Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 april 2014,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 november 2014,
- de akte/antwoordakte van Spant Best c.s., ingekomen op 9 december 2014,
- de akte/antwoordakte van Rabobank, ingekomen op 9 december 2014.
2.De feiten
3.De vordering
primair,
subsidiair,
meer subsidiairen
nog meer subsidiair,
- alle bedragen die Rabobank uit hoofde van de renteswap bij Spant Best c.s. heeft geïncasseerd en nog zal incasseren, welke bedragen op het moment van dagvaarden zijn te begroten op de som van: (a) het saldobedrag aan betaalde rente van € 891.817,67, (b) de negatieve marktwaarde ad € 842.212,-, en (c) de kosten van de bankgarantie (p.m.);
- de wettelijke rente ex artikelen 6:119a jo 6:120 BW over deze bedragen vanaf de data van de deelbetalingen door Spant Best c.s. (zie productie 10) tot de dag van volledige voldoening;
- de buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2c BW;
- de overige schade, nader op te maken bij staat.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Inleiding
€ 644.308,77(75%).
€ 37.380,00+ 1 april 2014
€ 294.159,-voor rekening dient te komen van Rabobank. Dit bedrag is dan ook als schadevergoeding toewijsbaar.
€ 3.186,-. Voor dit deel van de kosten is een schadevergoeding toewijsbaar.
€ 941.653,77(€644.308,77 + € 294.159,- + € 3.186,-), vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 644.308,77, ingaande vanaf de data waarop de verschillende termijnen zijn betaald (zie onder 5.38).
7.740,00(3,0 punten × tarief € 2.580,00)