ECLI:NL:RBOBR:2019:6191
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak in het kader van de OZB-gebruikerheffing
Op 28 oktober 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, eigenaar en gebruiker van een gemengd bedrijf (varkenshouderij en landbouwbedrijf) in de gemeente Bernheze, de waarde van zijn onroerende zaak betwistte. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 545.000, welke waarde later werd verlaagd naar € 418.000 na bezwaar. Eiser stelde beroep in tegen deze beslissing, waarbij hij de grondslag voor de onroerende zaak-belasting (OZB) voor de gebruiker betwistte. De rechtbank behandelde deze zaak samen met 18 andere zaken van verschillende eisers, waarbij dezelfde gemachtigde optrad. Tijdens de zittingen werd de waarderingsmethodiek van de WOZ-waarde van varkenshouderijen voor het belastingjaar 2017 besproken. Eiser trok zijn primaire standpunt in, maar voerde een subsidiair standpunt aan dat de grondslag voor de OZB-gebruiker lager moest worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de door eiser voorgestane benadering niet correct was en dat de OZB-gebruikerheffing op de juiste grondslag was vastgesteld. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.