ECLI:NL:RBOBR:2019:6197
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een biologische veehouderij met bijbehorende gebouwen en grond
Op 28 oktober 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, eigenaar en gebruiker van een biologische veehouderij, de vastgestelde WOZ-waarde van haar onroerende zaak betwistte. De rechtbank behandelde negentien zaken van verschillende belanghebbenden, waarbij dezelfde gemachtigde optrad. Eiseres had de waarde van de onroerende zaak, gelegen te Uden, vastgesteld op € 628.000 voor het kalenderjaar 2017, met een grondslag voor de OZB-gebruiker van € 385.000. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de onroerende zaak correct was vastgesteld en dat het beroep ongegrond was. Eiseres had in haar nadere reactie aangegeven dat de hoogte van de WOZ-waarde niet langer werd betwist, maar voerde een subsidiair standpunt aan over de grondslag voor de OZB-gebruiker. De rechtbank volgde eiseres hierin niet en concludeerde dat de OZB-gebruiker op de juiste grondslag was gebaseerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. F.M. Rijnbeek als voorzitter.