ECLI:NL:RBOBR:2020:5305

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
20/1222
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering door het UWV

Op 29 oktober 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.J. Hoogeveen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. T.P.A.W. Hanenberg. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 18 oktober 2019, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen op de grond dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 1 september 2020, waar beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat het rapport van de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was opgesteld en dat er geen sprake was van wapenongelijkheid. Eiseres had haar standpunt dat haar beperkingen waren onderschat niet voldoende onderbouwd. De rechtbank vond dat de verzekeringsarts de medische gegevens van eiseres adequaat had beoordeeld en dat de voorbeeldfuncties die door de arbeidsdeskundige waren geselecteerd, geschikt waren voor eiseres.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV geen proceskosten hoefde te vergoeden aan eiseres. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/1222

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. T.P.A.W. Hanenberg).

Procesverloop

Het UWV heeft op 18 oktober 2019 besloten dat eiseres per 25 oktober 2019 geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) kan krijgen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In het besluit van 16 april 2020 (het bestreden besluit) staat dat het UWV het bezwaar ongegrond heeft verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 1 september 2020. Eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV waren aanwezig.

Wat ging er aan de zaak vooraf?

1. Eiseres werkte als callcentermedewerker. Op 27 oktober 2017 meldde zij zich ziek. Op 4 juli 2019 vroeg eiseres een WIA-uitkering aan. Die aanvraag leidde tot de besluiten onder het kopje ‘Procesverloop’.

Waar gaat de zaak over?

2. Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank moet beoordelen of dat terecht is. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres met haar beperkingen de functies productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043), receptionist (SBC-code 315120) en textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) kan uitoefenen. Vergelijking van het inkomen dat zij daarmee kan verdienen met het inkomen dat zij als callcentermedewerker verdiende, leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 0%. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan zij geen WIA-uitkering krijgen.
3. Eiseres is het daar niet mee eens. Daarom heeft zij beroep ingesteld. Zij voert kort samengevat aan dat het onderzoek door de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) onzorgvuldig is geweest en dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zij verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen. Ten slotte zijn de voorbeeldfuncties niet geschikt, want die overschrijden de belastbaarheid van eiseres.

Wat zijn de wettelijke regels?

4. Het recht op een WIA-uitkering kan ontstaan als sprake is van arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. Dat is geregeld in de artikelen 47 en 54 van de Wet WIA. In artikel 5 van de Wet WIA staat dat iemand gedeeltelijk arbeidsgeschikt is als hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met werk maximaal 65% te verdienen van het inkomen dat hij verdiende voordat hij uitviel voor zijn werk en hij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
5. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft uitgangspunten voor de rechter ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige. De aanleiding daarvoor is een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (arrest Korošec). Deze uitgangspunten houden kort samengevat in dat een beoordeling in drie stappen moet plaatsvinden. Eerst moet de zorgvuldigheid van de besluitvorming worden beoordeeld. De eisen die aan de besluitvorming van het UWV worden gesteld vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht en het Schattingsbesluit. De rapporten van de verzekeringsartsen moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende duidelijk zijn (stap 1). Vervolgens moet worden bekeken of er evenwicht bestaat tussen partijen in de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen (wapengelijkheid). Als er geen evenwicht bestaat, moet worden onderzocht hoe dat kan worden hersteld (stap 2). Als sprake is van evenwicht moet ten slotte een inhoudelijke beoordeling plaatsvinden (stap 3). Als eiseres door haar gemotiveerde betwisting twijfel heeft laten ontstaan aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en deze na een eventuele reactie van het UWV niet is weggenomen, kan dat een reden zijn om een (medisch) deskundige te benoemen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

6. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts B&B voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en aan de voorwaarden voldoet. De rechtbank is ook van oordeel dat geen sprake is van wapenongelijkheid. Er is evenmin aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de inhoudelijke medische beoordeling door de verzekeringsarts B&B. Daarom benoemt de rechtbank geen deskundige. De rechtbank twijfelt ten slotte ook niet aan de geschiktheid van de voorbeeldfuncties die door de arbeidsdeskundige B&B voor eiseres zijn geselecteerd. Daardoor komt de rechtbank tot de conclusie dat het terecht is dat de WIA-aanvraag is afgewezen. De rechtbank licht dit oordeel hierna toe.
Zorgvuldigheid
7. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest. Dat oordeel is gebaseerd op hun onderzoeksactiviteiten. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 5 september 2019. Hij heeft haar lichamelijk en psychisch onderzocht en met haar gesproken over onder andere haar arbeidsverleden, haar klachten en haar dagbesteding. De verzekeringsarts B&B heeft het dossier bestudeerd en het bezwaarschrift van eiseres gelezen. Hij heeft eiseres op 6 maart 2020 medisch onderzocht. Dat de verzekeringsarts B&B haar niet uitgebreider heeft onderzocht, is niet onzorgvuldig. De verzekeringsarts B&B beschikte namelijk over voldoende medische informatie. [1] De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat de verzekeringsarts B&B geen gehoor heeft gegeven aan de verzekeringsgeneeskundige protocollen. Het is namelijk vaste rechtspraak dat protocollen slechts bedoeld zijn als hulpmiddel voor de verzekeringsarts bij de medische beoordeling en dat de verzekeringsarts niet gehouden is het protocol puntsgewijs toe te passen. [2] Eiseres heeft tijdens de contacten met de verzekeringsartsen goed kunnen verwoorden welke klachten zij ervaart en welke medische behandelingen hebben plaatsgevonden. Verder waren er medische gegevens bij de aanvraag en medische gegevens uit het verleden aanwezig. Uit al deze informatie is niet gebleken dat de behandelaars van eiseres een beredeneerd afwijkend oordeel hebben over haar klachten en beperkingen en eiseres heeft dat standpunt ook niet onderbouwd met nieuwe medische informatie. Het is ook niet gebleken dat eiseres een behandeling volgde of zou gaan volgen die een beduidend effect zal hebben op haar mogelijkheden om te werken. Daarom was er ook geen indicatie voor de verzekeringsarts B&B om informatie op te vragen bij de behandelaars van eiseres. [3]
Wapengelijkheid
8. Er is geen sprake van wapenongelijkheid. Eiseres moet haar standpunt dat het UWV haar lichamelijke en psychische beperkingen heeft onderschat weliswaar onderbouwen, maar daarvoor is een expertiserapport van een deskundige of een verzekeringsarts niet noodzakelijk. Het is voldoende dat de medische informatie die eiseres indient twijfel laat ontstaan over de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen waardoor aanleiding kan ontstaan voor nader onderzoek door het UWV of benoeming van een deskundige. Die medische informatie kan bijvoorbeeld bestaan uit feitelijke gegevens waaronder de diagnose, het ziekteverloop en de behandeling of een prognose die met feitelijke gegevens is onderbouwd. De informatie hoeft dus niet te zien op de functionele (arbeids)beperkingen om twijfel te kunnen veroorzaken. Dit betekent ook dat het standpunt van eiseres dat het haar aan financiële middelen ontbreekt om zelf een onafhankelijke contra-expertise te betalen geen toereikende basis biedt voor het oordeel dat eiseres onvoldoende gelegenheid heeft gehad om voldoende weerwoord te bieden aan wat de verzekeringsartsen hebben aangevoerd als onderbouwing van het bestreden besluit. Het is ook niet gebleken dat eiseres andere belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt. Eiseres heeft in beroep immers medische informatie overgelegd en zij had de B12-kliniek, haar huisarts, diëtist of andere behandelaars ook kunnen vragen (nadere) informatie te verstrekken. Zij heeft dus voldoende ruimte gehad om de medische bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten. Verder is informatie aanwezig van vroegere behandelaars, zodat de rechtbank niet alleen op informatie van het UWV hoeft te varen. Van een situatie waarin geen evenwicht is tussen partijen in hun mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen, is dan ook geen sprake.
Medisch inhoudelijke beoordeling
9. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres op licht fysiek werk is aangewezen dat haar rug spaart en niet belastend is voor haar polsen. Hij heeft in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De verzekeringsarts B&B heeft goed uitgelegd waarom hij geen aanleiding ziet om verdergaande of aanvullende beperkingen waaronder een urenbeperking aan te nemen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan dat standpunt te twijfelen. De FML die eiseres zelf heeft ingevuld, kan niet volstaan als onderbouwing van haar stelling dat zij verdergaand beperkt is. Bij het vaststellen van beperkingen is namelijk niet de subjectieve, persoonlijke klachtbeleving bepalend, maar dat wat objectief medisch is vast te stellen. Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op grond van de beschikbare medische gegevens de (arbeids)beperkingen vast te stellen. Daarom kan aan de FML van eiseres niet de waarde worden gehecht die zij daar zelf aan hecht. [4] Het rapport van Argonaut geeft evenmin voldoende aanknopingspunten om eiseres te volgen in haar standpunt dat haar aandoeningen en beperkingen zijn toegenomen en haar beperkingen onjuist zijn ingeschat. De rapportage is namelijk opgesteld door een paramedisch adviseur en uit het rapport volgt niet welk medisch onderzoek aan de conclusie ten grondslag ligt en welke medisch objectiveerbare aandoening de klachten van eiseres veroorzaken. Uit de informatie van het Erasmus MC en deelname aan het onderzoek ‘Madelung afwijking van de pols’ kan evenmin worden afgeleid dat eiseres verdergaand beperkt is vanwege haar polsklachten. Het standpunt van eiseres is ook niet met andere medische stukken onderbouwd. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding een deskundige te benoemen.
Voorbeeldfuncties
10. De arbeidsdeskundige heeft de voorbeeldfuncties geselecteerd op basis van de FML. Waar mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid zijn gesignaleerd, heeft de arbeidsdeskundige voldoende en inzichtelijk gemotiveerd dat de functies geschikt zijn. Daarom heeft de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de functies niet geschikt zijn.

Wat gebeurt er met de kosten van deze procedure?

11. Omdat eiseres geen gelijk krijgt, hoeft het UWV de proceskosten die eiseres heeft gemaakt en het griffierecht dat zij heeft betaald, niet aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Bijleveld, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 29 oktober 2020
.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ook CRvB 27 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4656
2.Zie ook CRvB 16 september 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7873
3.Zie bijvoorbeeld ook CRvB 18 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4310
4.Zie bijvoorbeeld ook CRvB 26 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:459