Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 november 2017;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2018;
- de akte uitlating van de vrouw van 26 september 2018;
- de akte houdende uitlating van de man van 26 september 2018;
- de akte uitlaten producties van de man van 3 januari 2019;
- de antwoordakte van de vrouw van 13 februari 2019.
2.De feiten
€ 1.700,00, tot op heden voortgezet.
3.Het geschil
in conventie
subsidiairte bepalen dat de man gehouden is aan de vrouw 50% te voldoen van het door de man op 10 juni 2025 te ontvangen lijfrentekapitaal,
meer subsidiairde man te veroordelen aan de vrouw te betalen € 3.472,92, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 februari 2010, of 7 maart 2011, of de datum van uitbrengen van de dagvaarding, en de man te veroordelen in de kosten van de procedure of de proceskosten te compenseren.
4.De beoordeling
in conventie
De rechtbank kan de man in deze visie niet volgen. De polis geeft de vrouw bij overlijden van de man een recht op een maandelijkse uitkering van € 875,00 tot 25 september 2020. Bij leven ontvangt de man op 10 juni 2025 een uitkering ineens ter grootte van het bedrag dat dan in de polis is opgebouwd, onder de verplichting daar een lijfrente van te kopen. Wat er gebeurt als de man overlijdt na september 2020, maar vóór 10 juni 2025 is niet duidelijk. De informatie daarover van ASR (productie 1 bij akte van de vrouw van 26 september 2018) is niet geheel duidelijk, maar de rechtbank houdt het ervoor dat in dat geval de verzekering stopt en dat dan de actuele waarde van de beleggingen aan de nabestaanden van de man worden uitgekeerd. Naar de rechtbank begrijpt uit de brief van ASR van 28 september 2016 (productie 5 van de man) is de wijziging van de begunstiging in april 2010 ten onrechte doorgevoerd en door ASR ongedaan gemaakt.
Door bovenstaande verdeling is de boedel naar wederzijds genoegen gedeeld. Geen van partijen heeft daarom aanspraak op enige uitkering wegens onderbedeling behoudens indien hierboven anders is bepaald. Partijen verlenen elkaar finale kwijting, zodat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben behoudens nakoming van deze overeenkomst”.
5.Beslissing
- deelt deze polis toe aan de man onder de verplichting aan de vrouw een bedrag te betalen van € 1.643,00 wegens overbedeling;