ECLI:NL:RBOBR:2016:6090

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
2 november 2016
Zaaknummer
15_1922
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergunning voor een schietboom in het kader van akoestisch onderzoek en omgevingsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 november 2016 uitspraak gedaan over de verlening van een omgevingsvergunning voor een schietboom met kogelvanger, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten was verleend. De eisers, bewoners van nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente, omdat zij vreesden voor geluidshinder door het gebruik van de schietboom. De rechtbank heeft het akoestisch rapport dat aan de vergunning ten grondslag lag, beoordeeld aan de hand van een advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB). De rechtbank concludeerde dat het rapport niet voldeed aan de eisen, omdat er onterecht een meteocorrectie was toegepast en niet alle relevante gegevens waren meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet kon worden verleend zoals deze was aangevraagd, en heeft het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de eisers en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 15/1922

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 november 2016 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J. Schoneveld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J.E.H.M. Reijnders).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Schutterij St. Sebastianus, (vergunninghoudster) te Mheer (gemachtigde: A.P.H.M. Bastings).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ten behoeve van het plaatsen van een schietboom met kogelvanger op het perceel [projectlocatie] (hierna: de projectlocatie).
Bij besluit van 24 juli 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening strekkende tot schorsing van het primaire besluit afgewezen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep is door de rechtbank
Limburg met toepassing van artikel 8:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar deze rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2016. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en vergezeld van [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en J.G.H.M. Ackermans. De derde-partij is verschenen bij gemachtigde.
Naar aanleiding van de zitting heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) ingeschakeld. De StAB heeft op 24 mei 2016 advies uitgebracht. Hierop hebben eisers en verweerder gereageerd.
De zaak is wederom op zitting behandeld op 11 oktober 2016. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. Vissers in plaats van mr. J. Schoneveld en vergezeld van [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van H.H. Bakker en R.J.P. Jansen als deskundigen. De derde-partij is verschenen bij gemachtigde en [persoon 2] . Voor de StAB zijn, daartoe opgeroepen door de rechtbank, verschenen ing. J. Koedoot en drs. J.M. Legierse.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Bij besluit van 19 december 2011 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor een schietboom met kogelvanger op de projectlocatie. Onder andere eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 5 juni 2012, waarbij verweerder het besluit van 19 december 2011 heeft gehandhaafd. Eisers wonen aan de [adres 1] . Naar aanleiding van de tussenuitspraak van deze rechtbank van 19 februari 2013 (ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ1870) heeft verweerder op 14 mei 2013 een herstelbesluit genomen. Bij uitspraak van 19 februari 2014 (ECLI:NL:RBOBR:2014:748) heeft deze rechtbank - kort samengevat - de beroepen gegrond verklaard, alsmede de besluiten van 5 juni 2012 en 14 mei 2013 vernietigd. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen: “Naar het oordeel van de rechtbank geeft de Handreiking een reproduceerbaar, verifieerbaar en toetsbaar kader om vast te stellen of het gebruik van de schietboom (geluid)hinder veroorzaakt op de woningen van eisers of op het stiltegebied. De Handreiking is gebaseerd op een aantal onderzoeken en is bedoeld om gemeenten een eenduidig beoordelingskader te bieden ten behoeve van vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer. Dat betekent dat indien niet aan de toetsingswaarde in de Handreiking wordt voldaan sprake is van hinder. Verder is de rechtbank van oordeel dat zodanige twijfel bestaat over de omgevingstypologie dat een meting conform de in de Handreiking genoemde methode dient te geschieden met betrekking tot de directe omgeving van de woningen van eisers. De rechtbank is verder van oordeel dat het stiltegebied kan worden getypeerd als landelijk gebied en dat het daaraan verbonden geluidniveau van toepassing is. Voor een verdergaande bescherming van het stiltegebied ziet de rechtbank geen aanleiding.” Verder heeft de rechtbank overwogen: “Naar het oordeel van de rechtbank dient voor wat betreft de achterzijde van de woningen aan de [adres 2] tot en met [adres 1] te worden uitgegaan van de toetsingswaarden voor een nieuwe situatie in omgevingstype 1. Voor wat betreft de overige woningen is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ligging daarvan van omgevingstype 2 kan worden uitgegaan.”
Met de Handreiking wordt bedoeld de Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten (Handreiking).
1.2
Vervolgens heeft vergunninghoudster de aan het besluit van 19 december 2011 ten grondslag liggende aanvraag ingetrokken en op 22 september 2014 een nieuwe aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de schietboom met kogelvanger. Het onderzoeksbureau Witteveen en Bos heeft in opdracht van vergunninghoudster onderzoek gedaan naar geluidoverlast bij gebruik van de schietboom zoals thans aangevraagd. Dit rapport is bij de aanvraag gevoegd.
1.3
De aangevraagde omgevingsvergunning ziet op de activiteiten bouwen en gebruiken in strijd met het bestemmingsplan en is verleend ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo. In het bestreden besluit heeft verweerder de motivering van het primaire besluit aangevuld en zijn de navolgende aanvullende voorwaarden gesteld met betrekking tot het gebruik van de schietboom:
1. (…)
2. Er mogen enkel activiteiten plaatsvinden in de periode 1 april t/m 31 september tussen 07.00 uur en 21.00 uur.
3. Binnen bovengenoemde periode mag de schietboom worden gebruikt, binnen de hieronder gestelde uren:
a. voor reguliere trainingen: gedurende 3 aaneengesloten uren per week;
b. voor bijzondere trainingen: 6x per jaar gedurende 3 uur per training;
c. voor andere activiteiten: 8 x per jaar met een maximum aantal uur van 60 per jaar. Deze activiteiten moeten gerelateerd zijn aan de activiteiten van de schutterij.
4. Het gebruik van de schietboom conform het genoemde onder 3 sub b en c, dient 2 werkdagen voorafgaand aan de training of activiteit te worden gemeld bij afdeling VVTH, cluster Toezicht en Handhaving van de gemeente. Voor de reguliere trainingen onder 3, sub a, kan worden volstaan met een eenmalige jaarlijkse melding van een vaste trainingsdag, minimaal 2 werkdagen voorafgaand aan de eerste reguliere training.
5. In alle gevallen mogen er niet meer dan 120 schoten per uur worden gelost.
6. In alle gevallen mag alleen geschoten worden met omkasting (onafhankelijk van het type buks).
7. Er mag geschoten worden met het volgende type kruit en dosering: fabrikant Vectam, kruit BA 10 gr, dosering 6,5 grain.
Afwijken hiervan is toegestaan mits de geluidsproductie van de knal van de ongemodificeerde buks gelijk of lager is dan de Lknal als opgenomen in het bijbehorende akoestische onderzoek van Witteveen en Bos van 5 november 2014.
2.1
Eisers hebben aangevoerd dat de gemachtigde van verweerder eisers na de hoorzitting van 21 mei 2015 heeft medegedeeld dat het college bij de beslissing op bezwaar rekening zou houden met het door eisers in te brengen nadere rapport. Verweerder heeft dat ten onrechte nagelaten. Eisers hebben het nadere rapport op de dag van het nemen van het besluit op bezwaar aan verweerder gezonden.
2.2
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de commissievoorzitter tijdens de hoorzitting heeft gezegd dat de commissie zich zou beraden of eisers nog ruimte zou worden geboden een nadere reactie van hun akoestisch deskundige in te brengen. In het advies van 9 juni 2015 oordeelt de commissie dat eisers daarvoor ruimschoots de tijd hebben gehad daar het akoestisch rapport van de aanvraag dateert van 4 november 2014 en kort daarna aan eisers is gezonden. Ten tijde van het nemen van het nemen van het bestreden besluit was er nog geen nadere reactie.
2.3
De rechtbank is van oordeel dat eisers voldoende gelegenheid is geboden een nadere reactie in te dienen. Zeker gelet op het advies van de commissie van 9 juni 2015 valt niet in te zien waarom de nadere reactie niet eerder is ingediend. Verweerder had eisers geen onbeperkte gelegenheid hoeven bieden voor het indienen van een nadere reactie. Deze beroepsgrond faalt.
3.1
Eisers vragen zich af of de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, kunnen worden opgelegd aan bezoekers. Daarnaast betwijfelen eisers of de voorschriften handhaafbaar zijn.
3.2
Verweerder is van mening dat duidelijk is dat ook bezoekers zich aan de normen moeten houden. Weliswaar zal niet iedere dag dat er wordt geschoten ook door verweerder worden gecontroleerd, maar er zijn geen aanwijzingen dat vergunninghoudster zich niet aan de voorschriften zal houden. Overigens blijkt dit ook uit een op 21 augustus 2015 gehouden controle.
3.3
Vergunninghoudster heeft de registraties overgelegd van de trainingen om te onderbouwen dat zij zich aan de voorschriften kan houden.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat uit de redactie van de voorschriften volgt dat deze gelden voor ieder gebruik van de schietboom, ook voor het gebruik door andere verenigingen. Het is aan vergunninghoudster er voor te waken dat bij gebruik van de schietboom door derden aan de vergunningvoorschriften wordt voldaan. De rechtbank is verder van oordeel dat de voorschriften eenvoudig handhaafbaar zijn. De rechtbank neemt hierbij uitdrukkelijk in aanmerking dat het op de weg van vergunninghoudster ligt om aan te tonen dat aan voorschrift 7 wordt voldaan bij een afwijkende kruitdosering en dat, als vergunninghoudster dit niet kan, sprake is van een overtreding van voorschrift 7.
4.1
Eisers wijzen er op dat moet worden bezien of verlening van de vergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe dient te worden gekeken naar het effect op het woon- en leefklimaat van eisers, niet alleen op de gevel van hun woning maar ook in hun tuin. Gebeurt dit niet, dan is geen sprake van een goede ruimtelijke afweging. Eisers hebben (in de reactie op het advies van de StAB) in zijn algemeenheid aangevoerd dat verweerder geen goede ruimtelijke afweging heeft gemaakt door uitsluitend te toetsen aan de toepasselijke richtwaarden.
4.2
Verweerder heeft verwezen naar de eerdere uitspraak van deze rechtbank.
4.3
De rechtbank stelt voorop dat het toetsingskader voor de omgevingsvergunning wordt gegeven in het bestemmingsplan “Buitengebied 2009”, meer in het bijzonder in artikel 6.4.3 van de planregels. Ter beantwoording van de vraag of het gebruik van de schietboom hinder of belemmeringen veroorzaakt voor nabijgelegen woningen, heeft verweerder kunnen volstaan met toetsing aan de Handreiking. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een ander oordeel dan gegeven in de (onherroepelijke) tussenuitspraak. Voor zover eisers stellen dat een ruimere afweging zou moeten worden gemaakt in het kader van de toetsing aan een goede ruimtelijke ordening ingevolge artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, gelezen in samenhang met artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder c van die wet, en op de redactie van artikel 6.4.3 van de planregels, moet ervan uit worden gegaan dat de planwetgever de schietboom in beginsel uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar acht, als de randvoorwaarden in artikel 6.4.3 van de planregels geen reden tot weigering vormen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het bevoegd gezag in een dergelijk geval slechts de mogelijkheid om vanwege strijd met een goede ruimtelijke ordening een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te weigeren in verband met aspecten van een goede ruimtelijke ordening waarmee de planwetgever bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen rekening heeft kunnen houden of in situaties waarin de planwetgever bewust beleidsruimte heeft geboden aan verweerder om te beslissen. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 15 maart 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:1146). Eisers hebben dergelijke aspecten niet benoemd of aangevoerd. Deze beroepsgrond faalt.
5.1
Eisers hebben voorts aangevoerd dat verweerder op basis van het uitgebrachte rapport van Witteveen en Bos (het rapport) niet tot de conclusie kan komen dat voor de omwonenden een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden bereikt. Zij stellen in de eerste plaats dat ingevolge de eerdere uitspraken van deze rechtbank de werkelijke geluidssituatie op hun perceel had moeten worden gemeten. Zij hebben voorts inhoudelijke kritiek op het rapport dat ten grondslag is gelegd aan het primaire besluit.
5.2
Volgens verweerder kan het rapport wel ten grondslag worden gelegd aan vergunningverlening. Nu uit het rapport blijkt dat kan worden voldaan aan de richtwaarden van de Handreiking is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.
5.3
Naar aanleiding van deze standpunten die uitgebreid zijn toegelicht in de motivering van het beroepschrift, het verweerschrift en op de eerste zitting, heeft de rechtbank de StAB ingeschakeld. De StAB heeft in haar verslag de kritiekpunten een voor een onderzocht en becommentarieerd. Hieronder worden per kritiekpunt de bevindingen van de StAB weergegeven, de reacties van partijen naar aanleiding van het StAB-advies en het oordeel van de rechtbank.
5.4
De rechtbank stelt voorop dat in de vorige uitspraak de Handreiking een reproduceerbaar, verifieerbaar en toetsbaar kader is genoemd. Ofschoon het hier om een nieuwe vergunningsprocedure gaat, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat betekent dat de Handreiking als toetsingskader kan worden gehanteerd en dat slechts voor zover de Handreiking ruimte laat of voor meerderlei uitleg vatbaar is, aansluiting kan worden gezocht bij de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (Handleiding) of andere regelgeving.
6.1
Eisers stellen dat ten onrechte alleen de rekenresultaten op een beoordelingshoogte van 1,5 meter zijn beschouwd. Volgens eisers kan ook op 5 meter hoogte hinder worden ondervonden.
6.2
De StAB geeft aan dat het schieten tijdens de avondperiode is beperkt tot 21:00 uur. Gelet op de overloop van de trainingstijd van de dagperiode in een deel van de avondperiode is het volgens de StAB niet onredelijk van een beoordelingshoogte van 1,5 meter uit te gaan.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat in het rapport terecht is volstaan met een beoordeling op 1,5 meter hoogte. Daargelaten dat slechts tot 21:00 uur mag worden geschoten, is in de Handreiking aangegeven dat een uniforme meethoogte wordt gehanteerd van 1,5 meter hoogte.
7.1
Eisers stellen dat ten onrechte een meteocorrectie is toegepast bij de berekening van de hoogte Lknal.
7.2
De StAB merkt op dat in de definitie van Lknal in de Handreiking geen aanknopingspunt kan worden gevonden voor een meteocorrectie. Een meteocorrectie vindt wel plaats bij de bepaling van het langtijdgemiddelde niveau en het maximale geluidniveau conform de Handleiding maar dit is een andere beoordelingsgrootheid, zowel in de definitie als in de wijze waarop de grootheden gemeten moeten worden. De StAB merkt hierbij op dat na de introductie van de meteocorrectie in de Handleiding in 1999, in de Handreiking noch in de circulaire Industrielawaai is gekozen voor toepassing van een meteocorrectie. Wel wordt in de herziene Activiteitenregeling milieubeheer rekening gehouden met een meteo-gemiddelde. De StAB merkt daarbij wel op dat in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) een jaargemiddelde equivalente waarde als beoordelingsgrootheid geldt en niet Lknal.
7.3
Verweerder heeft aangegeven dat de enkele omstandigheid dat de meteocorrectie niet is genoemd in de definitie van Lknal nog niet impliceert dat de meteocorrectie niet is toegestaan. Daarom is het wenselijk aan te sluiten bij het landelijk beleid.
7.4
Eisers hebben aangegeven dat toepassing van een meteocorrectie zonder meer gevolgen zou moeten hebben voor de richtwaarden in de Handreiking.
7.5
De rechtbank is van oordeel dat inderdaad de enkele omstandigheid dat de meteocorrectie niet is genoemd in de definitie van Lknal in de Handreiking nog niet wil zeggen dat een meteocorrectie categorisch is verboden. Verder valt niet in te zien dat Limburgs schieten zodanig afwijkt van schieten op een schietbaan elders in het land, dat het voor de hand ligt om alleen in Limburg een uitzondering te maken. Dit neemt echter niet weg dat in het Abm een wezenlijk andere beoordelingsgrootheid geldt. Ofschoon de verschillen tussen de beoordelingsgrootheden Lknal en Lmax relatief beperkt zijn, merken eisers terecht op dat niet op voorhand valt uit te sluiten dat er andere richtwaarden in de Handreiking zouden (moeten) worden opgenomen als een meteocorrectie zou worden toegepast. Daarom is de rechtbank van oordeel dat in het rapport ten onrechte een meteocorrectie is toegepast.
8.1
Eisers stellen dat uit het rapport niet blijkt op welke wijze het richtingsafhankelijke effect van de buks en de kogelvanger is gemodelleerd.
8.2
De StAB heeft ontdekt dat de puntbronnen met een juiste openingshoek zijn gemodelleerd, maar dat de uitstralingsrichting van de puntbronnen in de voorwaartse schietrichting niet overeenstemt met de werkelijke schietrichting. Op verzoek van de StAB heeft Witteveen en Bos met inachtneming hiervan een nieuwe berekening uitgevoerd, waaruit volgt dat de geluidsbelasting Lknal op de woning van eisers wel toeneemt, maar dat nog steeds wordt voldaan aan de richtwaarden.
8.3
De rechtbank is van oordeel dat in het rapport meer inzicht had moeten worden gegeven in de modellering. Dit leidt niet tot de conclusie dat reeds daarom het rapport niet ten grondslag had kunnen worden gelegd aan de besluitvorming. Uit het StAB-advies blijkt dat de berekeningen reproduceerbaar en verifieerbaar zijn. Eisers hadden verweerder kunnen vragen meer inzicht te verschaffen (waarbij de rechtbank meteen opmerkt dat het dan ook op de weg van verweerder ligt om deze openheid te verschaffen). Gelet op de nieuwe berekeningen die zijn geverifieerd door de StAB, ziet de rechtbank hierin evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat het rapport niet ten grondslag kan worden gelegd aan de besluitvorming.
9.1
Eisers stellen verder dat meetgegevens ontbreken en onduidelijk is op welke wijze bronvermogens zijn bepaald. Zo ontbreken gegevens over de kruitdosering. Verder maken zij bezwaar tegen het gebruik van kengetallen uit de Handreiking in plaats van een werkelijke meting van de geluidemissie, zowel met betrekking tot het bronvermogen van de ongemodificeerde buks, de gemodificeerde buks als de kogelvanger.
9.2
Ook de StAB heeft gegevens over de kruitdosering gevraagd en niet gekregen. Dit kan leiden tot een onderschatting van het bronvermogen van de buksen en de kogelvanger, aldus de StAB. De StAB merkt verder op dat het in de rede lag om uit te gaan van de gegevens van de metingen aan de ongemodificeerde buks in plaats van de kengetallen uit de Handreiking. De StAB stelt vast dat de eigen ongemodificeerde buks van vergunninghoudster in voorwaartse richting een 2 dB lager bronvermogen heeft dan de kengetallen en in zijwaartse richting een 2 dB hoger bronvermogen. Overigens is de StAB gebleken dat in het rapport wel wordt uitgegaan van de meetgegevens van de (door vergunninghoudster zelf) gemodificeerde buks. De StAB geeft aan dat weliswaar een andere meetmethode had kunnen worden toegepast om het bronvermogen van de kogelvanger te bepalen, maar dat niet op voorhand vaststaat dat deze meting succesvol is. Daarom acht de StAB het gebruik van kengetallen voor de kogelvanger niet onredelijk.
9.3
De rechtbank heeft in haar vorige uitspraak weliswaar aangegeven dat het is aan te bevelen om metingen te verrichten teneinde de bronwaarden van de gedempte kogelvanger in alle richtingen vast te stellen dan wel de differentiatie in de diverse richtingen in het rekenmodel te betrekken. Dit wil echter niet zeggen dat het gebruik van kengetallen categorisch wordt uitgesloten. Dit is ook niet in de vorige uitspraak bepaald. De rechtbank is in afwijking van de StAB van oordeel dat er, goede redenen zijn om, wat betreft de ongemodificeerde buks juist van de kengetallen uit te gaan omdat deze buksen niet alleen door vergunninghoudster maar ook door bezoekende schutterijen bij festiviteiten worden gebruikt. Bij de gemodificeerde buks is uitgegaan van metingen en mist eisers kritiek feitelijke grondslag. De rechtbank is tot slot van oordeel dat het gebruik van kengetallen bij de bepaling van het bronvermogen van de kogelvanger eveneens niet onredelijk is, omdat het blijkens het StAB-advies erg lastig is een meting uit te voeren en de kengetallen uit de Handreiking zijn gebaseerd op metingen bij hetzelfde type kogelvanger van dezelfde fabrikant. De rechtbank concludeert dat de kritiek van eisers op dit onderdeel niet leidt tot het oordeel dat het rapport niet aan de besluitvorming ten grondslag kon worden gelegd.
10.1
Eisers stellen voorts dat ten onrechte is uitgegaan van een reductie van 7 dB door het effect van de omkasting, omdat in werkelijkheid 5 dB is gemeten.
10.2
De StAB ziet evenmin in waarom niet van een reductie van 5 dB is uitgegaan, te meer omdat het type omkasting en de te behalen reductie niet in een vergunningsvoorschrift zijn vastgelegd. De StAB stelt daarnaast vast dat de zijwaarts gemeten reductie van de kogelvanger in Mheer lager is dan de zijwaarts gemeten reductie van de kogelvanger waarop de kengetallen zijn gebaseerd.
10.3
Verweerder heeft aangegeven dat de omkasting exact gelijk is aan de omkasting op de locatie van schutterij St. Anna te Hamont-Achel, waarbij door Cauberg-Huygen meerdere specifieke metingen zijn uitgevoerd.
10.4
De rechtbank is van oordeel dat het in dit geval voor de hand had gelegen om uit te gaan van een reductie van 5 dB door het effect van de omkasting. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat, zoals de StAB terecht opmerkt, het type omkasting niet als vergunningsvoorschrift is vastgelegd en dat verweerder geen goede verklaring heeft gegeven voor de verschillen tussen de gemeten reducties van de kogelvanger in Mheer versus de gemeten reducties van de kogelvanger te Hamont-Achel. Het rapport is op dit onderdeel onjuist.
11.1
Eisers merken verder nog op dat onduidelijk is hoe de hoogte van de schietboom zich verhoudt tot de hoogte van de kogelvanger. Verder stellen zij vraagtekens bij het maaiveldverloop. Tot slot merken zij op dat in het rapport ten onrechte is aangegeven dat de inrichting tot 21:30 uur in werking is.
11.2
De StAB heeft aangegeven dat in theorie de bronhoogte van de kogelvanger iets hoger kan zijn, maar dat dit niet leidt tot een significant andere uitkomst. De StAB heeft vastgesteld dat de modellering van het maaiveld overeenkomt met de werkelijke situatie ter plaatse. De StAB heeft tot slot aangegeven dat in de voorschriften duidelijk is aangegeven dat tot 21:00 uur mag worden geschoten en dat voor de berekening van Lknal de duur van de activiteit niet uitmaakt.
11.3
De rechtbank is onder verwijzing naar het advies van de StAB van oordeel dat eisers’ kritiek niet leidt tot het oordeel dat het rapport op dit onderdeel niet aan het bestreden besluit ten grondslag had kunnen worden gelegd. De rechtbank is hierbij van oordeel dat het vergunningsvoorschrift inzake de schietduur prevaleert boven het rapport.
13.1
De StAB heeft tot slot nagerekend of ondanks de geconstateerde fouten in het rapport kan worden voldaan aan de toetsingswaarden van de Handreiking op de diverse woningen. De StAB is van mening dat tijdens reguliere en bijzondere trainingen en festiviteiten niet wordt voldaan aan de toetsingswaarden bij de woningen aan de [adres 2] t/m [adres 3] Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het ten onrechte toepassen van een meteocorrectie. Bij de woning van eisers wordt wel voldaan aan de toetsingswaarden.
13.2
Gelet op hetgeen hierboven reeds is overwogen en gelet op de (door partijen niet bestreden) eindconclusie in het advies van de StAB is de rechtbank van oordeel dat het rapport niet ten grondslag kon worden gelegd aan het bestreden besluit. Deze beroepsgrond slaagt.
14. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of een bestuurlijke lus toe te passen. De reden hiervoor is dat vergunninghoudster ter zitting heeft aangegeven dat er mogelijkheden zijn om de geluidsbelasting van de schietboom te reduceren door het draaien van de schietrichting. Dit is echter lastig, omdat dan leden van de schutterij niet meer de verrichtingen van hun collega’s kunnen aanschouwen. Vergunninghoudster zal zich moeten afvragen of zij dit wil doen en vervolgens welke resultaten dit zal opleveren. Het is dus onzeker of het gaat gebeuren en zo ja, wanneer. Gelet op deze uitspraak staat echter wel vast dat de schietboom, zoals die thans is aangevraagd, niet kan worden vergund. De rechtbank ziet daarom aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
15.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, draagt de rechtbank verweerder op het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden. Ook zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.728,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting
,1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze op het StAB-advies met een waarde per punt van € 496,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,00 aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.728,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, en mr. M.J.H.M Verhoeven en mr. J. Heijerman, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.