ECLI:NL:RBOBR:2016:243

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
01/879976-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op slachtoffer in Sint-Oedenrode met voorbedachten rade

Op 25 januari 2016 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 juli 2015 in Sint-Oedenrode het slachtoffer [slachtoffer 1] met voorbedachten rade heeft doodgeschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na een gesprek met het slachtoffer over een geldschuld, een vuurwapen heeft opgegraven en op het slachtoffer heeft gewacht. Toen het slachtoffer arriveerde, schoot de verdachte meerdere keren door het openstaande raam van de auto. De rechtbank achtte de moord bewezen, ondanks de verdediging van de verdachte die stelde dat hij handelde uit noodweer. De rechtbank verwierp deze verweren en legde een gevangenisstraf van 15 jaar op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder kosten voor lijkbezorging en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/879976-15
Datum uitspraak: 25 januari 2016
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd in P.I. Limburg Zuid, locatie “De Geerhorst”, te Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 oktober 2015 en 11 januari 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 september 2015. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juli 2015 te Sint-Oedenrode opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) op/in (de richting van) die [slachtoffer 1] af te vuren ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juli 2015 te Sint-Oedenrode opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet met een vuurwapen meerdere, althans een kogel(s) op/in (de richting van) die [slachtoffer 1] af te vuren ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.

Inleiding.
Op 7 juli 2015 heeft verdachte op het woonwagenkamp te Sint-Oedenrode [slachtoffer 1] dood geschoten. Verdachte heeft dit bekend. De officier van justitie kwalificeert het handelen van verdachte als moord. De verdediging stelt dat er geen sprake was van voorbedachten rade en dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, noodweerexces dan wel putatief noodweer.

De bewijsmiddelen.
Op 7 juli 2015 omstreeks 19.55 uur loopt [verbalisant 1] over de verbindingsweg van de [adres 2] naar de [adres 1] te Sint-Oedenrode. Aan de [adres 1] is een woonwagenkamp gevestigd. Daar hoort hij vanaf het woonwagenkamp een pistoolschot, direct gevolgd door nog drie of vier schoten. Verbalisant stelt de politie direct van dit voorval in kennis door 112 te bellen. Binnen een minuut hoort hij nog twee of drie schoten. [2]
Op 7 juli 2015 omstreeks 19.54 uur horen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dat er een schietpartij op de [adres 2] te Sint-Oedenrode heeft plaatsgevonden. Zij gaan ter plaatse en nemen een zodanige positie in, dat zij zicht hebben op het [adres 3] , het [adres 4] (fietspad) en het groenperceel hier tussenin. Vrijwel direct hierna zien zij een groep mensen in hun richting lopen. Voor de groep zien zij een man met een roze shirt lopen. Deze man blijkt later verdachte [verdachte] (hierna: verdachte of [alias verdachte] ) te zijn. [3]
[verbalisant 3] ziet meteen dat verdachte een handvuurwapen in de hand heeft. Als verdachte wordt aangeroepen het wapen te laten vallen, geeft hij daar gevolg aan. Daarop is verdachte aangehouden. Hierna stel [verbalisant 2] het wapen veilig. [4]
Op 7 juli 2015 omstreeks 20.20 uur zijn verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] belast met de melding van de schietpartij aan de [adres 1] te Sint-Oedenrode. Als zij het woonwagenkamp op lopen, zien zij ter hoogte van de laatste woonwagen een [automerk] staan. [5] [verbalisant 3] bekijkt de [automerk] . Hij ziet dat aan de bestuurderszijde een man zit die bebloede handen en een bebloed hoofd heeft en dat deze man geen teken van leven toont. Hij ziet dat het raam aan de bestuurderszijde open is en dat het raam aan de bijrijderskant gesloten is. Aan de linkerzijde van de [automerk] , ter hoogte van het portier, ziet hij een drietal hulzen liggen. Later ziet hij ook aan de rechterbinnenzijde van het voertuig, tussen de voorruit en het portier, voor een raampje een huls liggen. [6]
Op 7 juli 2015 omstreeks 21.30 uur stellen verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] een sporenonderzoek in. In de bestuurdersstoel van de [automerk] treffen zij het stoffelijk overschot van een man aan. Zij zien dat hij een autogordel draagt. [7] Uit het forensisch onderzoek is aannemelijk geworden dat er minimaal acht keer op het slachtoffer is gevuurd. [8]
Op 10 juli 2015 is het stoffelijk overschot aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] getoond (hierna: [alias benadeelde 1] of [alias benadeelde 2] ). Zij herkennen het lichaam van het slachtoffer als [slachtoffer 1] , respectievelijk haar zoon en zijn broer. De volledige naam van het slachtoffer is [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] . [9]
Op 8 juli 2015 is het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] naar het Maastricht UMC+ gebracht voor het maken van een CT-scan. [10] Uit deze scan blijkt dat er meerdere penetrerende letsels aanwezig zijn met uitgebreide letsels van het aangezicht, de schedel en de hersenen. Er zijn penetrerende letsels van de hals, beide schouders en van het abdomen. In totaal zijn er tien trajecten te onderscheiden. De dood van het slachtoffer kan verklaard worden op grond van het schedel-hersenletsel alleen. De letsels van de hals en het abdomen kunnen een bijdrage hebben geleverd aan het overlijden van het slachtoffer. [11]
Bij de lijkschouw op 8 juli 2015 is vastgesteld dat het slachtoffer rondvormige huidperforaties had in de linker bovenarm, bij het linker sleutelbeen, twee ter hoogte van de bovenste rib, onder de linker tepel ter hoogte van de onderste rib, in de haargrens boven het linkeroog, achter het linkeroor, bij het linkeroor, achter het rechteroor, boven het rechteroor, naast de rechter wenkbrauw en in de hals. [12] Op 9 juli 2015 is het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] voor sectie naar het NFI gebracht. [13] De conclusie van het NFI is dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van meermalen bij leven opgelopen schotverwondingen. [14]
Ter terechtzitting van 11 januari 2016 verklaart verdachte dat hij op 7 juli 2015 op het woonwagenkamp in Sint-Oedenrode een gesprek met [slachtoffer 1] heeft gehad over een schuld die verdachte aan hem had. Na dat gesprek rijdt [slachtoffer 1] naar de woonwagen van zijn broer, de getuige [alias benadeelde 2] [slachtoffer 1] . Verdachte verkeert in de veronderstelling dat [slachtoffer 1] bij hem terug zal komen. Verdachte graaft een wapen en een daarbij behorend magazijn met patronen op. Het met patronen gevulde magazijn plaatst verdachte in het wapen en hij steekt het wapen in de achterzak van zijn broek. De losse patronen doet hij in zijn broekzak. Verdachte verklaart desgevraaagd dat hij ervan uitging dat het wapen zou werken.
Hierna loopt verdachte naar de poort van zijn perceel en daar wacht hij of [slachtoffer 1] weer langs zal komen. Na enige tijd ziet hij dat [slachtoffer 1] in zijn [automerk] aan komt rijden. Voor de woonwagen van verdachte stopt [slachtoffer 1] zijn auto. Verdachte loopt om de auto heen en komt uit aan de bestuurderskant van de auto. Verdachte ziet dat het raam aan die zijde omlaag is gedraaid. Als [slachtoffer 1] met zijn rechter handeen beweging maakt in de richting van het handschoenenvak/dashboard, trekt verdachte zijn wapen, waarna hij het doorlaadt , op [slachtoffer 1] schiet en blijft doorschieten. Daarna is verdachte in paniek geraakt en weggelopen. Kort daarna wordt hij door de politie aangehouden. [15]
De verklaring van verdachte dat hij zich na het gesprek met [slachtoffer 1] enige tijd voor zijn woonwagen heeft opgehouden, wordt bevestigd door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [16] [getuige 2] [17] en [getuige 3] . [18]
[alias benadeelde 2] [slachtoffer 1] is getuige van de schietpartij geweest en verklaart daarover als volgt. Op 7 juli 2015 is hij op bezoek bij zijn vriendin [getuige 5] aan de [adres 1] in Sint-Oedenrode. Rond 20.00 uur komt zijn broer, het slachtoffer [slachtoffer 1] , daar op bezoek. [slachtoffer 1] zegt dan dat hij even naar [alias verdachte] [verdachte] moet. [alias verdachte] heeft een vak op [adres 1] 2 te Sint-Oedenrode. [slachtoffer 1] moest [alias verdachte] spreken over een geldkwestie. Dat gesprek vindt op 7 juli 2015 plaats op de openbare weg voor de woonwagen van [alias verdachte] . Als [slachtoffer 1] bij [alias benadeelde 2] terug komt, zegt [slachtoffer 1] dat hij een maandelijkse betalingsregeling met [alias verdachte] heeft getroffen. [19]
Als [slachtoffer 1] weer bij [alias benadeelde 2] weggaat, lopen zij samen naar de auto van [slachtoffer 1] , een [automerk] . [slachtoffer 1] stapt in, het raam aan de bestuurderszijde is naar beneden gedraaid. De neus van de [automerk] staat in de richting van de woonwagen van [alias verdachte] . [slachtoffer 1] is aan de kant waar de woning van [getuige 5] staat de straat in komen rijden en hij kan er dan aan de andere kant weer uit rijden. Daarvoor moet hij in de richting van de woonwagen van [alias verdachte] rijden. Als [slachtoffer 1] wegrijdt, kijkt [alias benadeelde 2] hem na tot [slachtoffer 1] uit de straat is verdwenen. Dat doet hij altijd. [alias benadeelde 2] ziet [slachtoffer 1] wegrijden. Als [slachtoffer 1] bijna voor de woonwagen van [alias verdachte] staat, ziet [alias benadeelde 2] dat [alias verdachte] van zijn plaats komt lopen met een tasje of iets dergelijks in de hand. [alias benadeelde 2] denkt dan nog dat [alias verdachte] misschien wat geld aan [slachtoffer 1] wil geven. [alias benadeelde 2] hoort [alias verdachte] nog roepen “ [slachtoffer 1] wacht effe“. [20]
[alias benadeelde 2] ziet dat [slachtoffer 1] voor de woonwagen van [alias verdachte] stopt en dat [alias verdachte] achter de auto van [slachtoffer 1] om naar de bestuurderskant loopt. [alias benadeelde 2] ziet dat [alias verdachte] een pistool pakt. [alias benadeelde 2] ziet dat [alias verdachte] doorloopt naar de bestuurderskant en dat [alias verdachte] door het geopende portierraam op [slachtoffer 1] schiet, die achter het stuur zit. [alias benadeelde 2] staat dan ongeveer 40 meter van de situatie vandaan. [alias benadeelde 2] hoort een aantal luide knallen Hij weet bijna zeker dat dit er zes waren. Meteen hierna is [alias benadeelde 2] hard in de richting van [slachtoffer 1] gerend. Hij ziet dan dat [alias verdachte] voor langs de auto loopt, dat [alias verdachte] het magazijn uit zijn wapen haalt en dit bijvult. Als [alias verdachte] aan de passagierskant staat ziet [alias benadeelde 2] dat [alias verdachte] het wapen herlaadt. Als [alias benadeelde 2] ongeveer 20 meter van de situatie af is, ziet hij dat [alias verdachte] het wapen op hem richt en met het wapen in de hand op hem toeloopt. Zij lopen dan op elkaar af. [alias benadeelde 2] rent dan weg omdat hij bang is de volgende te zijn die wordt neergeschoten. [21]
Als [alias benadeelde 2] via een omweg weer bij zijn woonwagen komt, ziet hij [alias verdachte] niet meer. Wel ziet hij dat zijn dochter, [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ), bij de auto van het slachtoffer staat te huilen. Als [alias benadeelde 2] naar haar toeloopt en in de auto kijkt, ziet hij bloedspatten en een schotwond in de nek van [slachtoffer 1] . Hierna heeft [alias benadeelde 2] het woonwagenkamp verlaten, op zoek naar hulp voor [slachtoffer 1] . [22]
Ook [getuige 4] is getuige van de schietpartij geweest. Zij verklaart dat zij op 7 juli 2015 op de trap van de woonwagen van haar ouders zat toen zij de poort bij verdachte, open hoorde gaan. Deze woonwagens staan heel dicht bij elkaar. Direct nadat zij de poort open hoort gaan, hoort zij vier of vijf doffe knallen. Daarna rent zij naar buiten, haar poort uit. [23]
Als [getuige 4] uit de poort komt, ziet zij de auto van [slachtoffer 1] , [automerk] , ter hoogte van de woonwagen van [alias verdachte] staan. Zij ziet dat [alias verdachte] een pistool op [slachtoffer 1] richt. [slachtoffer 1] zit dan in zijn auto. Zij ziet dat [alias benadeelde 2] in de richting van [alias verdachte] loopt. [getuige 4] loopt naar de auto en ziet dat de ruit aan de bestuurderszijde van de auto omlaag is gedraaid. Zij ziet dat [slachtoffer 1] op de bestuurdersstoel ligt, waarbij zijn hoofd rechts naast de stoel hangt. Zij ziet dat het lichaam van [slachtoffer 1] bebloed en bezweet is. Zij legt haar hand op zijn buik om te voelen of hij nog ademt. Of dit zo is, kan zij niet vaststellen. [24]
Hierna gaat [getuige 4] terug in de richting van haar woonwagen. Als zij ziet dat [alias verdachte] terug komt, blijft zij buiten staan. Zij ziet dat [alias verdachte] in de richting van de auto van [slachtoffer 1] loopt en zij ziet en hoort dat [alias verdachte] nog drie of vier keer op [slachtoffer 1] schiet. Zij neemt dan al aan dat [alias verdachte] op het hoofd van [slachtoffer 1] schiet, gelet op de hoogte waarop [alias verdachte] het pistool houdt. Zij ziet dat [alias verdachte] meteen daarna wegloopt. [getuige 4] keert dan terug naar [slachtoffer 1] en ziet dat hij inderdaad door het hoofd is geschoten, dat het gezicht van [slachtoffer 1] vol bloed zit en dat deeltjes van het gezicht van [slachtoffer 1] op de stoel in de auto zitten. Daarna is zij naar haar woonwagen gerend. [25]
[getuige 5] (hierna: [getuige 5] ), zus van verdachte, vriendin van [alias benadeelde 2] [slachtoffer 1] en moeder van [getuige 4] , verklaart dat [slachtoffer 1] op 7 juli 2015 bij haar op bezoek was geweest. Omstreeks 20.00 uur verlaat [slachtoffer 1] haar plaats. Samen met haar vriend kijkt [getuige 5] haar broer na. Als [slachtoffer 1] bij haar woonwagen wegrijdt, loopt zij de trap van haar woonwagen op. Op dat moment hoort zij knallen en zij hoort [alias benadeelde 2] tegen haar roepen “hij schiet op mijn broer”. [getuige 5] keert zich om, gaat kijken en zij ziet [alias verdachte] aan de bijrijderszijde van [automerk] staan. Zij ziet dat [alias verdachte] met een pistool op deze auto richt en dat [alias verdachte] vervolgens naar de bestuurderszijde rent. Dan hoort zij weer schoten. Daarna ziet zij dat [alias verdachte] van [automerk] weg rent. [getuige 5] weet dat [alias verdachte] een schuld bij [slachtoffer 1] had en dat zij dat die avond hebben geregeld. [alias verdachte] zou de schuld in termijnen aan [slachtoffer 1] terugbetalen.
De verklaringen van de getuigen [alias benadeelde 2] [slachtoffer 1] , [getuige 4] en [getuige 5] dat verdachte op twee verschillende momenten op [slachtoffer 1] heeft geschoten, worden bevestigd door de verklaringen van de getuigen [getuige 6] , [26] [getuige 7] , [27] [getuige 3] , [28] [getuige 8] [29] en [getuige 9] . [30] Ook deze getuigen, die ten tijde van de schietpartij allemaal op het woonwagenkamp verbleven, verklaren dat zij op twee verschillende momenten schoten hebben gehoord.
Bewijsoverwegingen.

Inleiding
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 7 juli 2015 te Sint-Oedenrode met een pistool opzettelijk meerdere kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd, dat het slachtoffer daarbij meerdere keren is geraakt en ten gevolge daarvan is overleden. Ter beoordeling ligt voor of hierbij sprake was van ‘voorbedachten raad’, als bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Voorbedachten raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, en 1 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3426).
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten raad' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Op 7 juli 2015 vond er in en bij de woonwagen van verdachte een verjaardagsfeestje plaats van [betrokkene 1] . Verdachte en diverse getuigen hebben verklaard dat het slachtoffer op enig moment bij de plaats van de woonwagen van verdachte is verschenen en dat verdachte en slachtoffer aldaar een gesprek hebben gevoerd. Na dit gesprek is het slachtoffer naar de nabijgelegen woonwagen van [getuige 5] en [alias benadeelde 2] gegaan. Verdachte heeftverklaard dat hij na dit gesprek vrijwel meteen een pistool met munitie, dat lag begraven in het plantsoen achter zijn woonwagen, heeft opgegraven en vervolgens bij zich heeft gestoken. In het pistool zat een magazijn en verdachte wist naar eigen zeggen dat er patronen in dit magazijn zaten. Ook zaten er nog losse patronen bij.
Uit de verklaring van verdachte, die wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 10] , blijkt dat hij vervolgens bij en buiten de poort van zijn woonwagen heeft staan wachten op het slachtoffer. Uit de verklaringen van [getuige 5] , [getuige 1] en [getuige 5] volgt dat dit wachten ongeveer een uur heeft geduurd. Op dat moment verliet het slachtoffer de woonwagen van [getuige 5] en [alias benadeelde 2] en reed hij in zijn auto weg. [alias benadeelde 2] heeft verklaard dat verdachte bij het passeren van de auto heeft geroepen dat het slachtoffer even moest wachten. Nadat het slachtoffer met zijn auto was gestopt, is verdachte achter de auto van het slachtoffer langs gelopen naar de bestuurderszijde; daar heeft verdachte vervolgens meerdere keren door het openstaande raam op het slachtoffer geschoten. Daarna heeft verdachte het magazijn uit het wapen gehaald en bijgevuld, en heeft hij wederom op het slachtoffer geschoten, zo volgt uit de in samenhang gelezen verklaringen van [getuige 4] en [alias benadeelde 2] , alsmede uit de verklaringen van [getuige 8] , [getuige 9] , [getuige 2] en [getuige 7] , die allen twee series van schoten hebben gehoord. Dat verdachte het magazijn heeft bijgevuld en vervolgens opnieuw op het slachtoffer heeft geschoten, wordt bovendien bevestigd door technisch bewijs. Op de plaats delict zijn immers tien kogelhulzen aangetroffen en in het lichaam van het slachtoffer zijn tien trajecten van kogels te onderscheiden, terwijl het gebruikte pistool maximaal ruimte aan acht kogels zou kunnen bieden indien het wapen was doorgeladen en het magazijn volledig was gevuld.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte het vooropgezette plan had het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven.
Door en namens verdachte is gesteld dat hij onder druk van de bedreigingen van het slachtoffer het wapen bij zich heeft gestoken en dat hij pas op het moment dat hij naast de auto van het slachtoffer stond, heeft besloten op het slachtoffer te schieten, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat het slachtoffer hem en/of zijn gezin wilde aanvallen of zelfs wilde doden. De stelling van verdachte dat hij door het slachtoffer zou zijn bedreigd, wordt niet ondersteund door andere verklaringen, feiten of omstandigheden. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat deze (doos)bedreigingen hebben plaatsgevonden. Evenmin is aannemelijk geworden dat het slachtoffer, terwijl hij in zijn auto zat, naar een wapen heeft gereikt. Op het lichaam van het slachtoffer, noch in diens auto is een wapen aangetroffen .
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zou hebben gehandeld. Evenmin is gebleken van contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachten raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachten raad heeft gehandeld en acht moord dan ook bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 07 juli 2015 te Sint-Oedenrode opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd door met een vuurwapen meerdere kogels op die [slachtoffer 1] af te vuren ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit en van verdachte.

De verdediging beroept zich op noodweer, noodweerexces dan wel putatief noodweer aan de zijde van verdachte. Hiertoe is het volgende aangevoerd. Verdachte had een - deels van zijn vader overgenomen - geldschuld bij het slachtoffer. Sinds verdachte begin 2014 met zijn gezin op het woonwagenkamp was komen wonen, werd hij bedreigd door het slachtoffer en diens broer [alias benadeelde 2] . Die bedreigingen werden steeds erger. Tijdens het gesprek op 7 juli 2015 heeft het slachtoffer tegen verdachte gezegd dat de geldschuld ineens en volledig moest worden terugbetaald. Het slachtoffer heeft gezegd dat hij “de boel zou opruimen” als hij het geld niet zou krijgen. Toen het slachtoffer met zijn auto wegreed bij de woonwagen van [getuige 5] en [alias benadeelde 2] en stopte bij verdachte, heeft verdachte hem € 50,- gegeven. Het slachtoffer voelde zich daardoor beledigd, zei dat hij “de boel zou opruimen” en reikte met zijn rechterhand naar het handschoenenkastje in de auto. Verdachte was er stellig van overtuigd dat het slachtoffer daar een wapen wilde pakken. Ter verdediging van zichzelf en zijn gezin heeft verdachte vervolgens op het slachtoffer geschoten.
Voor een geslaagd beroep op noodweer of noodweerexces is ingevolge artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht onder meer vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Van een dergelijke aanranding is niet gebleken. Verdachte is de enige die heeft verklaard dat het slachtoffer naar het handschoenenkastje reikte om iets te pakken. Dit wordt niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund en de rechtbank acht de verklaring van de verdachte op dit punt niet geloofwaardig. Bovendien is bij onderzoek in en om de auto van het slachtoffer geen wapen aangetroffen. Onder deze omstandigheden was een noodweersituatie niet aan de orde; het beroep op noodweer en noodweerexces dient reeds hierom te worden verworpen.
Voor een geslaagd beroep op putatief noodweer is vereist dat een objectieve waarnemer ten tijde van het handelen mocht menen dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Dit is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aan de orde. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaring van verdachte dat hij steeds ernstiger werd bedreigd door het slachtoffer en diens broer, geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft ter terechtzitting desgevraagd ook niet kunnen concretiseren waarin dit steeds erger worden van de bedreigingen gelegen was. De rechtbank acht voornoemde verklaring van verdachte dan ook niet aannemelijk. . Zoals hiervoor reeds is overwogen, acht de rechtbank evenmin aannemelijk dat het slachtoffer met zijn rechterhand naar het handschoenenkastje heeft gereikt. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat een objectieve waarnemer niet mocht menen dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Deze conclusie zou overigens niet anders zijn indien het slachtoffer wel - zoals de verdachte heeft verklaard – met zijn rechterhand naar het handschoenenkastje had gereikt; die enkele omstandigheid is immers onvoldoende om een objectieve waarnemer te doen concluderen tot een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer, het beroep op noodweerexces, alsmede het beroep op putatief noodweer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij vordert dat verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien jaar, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.

Het rapport van de psycholoog.
Op 11 december 2015 heeft GZ-psycholoog drs. M.M.F. van Casteren een rapport uitgebracht naar aanleiding van het door hem ingestelde psychologisch onderzoek naar de persoon van verdachte.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het rapport van de psycholoog een technisch en oppervlakkig rapport is, omdat de psycholoog bij het opstellen van dit rapport niet de beschikking had over het “verslag verbatim verhoor” van verdachte. Als dit wel het geval zou zijn geweest zou – aldus de raadsman – een vollediger rapport zijn verschenen met erkenning van de angst van verdachte en de mogelijke doorwerking daarvan in de mate waarin het ten laste gelegde feit aan verdachte kan worden toegerekend. De raadsman heeft vervolgens bepleit een aanvullende, psychologische rapportage te laten opmaken, waarbij hij overigens expliciet heeft aangegeven dat hij niet om aanhouding verzoekt voor het opmaken daarvan.
De rechtbank overweegt het navolgende. Voorafgaande aan het uitbrengen van het rapport heeft de psycholoog uitgebreid met verdachte gesproken. In dat gesprek heeft verdachte zijn visie op het ten laste gelegde feit gegeven. Deze visie wijkt niet of nauwelijks af van de verklaring die verdachte daarna aan de politie heeft afgelegd en zoals die in het “verslag verbatim verhoor” is weergegeven. De rechtbank ziet dan ook niet in dat de psycholoog tot andere bevindingen, conclusies of adviezen zou zijn gekomen, indien hij voorafgaande aan het uitbrengen van het rapport van de inhoud van het “verslag verbatim verhoor” kennis had genomen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zij voldoende is voorgelicht over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank acht het niet noodzakelijk de psycholoog een aanvullende rapportage te laten opmaken. Dit verzoek van de raadsman wijst de rechtbank af.

Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Strafverzwarende omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord, een delict dat algemeen wordt beschouwd als één van de ernstigste delicten die het Nederlandse strafrecht kent. Verdachte had het plan opgevat het slachtoffer van het leven te beroven. Daartoe heeft hij zijn pistool opgegraven en bij zich gestoken. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer opgewacht. Toen verdachte het slachtoffer aan zag komen rijden, heeft hij hem aangeroepen te stoppen. Nadat het slachtoffer het door hem bestuurde voertuig tot stilstand had gebracht, is verdachte naar de bestuurdersplaats van de auto gelopen, heeft hij zijn pistool gepakt en doorgeladen en vervolgens heeft hij een aantal kogels op het lichaam van het slachtoffer afgevuurd. Daarna heeft verdachte zich enkele meters verwijderd van de auto van het slachtoffer, waarna hij nieuwe kogels in het magazijn van zijn wapen heeft gedaan en zijn wapen heeft doorgeladen. Vervolgens is hij teruggelopen naar de auto van het slachtoffer, dat nog steeds met de autogordel om in zijn auto zat, waarna verdachte hem nog enkele kogels in het hoofd heeft geschoten.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte doelbewust en weloverwogen het slachtoffer met geweld van het leven heeft beroofd. In de handelwijze van verdachte ziet de rechtbank dan ook een liquidatie. .
Het kwalijke handelen van verdachte wordt nog verzwaard, omdat hij er niet voor heeft geschroomd het slachtoffer neer te schieten onder de ogen van de broer en een nichtje van het slachtoffer. Zij hebben de schietpartij zien gebeuren, maar waren niet in staat die te voorkomen. Uit de door hen ter terechtzitting voorgelezen verklaringen is gebleken hoe zwaar het is om het verlies van een dierbare, en de wijze waarop hij om het leven is gekomen, te dragen. Ook hieruit blijkt dat verdachte met niets of niemand rekening heeft gehouden en gewetenloos te werk is gegaan.
Door een delict als het onderhavige te plegen, is de rechtsorde zeer ernstig geschokt. Liquidaties als deze leiden tot maatschappelijke onrust en brengen en versterken de in de maatschappij al heersende gevoelens van angst en onveiligheid.

De strafmodaliteit
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.

Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel dat – overeenkomstig de eis van de officier van justitie – oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 jaar passend en geboden is.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .

De benadeelde partij heeft schadevergoeding verzocht gevorderd voor geleden shockschade, omdat hij getuige is geweest van het neerschieten van zijn broer. Daarnaast heeft hij immateriële schadevergoeding verzocht, omdat hij zelf met een wapen door verdachte is bedreigd. Tenslotte heeft de benadeelde partij vergoeding van reis- en telefoonkosten gevorderd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding van reis- en telefoonkosten kan worden toegewezen en dat de benadeelde partij in het restant van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in die vordering dient te worden verklaard.
Als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij toegebrachte schade acht de rechtbank de gevorderde reis- en telefoonkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015, toewijsbaar. In het restant van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren. De door de benadeelde partij gevorderde shockschade is onvoldoende onderbouwd. De gevorderde vergoeding van immateriële schade, veroorzaakt door de bedreiging van de benadeelde partij door verdachte met een pistool, is geen schade die rechtstreeks uit het bewezen verklaarde voortvloeit, omdat de bedreiging niet aan verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder zal verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [getuige 4] .
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd voor geleden shockschade, omdat zij getuige is geweest van het neerschieten van haar oom.
Evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering verklaren. Nu de vordering niet wordt toegewezen, zal de rechtbank de benadeelde partij in de kosten van verdachte veroordelen. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] .

De benadeelde partij is een zus van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Zij heeft de betaling op zich genomen van de kosten van het grafrecht van het graf van haar broer en de kosten voor het plaatsen van een gedenkteken op dat graf . Zij vordert vergoeding van deze kosten.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering toe te wijzen. De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat de benadeelde partij de gevorderde schade niet heeft geleden, maar betaling daarvan vrijwillig op zich heeft genomen.
De rechtbank overweegt hierover het navolgende. In artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat, indien het slachtoffer is overleden, zich als benadeelde partij in het strafgeding kunnen voegen de personen bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek terzake van de daar bedoelde vorderingen. Onder die kosten vallen ook de kosten van lijkbezorging. Uit de Kamerstukken blijkt vervolgens dat dit iedereen kan zijn die deze kosten heeft gedragen, ongeacht wat voor relatie deze persoon heeft gehad met het overleden slachtoffer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2016 is gebleken dat de benadeelde partij de kosten verbonden aan het grafrecht al heeft betaald en dat zij de kosten voor hetplaatsen van een gedenkteken op het graf van het slachtoffer nog zal gaan betalen. Naar het oordeel van de rechtbank vallen deze kosten onder de kosten van lijkbezorging.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is. De kosten verbonden aan het grafrecht zijn op 10 september 2015 betaald. Vanaf die datum zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over die kostenpost. Nu de kosten voor het plaatsen van een gedenkteken nog niet door de benadeelde partij zijn betaald, zal de rechtbank daarover geen wettelijke rente toewijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 27, 36f, 60a en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf: moord.Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregelen.
 Een
gevangenisstrafvoor de duur
van vijftien jaar.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Maatregel van schadevergoeding van € 100,--.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 2] van een bedrag van € 100,-- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] , van een bedrag van € 100,-- (honderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Maatregel van schadevergoeding van € 6.109,--.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde 3] van een bedrag van € 6.109,-- (zesduizend honderd negen euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te weten € 2.838,-- terzake kosten grafrecht, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2015 tot de dag der algehele voldoening, en € 3.271,-- terzake kosten gedenkteken op begraafplaats.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] , van een bedrag van € 6.109,-- (zesduizend honderd negen euro).
Het toegewezen bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te weten € 2.838,-- terzake kosten grafrecht te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2015 tot de dag der algehele voldoening en € 3.271,-- terzake kosten gedenkteken op begraafplaats.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [getuige 4] .Verklaart de benadeelde partij [getuige 4] niet ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. J. Iding en mr. J.J. Janssen, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 25 januari 2016.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, onderzoek Cugnon, OPS-dossiernummer OB1R015062-Cugnon, afgesloten op 30 september 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 567.
2.het relaas van [verbalisant 1] , pag. 57
3.het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 49
4.het relaas van verbalisant [verbalisant 2] , pag. 49 en 50
5.het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pag. 54
6.het relaas van verbalisant [verbalisant 3] , pag. 55
7.het relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , pag. 403
8.het relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] [sporenonderzoek plaats delict], pag. 403, 404 en 406
9.het relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , pag. 69
10.het relaas van verbalisant [verbalisant 11] , pag. 58
11.het rapport “radiologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” van Maastricht UMC+ van 6 oktober
12.het relaas van verbalisanten [verbalisant 9] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , pag. 405
13.het relaas van verbalisant [verbalisant 10] , pag. 62 en 63
14.het rapport “pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet natuurlijke dood” van het Nederlands Forensisch
15.de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 januari 2016 afgelegd
16.de verklaring van [getuige 1] , pag. 270
17.de verklaring van [getuige 2] , pag. 286 en 290
18.de verklaring van [getuige 3] , pag. 313
19.de verklaring van [benadeelde 2] , pag. 181
20.de verklaring van [benadeelde 2] , pag. 182
21.de verklaring van [benadeelde 2] , pag. 182
22.de verklaring van [benadeelde 2] , pag. 182 en 183
23.de verklaring van [getuige 4] , pag. 186 en 187
24.de verklaring van [getuige 4] , pag. 187
25.de verklaring van [getuige 4] , pag. 187
26.de verklaring van [getuige 6] , pag. 202
27.de verklaring van [getuige 7] , pag. 279
28.de verklaring van [getuige 3] , pag. 298
29.de verklaring van [getuige 8] , pag. 316
30.de verklaring van [getuige 9] , pag. 322