In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 15 december 2017, wordt de aanvaardbaarheid van de totale geurbelasting van een mestverwerkingsinstallatie in combinatie met een intensieve veehouderij beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat er verschillende methoden zijn om deze geurbelasting te evalueren en dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij de uitvoering van deze beoordeling. De rechtbank oordeelt dat het rapport dat ten grondslag ligt aan het herstelbesluit onvoldoende inzichtelijk is en geeft verweerder de gelegenheid om dit te herstellen met inschakeling van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB). De voorlopige voorziening die eerder was getroffen, wordt opgeheven.
De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 10 mei 2016 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer is verleend voor het veranderen van een varkenshouderij en het realiseren van een mestbewerkingsinstallatie. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij hun beroepen zijn geregistreerd onder de zaaknummers SHE 16/2045 en SHE 16/2053. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al geconstateerd dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de bestaande overbelaste situatie niet is betrokken in de beoordeling van de totale geurbelasting.
De rechtbank concludeert dat de gebreken die in de eerdere tussenuitspraak zijn geconstateerd, zijn hersteld, met uitzondering van een specifiek gebrek dat nog moet worden aangepakt. De rechtbank geeft verweerder de opdracht om binnen acht weken na ontvangst van het StAB-advies het gebrek te herstellen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier heeft een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.