Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 10 november 2015 in de zaak tussen
Lidl Nederland GmbH, te Huizen, eiseres
Procesverloop
Overwegingen
a. wonen met daarbij behorende erven en (parkeer)voorzieningen en secundair voor:
b. detailhandel en aanverwante dienstverlening alsmede de daarbij behorende herstelling- en/of productieruimte.
Ingevolge artikel 25.1 van de planvoorschriften is het verboden de in het plan bedoelde gronden en opstallen te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 10 t/m18 opgenomen bestemmingen en met de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in artikelen 3 t/m 9, alsmede met de in artikel 18 bedoelde uitwerkingen.
Ingevolge artikel 21.1 van de planvoorschriften werken burgemeester en wethouders de bestemmingen in de artikelen 10 tot en met 20 uit met inachtneming van de volgende regels:
a. de bestemmingen en de daarbij behorende voorschriften moeten overeenstemmen met de in de artikelen 10 t/m 20 opgenomen bestemmingen en met de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in de artikelen 3 t/m 9;
b. de op de kaart aangegeven structuur en overige aanduidingen met daaruit voortvloeiende beperkingen moeten in acht worden genomen;
c. partiële uitwerking van het plan is mogelijk, mits daarbij voor zover nodig inzicht in de samenhang van het plan wordt gegeven.
Ingevolge artikel 23.1 van de planvoorschriften mag, behoudens het onder 23.2 en 23.3 bepaalde, slechts worden gebouwd overeenkomstig het plan zoals dat door burgemeester en wethouders op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor dit gebied is uitgewerkt en in werking is getreden. Ingevolge artikel 23.3.3, aanhef en onder b, van de planvoorschriften is voor gebouwen, niet zijnde aanbouwen of bijgebouwen bij woningen, bouwen vooruitlopende op de uitwerking mogelijk, mits het betreft verbouwing zonder uitbreiding van het vloeroppervlak maar met wijziging van de functie en mits niet zijnde woningen en mits geen strijdigheid bestaat met de in de artikelen 10 tot en met 18 opgenomen bestemmingen en met de beschrijving in hoofdlijnen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 9.
Eiseres heeft niet om een tegemoetkoming verzocht wegens schade geleden door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring”. Overigens heeft eiseres de locatie pas in eigendom verworven na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring” en valt reeds daarom niet in te zien waarom een vergelijking zou moeten worden gemaakt met het daarvoor geldende bestemmingsplan “Verspreide bedrijventerreinen”. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ten behoeve van het vaststellen van de planschade een vergelijking moet worden gemaakt tussen het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring” en het nieuwe bestemmingsplan “Stratum binnen de Ring 2007”. Aan het oudere bestemmingsplan “Verspreide bedrijventerreinen” komt geen betekenis toe. Het bestreden besluit is aldus gebaseerd op een onjuist advies van SAOZ en komt voor vernietiging in aanmerking.