RECHTBANK OOST-BRABANT
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 12/2375 AWB 12/2379
Uitspraak van de meervoudige kamer van 19 februari 2013 in de zaak tussen
1. [naam A], [naam B], [naam C], [naam D], [naam E], [naam F], [naam G], [naam H], [naam I], [naam J] en [naam K], te Mheer, eisers sub 1,
(gemachtigde: mr. A.W.P. Letschert),
2. [naam L], [naam M], [naam I] en [naam H], te Mheer, eisers sub 2,
(gemachtigde: mr. J. Schoneveld),
burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Magraten, verweerder,
(gemachtigde: L. van den Hombergh).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen vergunninghoudster
Schutterij St. Sebastianus, te Mheer,
(gemachtigde: [naam N]).
Bij besluit van 19 december 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam N] een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ten behoeve van het plaatsen van een schietboom met kogelvanger op het perceel [adres A] (verder: de projectlocatie).
Bij besluit van 5 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers gedeeltelijk gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de gevraagde omgevingsvergunning aan vergunninghoudster verleend, waarbij aanvullende voorwaarden met betrekking tot het gebruik van de schietboom aan de vergunning zijn verbonden.
Eisers hebben hiertegen afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep van eisers sub 1 is geregistreerd onder zaaknummer AWB 12/2375. Het beroep van eisers sub 2 is geregistreerd onder zaaknummer AWB 12/2379. De zaken zijn door de rechtbank Maastricht met toepassing van artikel 8:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar deze rechtbank.
De zaken zijn gelijktijdig behandeld op de zitting van 22 januari 2013 waar eisers sub 1 deels zijn verschenen en waar eisers sub 2 zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigde en vergezeld van [naam O]. Vergunninghoudster heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door de gemachtigde, bijgestaan door [naam P], [naam Q] en [naam R].
1.1 Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 5 september 2011 heeft [naam N] als bestuurslid van vergunninghoudster een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de projectlocatie, een perceel aansluitend aan bestaande sportvelden. Het onderzoeksbureau Bureau Geluid heeft in opdracht van vergunninghoudster onderzoek gedaan naar geluidsoverlast bij gebruik van de schietboom. Dit onderzoek is gebaseerd op de resultaten van een onderzoek op een andere locatie (Voerendaal). De projectlocatie heeft ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied Margraten 2009” (verder: het bestemmingsplan) de bestemming “Agrarisch met waarden”.
1.2 Eisers zijn allen woonachtig aan [adres B]. De projectlocatie is aan de achterzijde van hun woningen gelegen. De dichtstbijzijnde woning is op een afstand van circa 170 meter van de schietboom gelegen.
2 De aangevraagde omgevingsvergunning is voor de activiteiten bouwen en gebruiken in strijd met het bestemmingsplan en is verleend ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid onder a sub 1, van de Wabo. In het bestreden besluit heeft verweerder de motivering van het primaire besluit aangevuld en zijn de navolgende aanvullende voorwaarden gesteld met betrekking tot het gebruik van de schietboom:
1. De schietboom mag worden gebruikt binnen de hieronder gestelde uren:
a. voor reguliere trainingen: gedurende 3 aaneengesloten uren per week;
b. voor bijzondere trainingen: 6x per jaar gedurende 3 uur per training;
c. voor andere activiteiten: 8 x per jaar met een maximum aantal uur van 60 per jaar.
2. De in lid 1 genoemde uren dienen plaats te hebben tussen 7.00 uur ’s ochtends en zonsondergang met een maximale eindtijd van 21.30 uur.
3. Het gebruik van de schietboom conform lid 1 sub b en c van dit artikel, dient 2 werkdagen voorafgaand aan de training of activiteit te worden gemeld bij “Team Bestuursondersteuning, cluster Handhaving” van de gemeente. Voor de reguliere trainingen, als bedoeld in lid 1, sub a van dit artikel, kan worden volstaan met een eenmalige melding van een vaste trainingsdag, minimaal 2 werkdagen voorafgaand aan de eerste reguliere training.
3.1 Alle eisers stellen zich op het standpunt dat de schietboom op onvoldoende afstand van de woningen wordt geplaatst met als gevolg een onaanvaardbare hinder door geluidoverlast. Verweerder heeft zich bij de belangenafweging niet kunnen baseren op een akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd door Bureau Geluid. Hiervoor verwijzen eisers sub 2 naar een contra-expertise van LBP/Sight BV en naar de richtafstanden in de Brochure bedrijven en milieuzonering. Verder voeren eisers aan dat de aanvullende voorwaarden onvoldoende waarborgen bieden.
3.2 Volgens verweerder is geen sprake van hinder. Verweerder baseert zich hierbij op het onderzoek van Bureau Geluid en is van mening dat dit rapport een goed beeld geeft van de akoestische situatie. Ook al wordt in het rapport geconcludeerd dat een overschrijding plaatsvindt van de toetsingswaarde van de Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten van Gedeputeerde Staten van Limburg (verder: de Handreiking), door het stellen van voorwaarden in het bestreden besluit is volgens verweerder geen sprake van hinder. Vergunninghoudster heeft zich bij dit standpunt aangesloten.
3.3 Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan, omdat ingevolge artikel 6.2.1 van de planvoorschriften op gronden met de bestemming “agrarisch met waarden” niet mag worden gebouwd. Op grond van artikel 6.4.3 van de planvoorschriften kan verweerder in afwijking van het bouwverbod een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van een schietboom, al dan niet met kogelvanger mits:
* de schietboom past binnen het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse;
* de schietboom en/of de activiteiten, die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
* de schietboom en/of de activiteiten die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
* de activiteiten die gepaard gaan met het gebruik van de schietboom, niet leiden tot onevenredige verkeersoverlast en parkeeroverlast;
* andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad,
met dien verstande dat de hoogte van de schietboom ten hoogste 20 meter mag bedragen.
3.4 De rechtbank stelt voorop dat verweerder slechts kan afwijken van het bestemmingsplan indien aan alle, in artikel 6.4.3 van de planvoorschriften, genoemde voorwaarden is voldaan. Hiertoe dient verweerder vast te stellen of (het gebruik van) de schietboom hinder zal veroorzaken voor de omliggende woningen. Omdat in verweerders gemeente geen verordening is vastgesteld als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid onder g, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm), bieden de geluidniveaus in artikel 2.17 van het Abm geen toetsingskader om vast te stellen of al dan niet sprake is van hinder.
3.5 Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk gemaakt op basis van welke criteria hij heeft vastgesteld dat het gebruik van de schietboom geen hinder veroorzaakt. Weliswaar heeft verweerder de Handreiking bij de beoordeling betrokken, maar verweerder is tevens van mening dat bij overschrijding van de toetsingswaarde uit de Handreiking niet per se sprake hoeft te zijn van hinder. Dit acht de rechtbank tegenstrijdig. Evenmin valt in te zien hoe het opnemen van aanvullende voorwaarden het standpunt rechtvaardigt dat van hinder geen sprake is. In de Handreiking is de toetsingswaarde gekoppeld aan het omgevingsgeluid en een maximaal aantal schoten per uur. Verweerder heeft echter niet inzichtelijk gemaakt hoe limitering van het aantal keren schieten per week of jaar, overschrijding van deze toetsingswaarde rechtvaardigt. Het bestreden besluit is aldus onvoldoende gemotiveerd. Het had op de weg van verweerder gelegen om een reproduceerbaar, verifieerbaar en toetsbaar kader te hanteren om de aan- of afwezigheid van geluidhinder vast te stellen. Dat heeft verweerder niet gedaan. Verweerders argument dat de Handreiking slechts een richtlijn is waarvan mag worden afgeweken, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Dit ontslaat verweerder immers niet van de hierboven genoemde motiveringsverplichting.
3.6 Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet heeft kunnen baseren op het rapport van het Bureau Geluid om de volgende redenen.
In het rapport van Bureau Geluid wordt uitgegaan van het omgevingstype woonwijk/verkeer omdat voor de woningen van eisers een drukke weg is gelegen. Eisers voeren echter terecht aan dat de omgeving aan de achterkant van de woningen (waar de projectlocatie is gelegen) niet past bij het omgevingstype woonwijk/verkeer en dat het geluid van de weg aan de achterzijde van de woningen minder hoorbaar is. Het had op de weg van verweerder gelegen om beter te onderbouwen welk omgevingstype van toepassing is.
Daarnaast kan uit het rapport van Bureau Geluid niet worden opgemaakt op welke wijze de geluidmeting van de schietboom in Voerendaal is geëxtrapoleerd naar de situatie in Mheer. Zo is onduidelijk of de omgeving in Voerendaal gelijk is aan de situatie bij eisers. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder het rapport van de geluidmeting in Voerendaal niet heeft overgelegd. Evenmin is duidelijk of is gedifferentieerd naar schietrichting. Dit geschiedt namelijk wel in de Handreiking bij het bepalen van de geluidvermogens voor normale en gemodificeerde buksen.
Tot slot wijken de door Bureau Geluid gemeten waarden voor de, in Voerendaal gehanteerde, buks fors af van de geluidvermogens voor diverse typen buksen en kogelvangers in de Handreiking en wordt hier evenmin een verklaring voor gegeven. De enkele opmerking dat extrapolatie heeft plaatsgevonden conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, is onvoldoende, te meer omdat de gegevens in de Handreiking over de geluidvermogens voor normale en gemodificeerde buksen zijn gebaseerd op uitgebreide onderzoeken.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de schietboom wordt geplaatst op een afstand die afwijkt van de richtafstand van 300 meter die in de Brochure bedrijven en milieuzonering is opgenomen voor geluidoverlast. Het had op de weg gelegen van verweerder om deze afwijking te motiveren. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder niet kunnen volstaan met een verwijzing naar het rapport van het Bureau Geluid. Dit rapport is onvoldoende inzichtelijk. Dat eisers verwijzen naar een rapport van LBP Sight ten behoeve waarvan evenmin een meting is uitgevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het is in de eerste plaats aan verweerder het bestreden besluit te baseren op een zorgvuldig en inzichtelijk onderzoek.
3.7 Gelet op het bovenstaande is verweerders conclusie dat geen sprake is van hinder onvoldoende onderbouwd en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Deze beroepsgrond slaagt.
4.1 Eisers stellen verder dat in het bestreden besluit een duidelijke weergave ontbreekt van de situatie ter plaatse, waardoor niet inzichtelijk is welke invloed het nabij gelegen stiltegebied Droogdaal tussen Mheer en Terhorst heeft gehad op de besluitvorming. Het effect op dit stiltegebied is onduidelijk.
4.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het stiltegebied op 500 meter afstand ligt en dat uit het onderzoek van Bureau Geluid blijkt dat de toegestane geluidsniveaus niet worden overschreden.
4.3 Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.6 is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet heeft kunnen baseren op het onderzoek van Bureau Geluid. De enkele omstandigheid dat het stiltegebied op enige afstand ligt van de schietboom, wat hier verder ook van zij, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat het stiltegebied niet onevenredig wordt geschaad. Deze beroepsgrond slaagt.
5.1 Eisers zijn van mening dat verweerder in het kader van de belangenafweging had moeten zoeken naar een aanvaardbare alternatieve locatie. Hierbij hebben zij enkele locaties genoemd.
5.2 Verweerder is van mening dat hij gehouden is de aanvraag te beoordelen zoals deze is ingediend. In het verleden is een aantal alternatieve locaties door de schutterij bekeken, maar deze locaties voldeden niet.
5.3 Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: ABRvS) eerder heeft overwogen, zie de uitspraak van 27 december 2012, LJN: BY7324, dient verweerder te besluiten over het bouwplan, zoals dat is ingediend. Indien het op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
5.4 Gelet op rechtsoverwegingen 3.1 t/m 3.7 heeft verweerder niet kunnen vaststellen dat de vergunde locatie van de schietboom op zichzelf aanvaardbaar is. Verweerder heeft reeds hierom de door eisers voorgedragen alternatieven niet onbesproken kunnen laten. Daarom slaagt deze beroepsgrond.
6.1 Eisers zijn van mening dat de plaatsing van de schietboom niet past in het landschappelijke beeld. Een advies van een stedenbouwkundige en een landschapsdeskundige ontbreekt. Het uitzicht van eisers wordt volgens hen op onevenredige wijze aangetast.
6.2 Volgens verweerder is de schietboom, conform het gemeentelijk beleid, geplaatst bij de reeds bestaande sportfaciliteiten en tast de schietboom de groene omgeving weliswaar in beperkte mate aan maar is van een aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap geen sprake.
6.3 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap en dat de schietboom, gelet op de afschermende werking van de woningen aan [adres B] en de hoge bouwwerken ten behoeve van de bestaande sportfaciliteiten, past in het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld ter plaatse. Eisers hebben verweerders motivering onvoldoende weerlegd. Het inwinnen van een advies van een onafhankelijk landschapsdeskundige is daarom niet noodzakelijk. Weliswaar wordt het uitzicht van een aantal eisers aangetast, verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven zien de vergunning te weigeren. Verweerder heeft de aanwezigheid van een zendmast voor mobiele telefonie hierbij kunnen betrekken. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eisers geen recht op vrij uitzicht hebben. Deze beroepsgronden falen.
7.1 Eisers sub 2 stellen vervolgens dat niet wordt voldaan aan de richtafstand voor veiligheid in de Brochure Bedrijven en milieuzonering.
7.2 Verweerder stelt dat met de kogelvanger een afdoende veiligheidsvoorziening is getroffen waardoor een afstand van 25 meter kan worden aangehouden. Dit is in overeenstemming met de Handreiking.
7.3 De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de verwijzing naar de Handreiking voldoende heeft gemotiveerd waarom wordt afgeweken van de Brochure bedrijven en milieuzonering. De projectlocatie is niet in strijd met de Handreiking. Overigens worden in artikel 3.146 van het Abm in samenhang met artikel 3.114 van de Activiteitenregeling milieubeheer voorschriften gesteld met betrekking tot de veiligheid van de schutterijlocatie. Deze beroepsgrond faalt.
8.1 Eisers sub 2 stellen verder dat eventuele verstoring van fauna als gevolg van de schietactiviteiten en de aanwezigheid van de tegenover de schietpaal gelegen dassenburcht niet in de belangenafweging is betrokken.
8.2 Verweerder stelt in het bestreden besluit dat het bestemmingsplan al voorziet in het gebruik van de schietboom en dat een eventuele verstoring van de fauna niet meer aan de orde kan komen. In het verweerschrift voegt verweerder hieraan toe dat de schietboom geen effect heeft op de das omdat die gedurende de nachtperiode foerageert en in ieder geval na zonsondergang, terwijl na zonsondergang op grond van de gestelde voorwaarden niet mag worden geschoten.
8.3 Naar het oordeel van de rechtbank dient verstoring van de aanwezige fauna wel te worden meegenomen bij het besluit omtrent afwijking van het bestemmingsplan op grond van artikel 6.4.3 van de planvoorschriften. Dat het bestemmingplan rechtstreeks in het gebruik van de schietboom voorziet, leidt niet tot een ander oordeel omdat het bestemmingsplan immers niet rechtstreeks voorziet in de bouw van de schietboom. In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank is echter van oordeel dat eisers sub 2 onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de voorwaarde dat niet na zonsondergang mag worden geschoten, onvoldoende waarborg biedt om de gestelde verstoring van de fauna te voorkomen. Daarom heeft verweerder in de aanwezige dassenburcht geen aanleiding hoeven zien de vergunning te weigeren.
9.1 Eisers sub 2 hebben tot slot gesteld dat vergunninghoudster inmiddels een aantal andere zaken heeft aangebracht en niet heeft onderzocht of de schietboom is geplaatst op de vergunde locatie.
9.2 De rechtbank is van oordeel dat deze aspecten, wat hier ook van zij, niet kunnen leiden tot het oordeel dat de vergunning onrechtmatig is. Eisers kunnen, indien activiteiten zijn verricht in afwijking van de verleende vergunning of zonder omgevingsvergunning, een handhavingsverzoek indienen. Deze beroepsgrond faalt.
10.1 Zoals hiervoor is overwogen onder rechtsoverwegingen 3, 4 en 5 is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven om, indien de rechtbank een tussenuitspraak doet, van de gelegenheid gebruik te willen maken het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
10.2 De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de Handreiking een reproduceerbaar, verifieerbaar en toetsbaar kader om vast te stellen of het gebruik van de schietboom (geluid)hinder veroorzaakt op de woningen van eisers of op het stiltegebied. De Handreiking is gebaseerd op een aantal onderzoeken en is bedoeld om gemeenten een eenduidig beoordelingskader te bieden ten behoeve van vergunningverlening ingevolge de Wet milieubeheer. Dat betekent dat indien niet aan de toetsingswaarde in de Handreiking wordt voldaan sprake is van hinder. Verder is de rechtbank van oordeel dat zodanige twijfel bestaat over de omgevingstypologie dat een meting conform de in de Handreiking genoemde methode dient te geschieden met betrekking tot de directe omgeving van de woningen van eisers. De rechtbank is verder van oordeel dat het stiltegebied kan worden getypeerd als landelijk gebied en dat het daaraan verbonden geluidniveau van toepassing is. Voor een verdergaande bescherming van het stiltegebied ziet de rechtbank geen aanleiding.
10.3 De rechtbank geeft de volgende aanwijzingen voor het herstel van het bestreden besluit. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de schietboom inmiddels is geplaatst en dat het mogelijk is ter plaatse geluidmetingen te verrichten:
- Verweerder dient het omgevingsgeluid met betrekking tot de directe omgeving van de woningen van eisers vast te stellen op de wijze als beschreven in de handreiking ‘Vastleggen bestaande situatiegeluid (nulsituatie)’ van de Regiegroep Geluid Limburg (www.geluidlimburg.nl).
- Vervolgens moet verweerder het schietgeluid (Lknal) vaststellen conform de in de Handreiking voorgeschreven methode.
- Indien en voor zover sprake is van een overschrijding van de toetsingswaarde van de Handreiking voor nieuwe inrichtingen, zal verweerder moeten onderzoeken of door aanvullende geluidbeperkende maatregelen die worden opgesomd in de Handreiking (de situering van het terrein, de oriëntatie van het terrein, de toepassing van geluidgedempte voorzieningen of toepassing van maatregelen in de overdracht) aan de toetsingswaarde kan worden voldaan en zo ja, deze maatregelen als voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden in een nieuw besluit op bezwaar.
- Indien en voor zover sprake is van een overschrijding van de toetsingswaarde van de Handreiking en deze overschrijding door aanvullende voorwaarden niet wordt weggenomen, zal verweerder dienen te motiveren of dit aanleiding is om de omgevingsvergunning te herroepen dan wel alsnog te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid onder a sub 3, van de Wabo.
10.4 De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op
8 weken na verzending van deze tussenuitspraak. Indien weersomstandigheden geluidmetingen niet toelaten, kan gemotiveerd om verlenging van deze termijn worden verzocht. Indien en voor zover bij de voorbereiding van het nieuwe besluit afdeling 3.4 van de Awb moet worden gevolgd, bepaalt de rechtbank dat de voorbereiding van dit nieuwe besluit niet overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden. De rechtbank wijst er op dat in alle gevallen het nieuwe besluit op de voorgeschreven wijze bekend moet worden gemaakt.
10.5 Als verweerder géén gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet hij dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk meedelen aan de rechtbank. Zodra verweerder gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid, zal de rechtbank eisers en vergunninghoudster in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beide gevallen en in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10.6 De rechtbank overweegt dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak. Zij zal het in beginsel in strijd met de goede procesorde achten als nieuwe geschilpunten worden ingebracht.
10.7 De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen 8 weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;
- bepaalt dat de voorbereiding van het nieuwe besluit, indien en voor zover van toepassing, niet hoeft te geschieden overeenkomstig de eisen bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J.D. Streefkerk en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. M.P.C. Moers-Anssems, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.