ECLI:NL:RBOBR:2019:181
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van disciplinaire straf en plichtsverzuim in het kader van het zero tolerance-beleid voor alcoholgebruik door ambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M.M. Teklenburg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, vertegenwoordigd door mr. L.S. van Loon. De zaak betreft de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag die aan eiser is opgelegd op basis van het zero tolerance-beleid ten aanzien van alcoholgebruik voorafgaand aan het werk. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, nadat de commissie voor bezwaarschriften had geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, maar verweerder dit advies niet had overgenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het zero tolerance-beleid niet op schrift is gesteld en dat de precieze inhoud en reikwijdte van het beleid onduidelijk zijn. Eiser was zich ervan bewust dat er een beleid bestond, maar niet van de exacte inhoud. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat eisers handelen op 31 augustus 2017 in strijd was met het beleid, en heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en documentatie van beleid binnen de organisatie, vooral als dit beleid disciplinaire gevolgen kan hebben voor medewerkers.