [adres IV] .
Zij heeft in dit testament moeder tot haar enig erfgename benoemd met de bepaling dat hetgeen onvervreemd en onverteerd mocht overblijven bij het overlijden van moeder zal toekomen aan de dochter.
3.Het geschil
in conventie
primair: [gedaagde] in zijn hoedanigheid van erfgenaam en executeur-afwikkelingsbewindvoerder te veroordelen tot afgifte van het bezwaarde vermogen aan de dochter, binnen twee weken na het te wijzen vonnis, en te bepalen dat hij alle daartoe benodigde medewerking dient te verlenen, daaronder begrepen wijziging van de tenaamstelling van:
voor het geval het bestaan van een overeenkomst van schenking of een andersoortige overeenkomst wordt aangenomen, als gevolg waarvan het aandeel van oma in de vof (met het daartoe behorende onroerend goed) is overgegaan op moeder, vernietiging van die overeenkomst van schenking of een andersoortige overeenkomst;
primair: te bepalen dat aan [gedaagde] geen vruchtgebruik toekomt van het perceel [adres I] ,
voor zover deze worden toegewezeneen zelfstandige tegenvordering heeft ter zake van de door moeder uit eigen vermogen voldane kosten en belastingen welke ten laste van het bezwaarde vermogen van oma dienden te komen -
en deze niet voor verrekening vatbaar zijn- nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van de voldoening door moeder tot het moment van compensatie door de dochter daarvan;
4.De beoordeling
ECLI:NL:RBAMS:2016:6672) en bekrachtiging door hof Amsterdam 19 juni 2018 (
ECLI:NL:GHAMS:2018:2057).
nietdoor oma aan moeder zijn geschonken.
nietop grond van verkrijgende verjaring eigenaar geworden van het perceel aan de [adres I] en/of het pand aan de [adres II] .
- kosten uitvaart: € 3.112,00;
- overige schulden: € 26.619,00;
- een schuld van € 10.000,00 voor advieswerk door de voormalige partner van de dochter;
- een te betalen bedrag van € 28.000,00 voor een auto voor dochter.
vooralsnogdat ten tijde van het overlijden van oma tot het bezwaarde vermogen van oma behoorde:
- zij mag niet bij testament of schenking over het verkregene beschikken;
- tot het bezwaarde vermogen behoort ook hetgeen bij verkoop of wederbelegging in de plaats is gekomen van de oorspronkelijke vermogensbestanddelen;
- vermogensvermeerdering van moeder ten laste van het bezwaarde vermogen leidt tot een vergoedingsplicht van moeder jegens de dochter;
- Moeder is verplicht haar eigen vermogen te verteren alvorens zij inteert op het bezwaarde vermogen.
bij vervreemdingvan de oorspronkelijke vermogensbestanddelen daarvoor in de plaats is gekomen tot het bezwaarde vermogen behoort. De rechtbank leidt uit de woorden “bij vervreemding” af dat moeder bevoegd was om tot verkoop van onderdelen van het bezwaarde vermogen over te gaan. Zij mocht de verkoopopbrengst echter alleen gebruiken (in de zin van “daarop interen”), als zij zelf geen eigen vermogen meer had. Omstandigheden op grond waarvan het testamant van oma anders moet worden uitgelegd, zijn gesteld noch gebleken.
De rechtbank merkt hierover op dat het niet duidelijk is of moeder slechts € 145.000,00 geleend heeft van het bezwaarde vermogen of € 200.000,00. [gedaagde] heeft nog niet aangetoond dat moeder inderdaad € 55.000,00 uit eigen vermogen heeft gebruikt voor de aflossing van de geldlening voor de [adres IV] . De rechtbank komt hier op terug bij het onderwerp “het appartement aan de [adres IV] ”, r.o. 4.63.)
over de periode na het overlijden van oma en voor het overlijden van moedernader toe te lichten. [gedaagde] dient daarbij ook duidelijk te maken in hoeverre er door moeder is ingeteerd op het bezwaarde vermogen van oma en of en waarom dit, gelet op de bepalingen in het testament van oma, was toegestaan. [gedaagde] dient daarbij de in dit tussenvonnis genomen beslissingen over de omvang van het bezwaarde vermogen van de rechtbank als uitgangspunt te nemen.
Vermogensvermeerdering bij de bezwaarde erfgename ten laste van het fideï-commissair vermogen leidt tot een vergoedingsplicht van de bezwaarde erfgename jegens de verwachters.)moeder aan de dochter het bedrag dient te vergoeden dat zij aan het bezwaarde vermogen heeft onttrokken.
- [gedaagde] is tot enig erfgenaam benoemd;
- het testament bevat een tweetrapsmaking, inhoudende dat moeder haar vermogen aan [gedaagde] heeft nagelaten en heeft bepaald dat alles wat op het moment van overlijden van [gedaagde] onverteerd is gebleven ten deel zal vallen aan de dochter;
- aan de dochter is gelegateerd de blote eigendom van het perceel aan de [adres I] (belast met een recht van erfpacht en een afhankelijk recht van opstal ten behoeve van een tuincentrum en belast met een recht van vruchtgebruik ten behoeve van [gedaagde] );
- aan [gedaagde] wordt gelegateerd een recht van vruchtgebruik van 50% van het perceel aan de [adres I] , zodanig dat 50% van bedoelde erfpachtcanon rechtstreeks toekomt aan [gedaagde] , terwijl de andere 50% rechtstreekst toekomt aan de dochter.
- Rabobank: eindigend op -742;
- ABN-AMRO: eindigend op -597.
- Raborekening met eindcijfers -
- Raborekening met eindcijfers -
- van de Raborekening NL88 RABO 1219 7270 08: de nummers 294, 296, 307 t/m 316, 318 en 319;
- van de Raborekening NL50 RABO 0181 9139 25: de nummers 697 pagina 2 en 698 pagina 2.
kopjes” te gebruiken.
- de vraag of oma aan moeder het perceel aan de [adres I] en het pand aan de [adres II] heeft geschonken;
- de discussie over juwelen, contant geld en waardepapieren;
- de vraag aan wie de erfpachtcanon en de retributies toekomen;
- de vraag of de dochter eigenaresse is geworden van het appartement aan de [adres IV] .
5.De beslissing
woensdag 23 december 2020voor een conclusie uitlating aan de zijde van [gedaagde] overeenkomstig de hiervoor in
r.o. 4.100weergegeven wijze, waarna de dochter hierop mag reageren en zich harerzijds mag uitlaten overeenkomstig de hiervoor in
r.o. 4.101weer gegeven wijze, waarna [gedaagde] vervolgens weer op de uitlating van de dochter mag reageren;