Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[verzoeker 1] ,
(Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn N.V.).
1.De procedure
- het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel
- de akte overleggen nadere producties (nr. 42 tot en met 68), aanvulling getuigen en een verzoek ex artikel 28 Rv, van de zijde van de advocaten ingekomen ter griffie op 19 maart 2019;
- het verweerschrift met (17) producties, ingekomen ter griffie op 5 april 2019;
- een aanvullende productie (nr. 18) van de zijde van de Staat ingekomen ter griffie op 16 april 2019;
- de brief van 17 april 2019 van de zijde van de advocaten met aanvullende producties (nr. 69 en 70);
- de brief van 18 april 2019 van de zijde van de advocaten met aanvullende producties (nr. 71 en 72);
- de brief van 23 april 2019 van de zijde van de Staat met een aanvullende productie (nr. 19);
- de brief van 24 april 2019 van de zijde van de Staat met een aanvullende productie (nr. 20);
- de mondelinge behandeling die op 25 april 2019 heeft plaatsgevonden.
2.De feiten
Strafrechtelijk onderzoek “ [naam onderzoek] ”
FIOD.
- D-Disk en E-Disk. Dit betreft de bij [naam gezamelijke (rechts)personen] in gebruikte data op de server van [naam hostingbedrijf] .
- Exchange. Dit betreft de bij [naam gezamelijke (rechts)personen] in gebruik zijnde mailbox.
- IISLogs website. Dit betreffende de logbestanden betreffende de website boxconsultants.com.
e-mails op 21 april 2016 uitgeprint en op 3 mei 2016 aan geheimhouder officier van justitie Bliek overhandigd. Op 24 mei 2016 heeft Bliek zijn bevindingen, opgesomd in een overzicht, per e-mail aan [naam medewerker FIOD] verstrekt. 105 e-mails zijn door Bliek aangemerkt als niet geprivilegieerd en 50 e-mails als geprivilegieerd.
e-mailberichten die zijn aangeduid als respectievelijk DOC-0548 tot en met DOC-0551 (in het strafdossier) en 18a, 145, 147 en 9 (in het overzicht van Bliek).
rechercheurs [naam opsporingsambtenaar 1] en de heer [naam opsporingsambtenaar 3] (hierna: [naam opsporingsambtenaar 3] ), bij proces-verbaal een doorzoeking ter inbeslagname bij [naam accountantskantoor] en/of [naam accountantskantoor] te [plaats] en [plaats] (hierna: [naam accountantskantoor] ) aangevraagd. In het aanvraagproces-verbaal zijn een aantal e-mails die door [naam hostingbedrijf] zijn uitgeleverd, en waarbij [naam gezamelijke (rechts)personen] en de advocaten zijn betrokken, namelijk DOC-0548 tot en met DOC-0551 beschreven. Deze e-mails zien op de opdracht die aan [naam accountantskantoor] is gegeven voor het verrichten van specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie van [naam bedrijf B] De e-mails zijn tevens aan het aanvraagproces-verbaal van 1 november 2016 gehecht. Voor de gewenste doorzoeking is machtiging verleend.
- (concept)rapportages [naam bedrijf B] en opdrachtbevestigingen, afkomstig van de kamer van [naam accountant][toevoeging rechtbank: partner bij [naam accountantskantoor] ]
; - een forensische kopie (een zogenaamde image) van digitale bestanden, benaderbaar via de laptop van [naam accountant] , die op een harde schijf van de FIOD is opgeslagen.
mee dat [naam advocatenkantoor] zich voor het rapport en alle onderliggende (digitale) documenten beriep op het (afgeleid) verschoningsrecht, nu het rapport betreffende [naam gezamelijke (rechts)personen] door [naam accountantskantoor] in opdracht van [naam advocatenkantoor] was opgemaakt. Om die reden zijn de aangetroffen documenten en de harde schijf met de forensische kopie in twee gesloten enveloppen meegenomen ter overhandiging aan de rechter-commissaris strafzaken te Den Bosch conform artikel 98 van het Wetboek van Strafvordering. (..)”
mr. [verzoeker 1] en mr. [verzoeker 2] . De rechtbank heeft, voor zover relevant, het volgende overwogen.
- de rechtmatigheid met betrekking tot het gebruik van geprivilegieerde communicatie door FIOD en OM;
- de rechtmatigheid van de doorzoeking en inbeslagneming van de informatie bij de [naam accountantskantoor] -onderzoeker [naam accountant] ;
- de rechtmatigheid van de kennisneming en het gebruik van de [naam hostingbedrijf] -gegevens;
- het niet consulteren van de Deken van de Orde van Advocaten door de rechter-commissaris over de vraag of en in hoeverre het verschoningsrecht van de Advocaten van [naam advocatenkantoor] van toepassing was;
- de door de rechter-commissaris toegepaste procedure met betrekking tot het verlenen van digitale ondersteuning bij de analyse en de nadere vastlegging van de digitale datagegevens op de inbeslaggenomen gegevensdrager door medewerkers van de FIOD.
het (eind)proces-verbaal dat aan de strafkamer van de rechtbank zal worden aangeboden. Aan dit besluit is (nog) geen uitvoering gegeven of kon nog geen uitvoering worden gegeven.
klager zich echter uitdrukkelijk het recht voorbehoudt om de aan de Accountantskamer overhandigde bescheiden ook in andere procedures te gebruiken”.
4 september 2017 uit te stellen, en haar twee vragen gesteld. Zij heeft het verzoek om de zitting uit te stellen bij brief van 1 september 2017 afgewezen. De zitting heeft zodoende doorgang gevonden. De vragen van [verzoeker 1] zijn vervolgens door Bloos beantwoord bij brief van 17 november 2017. In deze brief heeft zij, voor zover relevant, het volgende meegedeeld.
3.De verzoeken en het verweer
4 januari 2019 aangestelde gerechtelijk bewaarder ( [naam gerechtelijk bewaarder] ) instructie te geven tot onmiddellijke afgifte (
subsidiair: inzage) aan de advocaten van al hetgeen op grond van voornoemd verlof in bewaring is genomen;
4 januari 2019) de bescheiden op enige wijze gewijzigd zijn en, zo ja, welke wijzigingen dat dan betreft;
subsidiair: de advocaten) ter zake een voorschot voldoet;
4.De beoordeling
Voldoende belang
allecommunicatie van/aan de advocaten onder het verschoningsrecht valt. De advocaten willen precies weten wat er met die communicatie is gebeurd. Het gaat om een zwaarwegend belang dat de waarheid aan het licht komt. Dat de advocaten, anders dan de Staat betoogt, wel degelijk een individueel belang toekomt, onderbouwen de advocaten (onder meer) met een verwijzing naar het (tevens door de Staat aangehaalde) Aalmoes-arrest (EHRM 25 november 2004; Aalmoes c.s./De Staat), de zaak van 16 individuele advocaten en de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA) tegen de Staat (Gerechtshof Den Haag 27 oktober 2015, NVSA c.s./De Staat, ECLI:NL:GHDHA:2015:2881) en de opinie van prof. mr. W.D.H. Asser van 18 april 2019.
NJ1986/173, ECLI:NL:
HR:1985:AC9066). Aan het verschoningsrecht ligt verder ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid aan het licht komt, moet wijken voor het hiervoor genoemde maatschappelijk belang, aldus de Hoge Raad (HR 10 april 2018,
NJ2018/453, ECLI:NL:
HR:2018:553).
NJ2009/58, ECLI:NL:XX:2008:BH3659, en EHRM 6 december 2012, nr. 12323/11, Michaud/
Frankrijk,
NJB2013/296, ECLI:NL:XX:2012:BZ0945). Ook hieruit volgt dat zij een individueel belang hebben in geval van schending van het verschoningsrecht.
Export 1-2 GHI inzake opdracht [naam accountantskantoor] ivm toetsting OM-FP
hun proceskansen in een civiele procedure voldoende inschatten en voldoende efficiënt procederen. Uit de reeds beschikbare informatie blijkt immers welke werkwijze de Staat hanteert en in hoeverre hij deze in de zaak van [naam gezamelijke (rechts)personen] heeft gevolgd. De advocaten kunnen de vermeende schendingen ook in kaart brengen door een vergelijking te maken tussen het door de Staat ter beschikking gestelde materiaal en hun eigen bestanden. Het is aan de advocaten om daarna een keuze te maken uit de civielrechtelijke acties die zij menen voorhanden te hebben. De (mogelijk) aansprakelijke partij staat reeds vast en ook het verweer van de Staat en dus de geschilpunten zijn bekend. Voor zover ten onrechte kennis is genomen van geprivilegieerde informatie binnen het strafrechtelijk onderzoek, is dat gedaan binnen het verband van de FIOD/het OM. De rechtbank kan niet inzien dat civielrechtelijk van belang is welke personen daarbij precies betrokken waren, voor zover dit niet al bekend is uit de voorhanden gegevens.
De advocaten hadden daarom, vanwege de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen van de advocaten enerzijds en van de Staat anderzijds, in redelijkheid niet tot het uitoefenen van hun bevoegdheden kunnen worden toegelaten. Er bestaat geen onredelijk nadeel voor de advocaten, noch onredelijk voordeel voor de Staat bij afwijzing van de verzoeken.
NJF2006/318, ECLI:NL:GHSGR:2006:AW8455 en Sijmonsma, Het inzagerecht (BPP nr. IX) 2017/12
Het inzagerecht en de Wet bescherming persoonsgegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002). Het verzoek van de advocaten ex artikel 843a Rv zou op die grond in zoverre niet toewijsbaar zijn.
10 september 2015 deels geprivilegieerde items aan de FIOD heeft uitgeleverd. Vaststaat verder dat hiervan kennis is genomen door meerdere ambtenaren en dat een aantal items (DOC-0548 tot en met DOC-0551) ook is gebruikt in een aanvraagproces-verbaal en in een klacht bij de Accountantskamer.
mr. De Greve van 23 april 2019 en de processen-verbaal van [naam medewerker FIOD] en Van de Werff van
23 april 2019 alsmede het ter zitting in het geding brengen van de usb-stick.