In deze zaak vorderden de heer en mevrouw [gedaagden] in kort geding dat de naamloze vennootschap Obvion N.V. hen zou veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de BKR-coderingen 'A' en 'H' te verwijderen. De eisers, die een hypothecaire lening bij Obvion hadden afgesloten, stelden dat de registratie van deze coderingen in strijd was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank Oost-Brabant oordeelde dat de eisers voldoende spoedeisend belang hadden bij hun vordering, omdat de BKR-coderingen hun mogelijkheden om een nieuwe woning te vinden beperkten. De rechtbank concludeerde dat de registratie van de coderingen door Obvion terecht had plaatsgevonden, maar dat het handhaven van deze coderingen tot 6 oktober 2021 in strijd was met de eerdergenoemde beginselen. De rechtbank wees de vordering van de heer en mevrouw [gedaagden] toe en verplichtte Obvion om de coderingen te verwijderen. Tevens werd Obvion veroordeeld in de proceskosten van de eisers.