ECLI:NL:RBOBR:2020:5535
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
Op 9 november 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak van een eiser die een WIA-uitkering ontvangt. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 76,71% en hij met ingang van 1 juli 2019 een vervolguitkering van 50,75% van het minimumloon zou ontvangen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen. Tijdens de zitting op 13 juli 2020 zijn verschillende rapporten en medische informatie besproken, maar de rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe zitting nodig was en sloot het onderzoek.
De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsarts B&B beoordeeld en kwam tot de conclusie dat deze aan de vereisten voldoen. Echter, de rechtbank was niet overtuigd dat alle voorbeeldfuncties die het UWV had geselecteerd geschikt waren voor eiser. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het gebrek in de motivering van het bestreden besluit te herstellen. Dit kan door middel van een aanvullende motivering of een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft een termijn van acht weken gesteld voor het UWV om dit te doen, en binnen twee weken moet het UWV meedelen of het gebruik maakt van deze gelegenheid.
De rechtbank heeft verder aangegeven dat het geding na deze tussenuitspraak beperkt blijft tot de beroepsgronden die in de uitspraak zijn besproken. De beslissing over proceskosten en griffierecht wordt aangehouden tot de einduitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en is verzonden aan de betrokken partijen.