ECLI:NL:RBOBR:2015:2744

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
14_3258
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie met betrekking tot de rol van Facility Manager

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Facility Manager, en de korpschef van politie. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de functie van gespecialiseerd medewerker C (schaal 9) binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef de uitgangspositie van de eiser voor de overgang naar een LFNP-functie had vastgesteld op de functie van Facility Manager, waarvoor de eiser geen rechtsmiddel had ingesteld. De rechtbank oordeelde dat de keuze van het vakgebied door de korpschef niet onjuist was en dat er geen sprake was van een onhoudbare match naar de functie binnen het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning. De rechtbank verwierp het beroep van de eiser, die aanvoerde dat de programmadirecteur HRM niet bevoegd was om het bestreden besluit te nemen. De rechtbank concludeerde dat de bevoegdheid toekwam aan de directeur HRM, die ondermandaat had verleend aan de programmadirecteur. De rechtbank oordeelde verder dat de hardheidsclausule niet van toepassing was, omdat de omstandigheden van de eiser geen onbillijkheid van overwegende aard opleverden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/3258

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 mei 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. P.J.C. Garrels, mr. F.W.J. van der Steen en R.M.M. Paulssen).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser de functie van gespecialiseerd medewerker C (schaal 9) toegekend binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) met het werkterrein Facilitair.
Bij besluit van 12 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. T.A. van Helvoort en I.G. Bakker, kantoorgenoten van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft verweerder de uitgangspositie van eiser voor de overgang naar een LFNP-functie vastgesteld op de korpsfunctiebeschrijving Facility Manager. Het betreft hier een functie in schaal 9. Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel ingesteld. Bij besluit van 6 maart 2012 heeft verweerder de uitgangspositie aangevuld met de volgende taakaccenten: Leiding onderdelen (dienstverlening), Bestellen en Beheer, Servicedesk, Telecombeheer, Projectleider, Account management FAM en Portefeuillehouder facilitaire onderwerpen. Ook tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddel ingesteld.
2. Het bestreden besluit gaat over de toekenning en overgang naar een functie uit het LFNP.
3. Eiser voert aan dat programmadirecteur HRM, R.E. Kuil, niet bevoegd is tot het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank volgt eiser hierin niet en wijst daarbij op haar uitspraak van 9 januari 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:59). Hierin heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank allereerst overwogen dat voormelde bevoegdheid toekomt aan de directeur Human Resource Management (HRM), drs. D.H. Oldenhof, nu aangelegenheden met betrekking tot de overgang naar het LFNP tot haar werkterrein behoren. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat door de directeur HRM ondermandaat is verleend aan de programmadirecteur HRM. Gelet hierop heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit op bezwaar bevoegd is genomen. De rechtbank ziet in deze zaak geen reden voor een ander oordeel.
4. In voormelde uitspraak van 9 januari 2015 heeft deze rechtbank verder geoordeeld dat de zogenoemde transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift (avv) is en dat geen sprake is van ernstig feilen op grond waarvan deze avv niet kan worden toegepast. De rechtbank verwijst hier – kortheidshalve - naar 3.2 tot en met 3.6 van die uitspraak.
5. Eiser voert aan dat verweerder een onjuist vakgebied heeft gekozen. Naar zijn mening had dit het vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen in plaats van het gekozen vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning dienen te zijn. Een plaatsing in de functie van bedrijfsvoeringspecialist B had dan volgens eiser voor de hand gelegen.
6. De rechtbank stelt voorop dat bij de keuze van het vakgebied niet eisers feitelijke werkzaamheden bepalend zijn, maar de werkzaamheden zoals die zijn beschreven in zijn korpsfunctiebeschrijving van Facility Manager. De rechtbank kent dan ook geen betekenis toe aan de door eiser ter zitting genoemde taken, die hierin niet zijn opgenomen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is van een apert onhoudbare match naar een functie binnen het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning, mede gelet op de ter zitting door verweerder gegeven toelichting, geen sprake.
8. De vakgebieden Gespecialiseerde Ondersteuning en Bedrijfsvoeringspecialismen hebben verschillende raakvlakken. In het vakgebied Bedrijfsvoeringspecialismen wordt de bedrijfsvoering en uitvoeringspraktijk echter vanuit specialisatie op beleidsmatig niveau ondersteund en door het zich proactief en reactief richten op verbeteringen in de bedrijfsvoering. In het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning is sprake van het toepassen van vastgestelde beleidsproducten volgens gestandaardiseerde methoden, technieken en bekende benaderingswijzen.
9. Op grond van voormelde functiebeschrijving stelt de rechtbank vast dat de functie van Facility Manager met name een uitvoerende functie betreft. Als doel van de functie staat (onder meer) aangegeven dat er leiding wordt gegeven binnen operationele werkprocessen op het gebied van Diensten en Middelen. Voor zover sprake is van advies gaat het hoofdzakelijk om de toepassing van beleid en worden eventuele verbetervoorstellen gedaan vanuit ervaren knelpunten in de praktijk. Nu het geen advisering vanuit specialisatie op beleidsmatig niveau betreft, maar veeleer wordt geadviseerd vanuit een uitvoerende rol, acht de rechtbank verweerders keuze voor het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning niet onbegrijpelijk. Eisers stelling omtrent zijn opleidingsniveau maakt dit niet anders, nu niet het werk- en denkniveau maar de kern en/of het doel van de functie de keuze voor het vakgebied bepaalt.
10. Eiser voert aan dat de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B qua inhoud de meest vergelijkbare functie betreft en verweerder bij de matching ten onrechte de salarisschaal bepalend heeft doen zijn.
11. Onder verwijzing naar de uitspraak van 9 januari 2015 overweegt de rechtbank dat verweerder bij de matching heeft mogen vasthouden aan het uitgangspunt van de matching op schaal. Niet betwist is dat toepassing van de transponeringstabel in dat geval leidt tot een match met de LFNP-functie Gespecialiseerd Medewerker C.
12. De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of verweerder toepassing had moeten geven aan de in artikel 5, vierde lid, van de Regeling opgenomen hardheidsclausule. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat de hardheidsclausule naar aard en bewoordingen ziet op onbillijkheden van overwegende aard in individuele gevallen en op bijzondere situaties die de regelgever bij het tot stand brengen van de regeling niet heeft voorzien. Eiser voert aan dat de matching met de LFNP-functie Gespecialiseerd Medewerker C betekent dat hij ver verwijderd dreigt te raken van de inhoud van zijn werk, waardoor een onbillijke situatie ontstaat. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt deze omstandigheid geen toepassing van de hardheidsclausule. Het is inherent aan de bewust gekozen wijze waarop is gematcht, dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.S. Klerk, voorzitter, en mr. E.J.J.M. Weyers en
mr. I.S. Peskens, leden, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Laro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.